|38|
Na een aantal pastorale gesprekken over de incestervaring komt de pastorant met het volgende: ‘Dominee, ik wil de dader bij de politie gaan aangeven, maar ik zie ook wel erg op tegen alles wat dat met zich meebrengt.’ Afgesproken wordt dat zowel de pastor als de pastorant de eerstvolgende keer op dit thema zal doorgaan.
Rechtspraak is:
Deze definitie van rechtspraak doet vermoeden dat het in de rechtspraak altijd om rechtsgeschillen gaat. Dat is niet zo. De hulp van de rechter wordt ook vaak ingeroepen omdat de rechtsregel dat zo bepaalt. De rechter moet bijvoorbeeld een adoptie uitspreken. Er is dan geen sprake van een rechtsgeschil. De wet zelf heeft in dat geval de rechter de opdracht gegeven een uitspraak te doen. In dit verband wordt ook wel gesproken over ‘extrajudiciële werkzaamheden’.9
8 Rechtssubject: een drager van rechten en
plichten.
9 Th.G.M. Simons, De rechterlijke organisatie in
Nederland, Deventer: Tjeenk Willink 1996.
|39|
De rechtsregels zijn gerubriceerd naar rechtsgebied.10
De rechtsrelatie die in de rechtsregel geregeld wordt, bepaalt
tot welk rechtsgebied de rechtsregel behoort. Het rechtssubject
dat op grond van deze rechtsregel op vervulling van zijn recht
staat, kan in conflict met de tegenpartij komen, die dit
bijvoorbeeld weerspreekt. Ten behoeve van de rechtshandhaving van
de rechtsregel uit dat bepaalde rechtsgebied is aan dat
rechtsgebied een ‘eigen rechtspraak’ verbonden.
Bij privaatrechtelijke conflicten kan de hulp van de civiele
rechter worden ingeroepen. Bij strafrechtelijke conflicten wordt
de strafrechter gevraagd recht te spreken en bij
bestuursrechtelijke conflicten de bestuursrechter. Er zijn dus
sowieso al drie ‘soorten’ rechtspraak te onderscheiden.
Civiele rechtspraak
De civiele rechtspraak is er ter beslechting van privaatrechtelijke conflicten. Daarnaast is civiele rechtspraak geboden als de wet een uitspraak van de rechter verplicht stelt om een bepaald rechtsgevolg te doen ontstaan (denk weer aan de uitspraak van een adoptie).
Strafrechtspraak
De strafrechtspraak is ter vaststelling of door de verdachte een strafbaar feit gepleegd is en ter bepaling van de daarbij behorende straf. Het strafrechtelijk conflict speelt zich eigenlijk af tussen de verdachte en de samenleving. De samenleving ziet zich in het optreden van het OM vertegenwoordigd.
Bestuursrechtspraak
De bestuursrechtspraak is ter beslechting van een geschil tussen het rechtssubject en een bestuursorgaan. Het rechtssubject is het bijvoorbeeld oneens met het feit dat hij van de gemeente op zijn vraag daarom, geen recht op een bijstandsuitkering heeft gekregen. Het gaat om een beslissing die alleen door het bestuur afgegeven kan worden. Een ander voorbeeld betreft de kerkelijke jeugdsoos die het oneens is met de gemeente over het
10 Zie 2.6.
|40|
feit dat er afwijzend op een subsidieaanvraag gereageerd is. De jeugdsoos gaat daarover eerst klagen bij de gemeente (geen rechtspraak) en kan later een beroep op de bestuursrechter doen.
De Nederlandse rechtspraak:
De onafhankelijkheid van de rechters wordt gewaarborgd door het feit dat zij voor het leven benoemd worden. De benoeming gebeurt door de Kroon bij koninklijk besluit. Rechter kunnen alleen in de gevallen bij wet bepaald door de Hoge Raad worden geschorst of ontslagen. Wel kunnen de rechters op eigen verzoek en wegen het bereiken van een bepaalde leeftijd (70 jaar) door de regering worden ontslagen. De rechtspositie van de rechter wordt bij wet vastgesteld.11
Rechtspraak is nodig ter handhaving van de rechtsregels. De rechtspraak is door de Grondwet (Gw) voor het grootste deel opgedragen aan de rechterlijke macht.12 Niet alle rechtspraak moet door de rechterlijke macht verricht worden. De wet kan bijvoorbeeld in bestuursrechtelijke conflicten de rechtspraak opdragen aan instantie die niet tot de rechterlijke macht
11 De Grondwet (Gw) wijdt een heel hoofdstuk
aan de rechtspraak (art. 112-122 Gw). Zie ook Wet rechtspositie
rechterlijke ambtenaren (Wrra).
12 Art. 112 Gw.
|41|
behoren. Concreet betreft dit bijvoorbeeld de Centrale Raad van
Beroep (CRvB)13 en het College van Beroep
studiefinanciering.14
De Grondwet bepaalt dat de wet de gerechten die tot de
rechterlijke macht behoren, aanwijst.15 De Grondwet
bepaalt uitdrukkelijk dat een straf van vrijheidsontneming alleen
door de rechterlijke macht kan worden opgelegd.
De rechterlijke macht is te onderscheiden in de zittende
magistratuur en de staande magistratuur. De zittende magistratuur
betreft de rechters die rechtspreken en de
griffiers.16 De staande magistratuur betreft het OM.
De woorden ‘zittend’ en ‘staand’ kunnen letterlijk opgevat
worden. Gedurende de rechtszitting zit de rechter en staat de
OvJ, die namens het OM optreedt.
De organisatie van de rechterlijke macht en de rechtspraak is
grotendeels geregeld in de Wet op de rechterlijke organisatie
(Wet RO).
De gerechten
De gerechten die tot de rechterlijke macht behoren, zijn de
Per 1 januari 2002 zijn de tot dan toe bestaande kantongerechten ondergebracht bij de rechtbanken. De benaming is nu: rechtbank, sector kanton. De enkelvoudige kamer van de sector kanton behandelt kantonzaken. In de wet wordt aangegeven welke zaken dat zijn. De rechter heet in déze zaken kantonrechter. De kantongerechtslocaties die bestonden tot 1 januari 2002 blijven in de meeste gevallen gehandhaafd als nevenzittingsplaats van de rechtbank.
13 De CRvB is gevestigd te Utrecht en wordt
geregeld in de Beroepswet.
14 College van Beroep studiefinanciering is gevestigd
in Groningen en wordt geregeld in de Wet op de
studiefinanciering. Een ander belangrijke bestuursrechtelijke
rechter die niet tot de rechterlijke macht gerekend wordt, is de
Afdeling bestuursrechtspraak, gevestigd in Den Haag en wordt
geregeld in de Wet op de Raad van State.
15 Art. 116 lid 1 Gw.
16 De griffie is het secretariaat van de rechterlijke
instantie. Op de zitting is een griffier aanwezig die o.a. een
proces-verbaal van de zitting opmaakt.
17 Art. 2 RO. Laatste wijziging, Stb 2001,
584.
|42|
Achtergronden
Het OM is in Nederland de instantie die bepaalt welke verdachten
voor de strafrechter komen en dát ze in dat geval voorkomen.
Oftewel het OM is verantwoordelijk voor de strafrechtelijke
handhaving van de rechtsorde. In 2000 heeft het OM 249.000
rechtbankstrafzaken verwerkt, 223.000 kantonstrafzaken en 259.000
beroepen in verband met een administratieve beschikking wegens
een verkeersovertreding.
Van de zaken die het OM behandelt, leidt 80 tot 85% tot een
strafrechtelijke sanctie in de vorm van een gevangenisstraf,
boete of taakstraf.18
In 1993 werd besloten dat het OM ingrijpende wijzigingen moest
ondergaan.
De directe aanleiding daarvoor was gelegen in het feit dat in een
aantal belangrijke strafzaken de zaak niet afgerond was in
verband met vormfouten of doordat de rechter tot de conclusie was
gekomen dat het tenlastegelegde feit niet bewezen kon worden en
daarom vrijspraak moest volgen.
In 1999 is het reorganisatieproces formeel afgerond. Met name de
Wet rechterlijke organisatie (RO) is gewijzigd en aangepast. Het
OM is nu één organisatie met een landelijke leiding.
Organisatie
Het Parket-Generaal
Aan het hoofd van het OM staat het College van
Procureurs-Generaal. De leden van het College zijn niet meer aan
een bepaald gerecht verbonden. De band die eerder aanwezig was
tussen de Procureurs-Generaal en de gerechtshoven is nu
doorgesneden. Het College vergadert zelfstandig als leiding van
het OM.
Eens per maand bespreekt het College met de minister van Justitie
het landelijk OM-beleid. Het College ziet er onder andere op toe
dat de politie haar taak met betrekking tot de strafrechtelijke
handhaving van de rechtsorde en haar taken ten dienste van
justitie naar behoren vervult.
Aangezien het College het hoofd van het OM is, kan het
aanwijzingen geven aan het OM. Deze aanwijzingen kunnen
betrekking hebben op
18 Zie www.openbaarministerie.nl/ (jaarverslag 2000).
|43|
het algemeen beleid van het OM, maar ook op individuele
strafzaken. De medewerkers die voor het OM werken, zijn in dienst
van het OM. Vóór de reorganisatie waren deze medewerkers in
dienst van Justitie. De ontwikkeling van het landelijk beleid is
eveneens van het ministerie overgegaan naar het College. Het
College heeft de beschikking over een staf van ongeveer tachtig
mensen, die samen met het College het Parket-Generaal vormt. Het
Parket-Generaal is het landelijk hoofdkantoor van het
OM.19
Ook al is het OM geen onderdeel van het ministerie van Justitie,
dit neemt niet weg dat de minister van Justitie politiek
verantwoordelijk is jegens het OM. Vanuit dit
verantwoordelijkheid kan de minister aanwijzingen met betrekking
tot het beleid geven. In deze tijd worden van het OM heel wat
keuzes gevraagd. Het aantal strafbaarstellingen neemt toe. De
hoeveelheid criminaliteit eveneens. Aangezien het OM alleen
vervolgt als dat op grond van het algemeen belang geïndiceerd is,
vraagt dat dus om het voortdurend nemen van beslissingen. Deze
beslissingen moeten op grond van het beleid verantwoord kunnen
worden. Het OM legt zijn beleid neer in beleidsregels. De
minister wordt gevraagd of hij deze beleidsregels voor zijn
politieke verantwoordelijkheid wil nemen. Als de minister en het
College van mening verschillen, kan de minister het College
aanwijzingen geven. Als de minister een aanwijzing20
wil geven voor een individuele strafzaak, moet daar een bepaalde
procedure voor afgelegd worden.
De arrondissementsparketten
In elke stad waar een rechtbank staat, heeft het OM zijn eigen
kantoor. Dit is het arrondissementsparket. Elk parket staat onder
leiding van een hoofdofficier van Justitie. Deze hoofdofficier
moet het landelijk beleid van het OM in het arrondissement
uitvoeren. De hoofdofficier is verantwoording schuldig aan het
College van Procureurs-Generaal. Op het parket werkt een aantal
Officieren van Justitie. Zij vertegenwoordigen het OM bij de
arrondissementsrechtbank.21 Voor de sector kanton
worden speciale ‘officieren enkelvoudige zitting’ benoemd.
19 Art. 130-133 RO.
20 Art. 127-128 RO.
21 Art. 136 RO.
|44|
De parketten bij het gerechtshof
Het gebied waar een gerechtshof ligt, heet een ressort. Zij die
namens het OM in het ressort werken, worden geen Officier van
Justitie genoemd, maar Advocaat-Generaal (AG). Aan het hoofd van
elk ressortsparket staat een hoofdadvocaat-generaal. De
hoofdadvocaat-generaal is verantwoording schuldig aan het College
van Procureurs-Generaal.
Er is tussen de hoofdofficier van het parket bij de rechtbank en
de hoofdadvocaat-generaal van het ressortsparket geen sprake van
hiërarchie, wel van samenwerking. Regelmatig is er overleg om het
beleid van het College van Procureurs-Generaal te kunnen
uitvoeren.22
Het landelijk parket
De Wet RO van 1999 introduceert het landelijk parket. Het
landelijk parket is niet verbonden aan rechtbank of hof. Het
arrondissementsparket Rotterdam staat los van het landelijk
parket Rotterdam. Het landelijk parket wordt ook wel aangeduid
met de naam Landelijk Bureau Openbaar Ministerie (LBOM). Dit
parket staat onder leiding van een hoofdofficier. Het parket
houdt zich onder andere bezig met:
22 Art. 130 RO.
23 Art. 137 RO.
|45|
Schematische weergave OM
[ontbreekt]
Taken
De taak van het OM ligt wettelijk vast. In de Wet RO staat die
taak aldus omschreven:
‘Het Openbaar Ministerie is belast met de strafrechtelijke
handhaving van de rechtsorde en met andere bij wet vastgestelde
taken.’24
Andere bij de wet vastgestelde taken zijn bijvoorbeeld:
24 Art. 124 RO.
25 De ondertoezichtstelling wordt geregeld in art.
1:254 lid 1 BW. Deze rechtsregel behoort tot het privaatrecht.
Dus niet alle taken van het OM liggen op het terrein van het
strafrecht.
26 Art. 66-68 BOPZ.
|46|
Hoofdtaak
De hoofdtaak van het OM is te verdelen in
Per jaar worden er in Nederland naar schatting acht miljoen misdrijven gepleegd. Het OM kan al die misdrijven niet opsporen en vervolgen. Het OM werkt vanuit het opportuniteitsbeginsel. Dit houdt in dat het OM bevoegd is om te beslissen of een zaak al dan niet, en zo ja, in welke omvang aan de strafrechter wordt voorgelegd. Het Wetboek van Strafvordering (Sv) stelt dat van vervolging afgezien kan worden op gronden aan het algemeen belang ontleend. In de praktijk is dit omgevormd tot vervolging als het algemeen belang daar om vraagt. Het OM moet beleid maken om tot een bepaalde prioriteitenlijst te komen. Voor een deel wordt die keuze landelijk gemaakt.
Voor de reorganisatie van 1999 stond de Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad bovenaan in de hiërarchie van het OM. In 1999 is aan
deze relatie een einde gekomen. Het parket bij de Hoge Raad is
een zelfstandige eenheid geworden. Het parket bij de Hoge Raad
maakt geen deel meer uit van het OM.
Aan de Hoge Raad, als rechtsprekend orgaan, moet echter wel een
parket verbonden zijn. Aan het hoofd van dit parket staat een
Procureur-Generaal (PG). De PG en de AG die bij de Hoge Raad
werken, zijn, in tegenstelling tot de leden van het OM, evenals
de rechters onafhankelijk.
De onafhankelijkheid heeft onder andere te maken met het feit dat
de PG bij de HR bevoegd is om ministers die een ambtsmisdrijf
gepleegd hebben te vervolgen. Deze taak moet onafhankelijk van de
regering uitgevoerd kunnen worden. Bij de vervulling van zijn
taken kan de PG bij de HR wel gebruikmaken van het OM. Zo treedt
bijvoorbeeld de PG bij de HR als
27 Zie Wet op de Lijkbezorging.
28 Art. 140 en art. 148 en art. 167 Sv.
|47|
OM op als een minister of een lid van het parlement voor een
ambtsmisdrijf vervolgd wordt.
Als de PG bij de HR niet als vervolger optreedt, adviseert hij
wat er volgens hem met de aanhangige zaak moet gebeuren.
In het strafproces geldt een aantal principes:
29 Art. 271 Sv.
30 Art. 352 lid 1 Sv.
31 Zie hiervoor het gedeelte dat over
strafuitsluitingsgronden gaat.
32 Zie art. 352 lid 2 Sv en de art. 37, 37a en 37b
Sr.
33 Art. 167 Sv.
|48|
Strafuitsluitingsgronden worden onderverdeel in rechtvaardigingsgronden en schulduitsluitingsgronden.
Rechtvaardigingsgronden
Een delict wordt omschreven in de rechtsregel. De
delictsomschrijving is dat gedeelte van de rechtsregel dat het
verboden gedrag beschrijft.
Soms is het echter oneerlijk dat een bepaald gedrag van de dader
verboden zou zijn. Er is sprake van een rechtvaardiging voor het
delict in die situatie. De wetgever heeft waarschijnlijk niet
bedoeld dat de delictsomschrijving ook op deze situatie van
toepassing zou zijn. Het gaat hier om de zogenaamde
rechtvaardigingsgronden. Deze ontnemen aan de gedraging het
wederrechtelijk karakter. Er is sprake van een
rechtvaardigingsgrond voor de daad van de dader. Het gaat daarbij
wel om objectieve criteria.
De aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond resulteert in
ontslag van rechtsvervolging wegens niet-strafbaarheid van het
feit.
Er zijn vijf rechtvaardigingsgronden te noemen:
34 Art. 1 Sr: Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling.
|49|
1. ‘noodweer’. Bij noodweer is er sprake van een
noodzakelijke verdediging tegen een ogenblikkelijke aanval op een
mens. Om een voorbeeld te geven: Doodslag is het opzettelijk een
ander van het leven beroven. Verdachte X verdedigde zich echter
tegen een gewapende overval en schoot de overvaller ter
verdediging van zichzelf dood. Het is niet vol te houden dat de
verdachte nu doodslag gepleegd heeft. Deze delictsomschrijving is
niet voor hem bedoeld. Hij hoeft zich immers niet te laten doden
door de overvaller. Er moet door X wel met een gepast middel
gereageerd zijn;35
2. overmacht in de zin van noodtoestand: de Hoge Raad
heeft in 1923 uitgemaakt wat hier onder verstaan kan worden. De
casus betreft een opticien die na sluitingstijd een bril
(lorgnet) aan iemand verkoopt vanwege het feit dat diens bril
door een ongelukje kapotgegaan was waardoor de desbetreffende
persoon nauwelijks iets meer kon zien. De opticien wordt betrapt
op het overtreden van de regelgeving over de
winkelsluitingstijden. Voor de rechter doet de opticien dan een
beroep op het feit dat de maatschappelijke verplichting zwaarder
woog dan de wettelijke verplichting. De HR keurt dit beroep op
overmacht goed: er is sprake van een wettelijke verplichting en
een ongeschreven verplichting. De HR stelt dat de opticien
terecht de ongeschreven plicht tot hulpverlening het zwaarst
heeft laten wegen. De opticien gaat daarom vrijuit en wordt
ontslagen van alle rechtsvervolging;36
3. wettelijk voorschrift: als er een conflict is tussen
twee geschreven rechtsplichten, kan een beroep gedaan worden op
‘wettelijk voorschrift’. Een deurwaarder ontruimt, vanwege een
verplichting in de wet, een woning en zet de meubels op straat,
terwijl dit bij een politieverordening verboden is. De HR laat de
deurwaarder vrijuit gaan;37
4. ambtelijk bevel: de politieagent maakt een
automobilist duidelijk dat hij door het rode licht moet rijden om
de weg vrij te maken. De bestuurders krijgen echter later een
‘bon’. Voor de rechter slaagt hun beroep op het feit dat ze het
ambtelijk bevel boven de wet gesteld hebben;38
5. ontbreken van materiële wederrechtelijkheid: deze
rechtvaardigingsgrond is niet in de wet geregeld, maar op grond
van de rechtspraak ontstaan. De HR heeft de mogelijkheid van deze
rechtvaardigingsgrond
35 Art. 41 Sr.
36 Art. 41 Sr en HR 15 oktober 1923, NJ 1923,
1329.
37 Art. 42 Sr en HR 30 januari 1928, NJ 1928,
215.
38 Art. 43 Sr.
|50|
voor het eerst benoemd en gehonoreerd in het Huizer veeartsarrest, uitgesproken in 1933.39 Tijdens een epidemie van mond- en klauwzeer brengt de veearts uit Huizen een aantal gezonde koeien opzettelijk in contact met de zieke koeien. Daarmee pleegt de veearts een delict dat in de Veewet strafbaar is gesteld. De veearts geeft gedurende het proces aan dat hij dit gedaan heeft om de gezonde koeien antistoffen te laten ontwikkelen. Daarmee kan een zwaardere besmetting voorkomen worden. De veearts stelt daarbij dat hij een met inenten vergelijkbare, op juiste wetenschappelijke inzichten berustende, behandeling heeft verricht in het belang van de veestapel. De HR geeft toe dat formeel wederrechtelijk gehandeld is, maar dat dit in de praktijk niet wederrechtelijk genoemd kan worden. Daarmee is er dus sprake van het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid. Dit betekent dat het delict alhoewel het in de wet strafbaar is gesteld, feitelijk gerechtvaardigd is. Met de handeling van de veearts zoals beschreven, wordt geprobeerd hetzelfde doel te bereiken als de wet wil bereiken, namelijk een gezonde veestapel.
Schulduitsluitingsgronden
Naast de rechtvaardigingsgronden bestaan er ook nog
schulduitsluitingsgronden. De schulduitsluitingsgronden heffen
het schuldverwijt aan het adres van de dader op en betreffen de
subjectieve zijde van het delict.
Schulduitsluitingsgronden resulteren eveneens in ontslag van
rechtsvervolging, maar dan wegens niet-strafbaarheid van de
dader.
Tot de schulduitsluitingsgronden worden gerekend:
1. psychische overmacht: met name zware psychische dwang
kan overmacht opleveren. Bij psychische overmacht gaat het om een
zo heftige, van buiten komende druk dat de dader daaraan
redelijkerwijs geen weerstand kan bieden. De dader moet zich zelf
echter niet bewust in die omstandigheden brengen. Dit is het
geval geweest bij een verdachte die zich willens en wetens in een
zeer riskante situatie heeft gebracht. Er wordt dan gedoeld op
een ontmoeting met een ex-vriend die kort tevoren zijn vriendin
verlaten heeft. Als de vriendin haar ex-vriend kort daarna gaat
opzoeken, valt niet uit te sluiten, dat de mogelijkheid ontstaat
dat ze ongewild ten prooi zal vallen aan een onverhoedse en
onweerstaanbare drang tot het doodsteken van die man, die
voorwerp
39 HR 20 februari 1933, W 126000, NJ 1933, 918.
|51|
van haar woede is. Een beroep op overmacht is daarom in dat geval
onmogelijk.40
Een situatie waarin de Hoge Raad vindt dat psychische dwang wel
een terecht beroep op overmacht oplevert, speelt zich in een
oorlogssituatie af. De verdachte, een verzetsstrijder die
verweten wordt de namen van zijn medeverzetsstrijders te hebben
prijsgegeven, treft in eerste instantie het verwijt dat hij
mensen die ondergedoken zaten, heeft blootgesteld aan
mishandeling. Vervolgens is deze mishandeling (als drukmiddel) in
zijn bijzijn voortgezet op kinderen van een joodse moeder,
waarbij de joodse moeder tegenwoordig is. De joodse moeder smeekt
de opgepakte verzetsstrijder dan om niet langer te zwijgen.
Hieraan geeft de verdachte gehoor. Het is, aldus de Hoge Raad,
een overspanning van de strafrechtelijke aansprakelijkheid van
verdachte in deze omstandigheden de eis van zelfopoffering te
stellen;41
2. noodweer-exces: noodweer op zich kan een
rechtvaardigingsgrond opleveren. Als de gekozen zelfverdediging
over de schreef gaat en dus voor een veel te zware vorm van
zelfverdediging wordt gekozen kan een beroep op noodweer-exces
uitkomst bieden. In dat geval moet de overschrijding echter het
onmiddellijke gevolg zijn van een hevige gemoedsbeweging die door
de aanranding veroorzaakt is;
3. onbevoegd gegeven ambtelijk bevel42: als
de persoon in kwestie er redelijkerwijs van mag uitgaan dat het
ambtelijk bevel bevoegd gegeven is, kan hij zich op deze
schulduitsluitingsgrond beroepen als achteraf blijkt dat het
ambtelijk bevel onbevoegd gegeven is;
4. ontoerekenbaar: art. 39 Sr stelt: ‘Niet strafbaar is
hij die een feit begaat, dat hem wegens de gebrekkige
ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens niet
kan worden toegerekend.’ De verdachte die psychisch dermate
gestoord is dat hij niet verantwoordelijk gesteld kan worden voor
het door hem gepleegde feit, wordt ontslagen van
rechtsvervolging. Wel kan deze verdachte, wanneer bewezen is dat
hij het strafbare feit begaan heeft, een maatregel opgelegd
krijgen. Het betreft dan de maatregel van plaatsing in een
psychiatrisch ziekenhuis of de terbeschikkingstelling van de
regering, al dan niet met dwangverpleging.
40 HR 13 juni 1989, NJ 1990, 48.
41 BRvC 24 juni 1946, NJ 1947, 149.
42 Art. 43 lid 2 Sr.
|52|
Natuurlijk moet dan wel aan de daarvoor noodzakelijke voorwaarden
voldaan zijn;
5. afwezigheid van alle schuld (avas): de Hoge Raad
erkent deze niet-wettelijke schulduitsluitingsgrond, sinds 1916.
In het arrest van 1916 gaat het om een man die een strafbaar feit
pleegt, terwijl hij zich daarvan niet bewust is. De verdachte die
verdunde melk verkoopt, omdat zijn baas deze melk zonder zijn
medeweten heeft aangelengd met water, is op zich strafbaar omdat
een Amsterdamse verordening stelde dat het verboden is melk af te
leveren onder de benaming ‘melk’ of ‘volle melk’ indien daaraan
iets is toegevoegd. De HR gaat hier op de volgende wijze mee om:
‘ook al staat in de delictsomschrijving niet dat schuld bewezen
moet worden, dan nog is het niet zo dat als er echt geen schuld
is de verdachte wel strafbaar is’. Dit geldt met name bij
overtredingen. Bij misdrijven is schuld een onderdeel van het
delict. Als schuld in dat geval niet bewezen kan worden, volgt er
een vrijspraak. In dit geval is de uitspraak: ontslag van alle
rechtsvervolging (OVAR).43
Schematisch overzicht strafuitsluitingsgronden
Strafuitsluitingsgronden |
|||
Rechtvaardigingsgronden |
Schulduitsluitingsgronden |
||
Overmacht als noodtoestand |
Art. 40 Sr |
Psychische overmacht |
Art. 40 Sr |
Noodweer |
Art. 41 lid 1 Sr |
Noodweer-exces |
Art. 41 lid 2 Sr |
Wettelijk voorschrift |
Art. 42 Sr |
|
|
Ambtelijk bevel |
Art. 43 lid 1 Sr |
Onbevoegd gegeven ambtelijk bevel |
Art. 43 lid 2 Sr |
|
|
Ontoerekenbaarheid |
Art. 39 Sr |
Ontbreken van materiële wederrechtelijkheid |
Jurisprudentie |
Afwezigheid van alle schuld (avas) |
Jurisprudentie |
43 HR 14 februari 1916, NJ 1916, 681 Melk- en waterarrest.
|53|
Als de rechtbank het telastegelegde feit bewezen acht, het feit een strafbaar feit is en de verdachte strafbaar, dan legt zij een straf of maatregel op die op het feit gesteld is.45 De rechter kan een rechterlijk pardon geven. Dit betekent dat de rechter in het vonnis bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd. Dit kan de rechter doen op grond van een drietal argumenten:
Straffen
In het Wetboek van Strafrecht wordt bij de strafbepalingen vermeld welke straf er maximaal op het begaan van dat misdrijf of die bepaalde overtreding staat. In het algemene gedeelte van het Wetboek van Strafrecht wordt aangegeven wat de mogelijkheden zijn. Art. 9 noemt als hoofdstraffen:
Gevangenisstraf en hechtenis
Gevangenisstraf en hechtenis zijn allebei vrijheidsbenemende
straffen. Een gevangenisstraf wordt echter uitgezeten in een
gevangenis en een hechtenis in een huis van bewaring.
Gevangenisstraf is de vrijheidsbenemende straf die op misdrijven
is gesteld. Hechtenis is de straf die op overtredingen is
gesteld.
De strafinrichtingen worden geregeld in de Penitentiaire
Beginselenwet.47 In deze wet is te vinden dat de
inrichtingen waar vrijheidsbenemende
44 Voor minderjarigen gelden afwijkende regels
die hier niet behandeld worden.
45 Art. 351 Sv.
46 Art. 9a Sr.
47 Wet van 18 juni 1998 tot vaststelling van een
Penitentiaire Beginselenwet, Stb. 1999, 30; laatstelijk
gewijzigd bij Stb. 2001, 28.
|54|
straffen worden ten uitvoer gelegd te onderscheiden zijn in:
Gevangenisstraf en hechtenis zijn niet alleen naar soort inrichting te onderscheiden, maar ook naar duur. De gevangenisstraf is levenslang of tijdelijk. De tijdelijke straf is minimaal een dag en maximaal vijftien jaar. Als de rechter kan kiezen tussen een levenslange of tijdelijke gevangenisstraf kan de duur nooit langer zijn dan twintig jaar. De gevangenisstraf kan de duur van twintig jaar niet te boven gaan. De duur van de hechtenis is tenminste een dag en ten hoogste een jaar.
Taakstraf
De taakstraf is inmiddels een zelfstandige straf geworden. Tot
voor kort kon de werkstraf alleen worden uitgesproken als
vervanging voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van
maximaal zes maanden. Met ingang van 1 februari 2001 kan een
taakstraf worden opgelegd voor ieder misdrijf of iedere
overtreding waar een vrijheidsstraf (gevangenisstraf of
hechtenis) op staat. Qua zwaarte zit de taakstraf tussen de
geldboete en de vrijheidsstraf in. Een taakstraf hoeft niet
alleen te bestaan uit een werkstraf, maar kan ook bestaan uit een
leerstraf. Met een leerstraf moet de gestrafte een cursus volgen
die hem confronteert met de gevolgen van zijn gedrag. Als een
gestrafte zijn taakstraf niet (goed) uitvoert, moet hij een
vervangende vrijheidsstraf ondergaan. Het maximum van de
werkstraf bedraagt 240 uur. Het maximum van de leerstraf 480. Een
combinatie van een leerstraf en een werkstraf mag eveneens 480
uur duren. Wel is voorwaarde dat het werkgedeelte niet meer dan
240 uur bedraagt.
Sinds 1 februari 2001 is het mogelijk om een taakstraf met een
onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van maximaal zes maanden te
combineren. Eerder was al een combinatie tussen geldboete en
taakstraf mogelijk.
Geldboete
Het bedrag van de geldboete is minimaal € 2,—. In het
wetsartikel49 waar het delict omschreven wordt, wordt
melding gemaakt van de categorie die opgelegd kan worden. Er zijn
zes categorieën:
48 Art. 9 Penitentiaire Beginselenwet.
49 Art. 23 Sr.
|55|
De invordering van de geldboete wordt uitgevoerd door het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). In het vonnis wordt bepaald dat de veroordeelde een vervangende hechtenis moet uitzitten als de boete niet betaal wordt (of kan worden).
Bijkomende straffen
Naast de hoofdstraffen kent het Wetboek van Strafrecht ook bijkomende straffen. De wet bepaalt wanneer bijkomende straffen kunnen worden opgelegd. de bijkomende straffen betreffen:
De term ‘bijkomende straf’ klinkt alsof het wel meevalt. Een bijkomende straf kan in de praktijk echter heel zwaar zijn. Te denken is bijvoorbeeld aan het ontzet worden uit het beroep of ambt. Of bijvoorbeeld de ontzegging van de rijbevoegdheid. Ook de pastor kan uit zijn ambt ontzet worden. In 1998 heeft de rechtbank in Dordrecht daar gebruik van gemaakt. Zij heeft in november 1998 een Nederlands gereformeerde predikant, die zich in zijn gemeente in 1994 en 1995 heeft schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van 2 vrouwelijke gemeenteleden, als bijkomende straf een ontzetting uit zijn ambt voor 2 jaar opgelegd. De kerk heeft de predikant eerder geschorst. De rechtbank vindt in dit geval die schorsing niet voldoende. Duidelijk wordt hier dat degene die schuldig is aan een bepaald misdrijf, gepleegd in de uitoefening van zijn beroep, uit dat beroep gezet kan worden. De predikant staat in zijn ambt niet los van de Nederlandse strafwet.
Maatregelen
De maatregelen beschermen meer de belangen van de samenleving. Het is in principe het algemeen belang dat de maatregel rechtvaardigt. De maatregelen worden in art. 36a ev Sr besproken. Als maatregelen worden genoemd:
|56|
Schematisch overzicht straffen en maatregelen
Straffen en maatregelen |
||
Straffen (art. 9 Sr) |
Maatregelen (art. 36 b ev Sr) |
|
Hoofdstraffen |
Bijkomende straffen |
|
- gevangenisstraffen (art. 10 Sr |
- ontzetting van bepaalde rechten (art. 28 Sr) |
- onttrekking aan het verkeer (art. 36b Sr) |
50 Art. 36b en 36c R.
51 Art. 36e Sr.
52 Art. 36f Sr.
53 Art. 37 Sr.
54 Art. 37a-37l Sr.
55 Art. 38m-38u Sr.
|57|
De t.b.s. kan worden opgelegd als aan de dader het door hem begane misdrijf niet (geheel) kan worden toegerekend. De rechter kan de terbeschikkingstelling op leggen als er een misdrijf gepleegd is en de dader dit misdrijf op grond van een gebrekkige of ziekelijke stoornis van de geestvermogens geheel of gedeeltelijk niet kan worden toegerekend. De t.b.s. kan alleen worden opgelegd als dat nodig is voor de veiligheid van anderen, dan wel wanneer het voor de algemene veiligheid van personen of goederen is geëist.56
T.b.s. met bevel ‘verpleging van overheidswege’
T.b.s. met verpleging van overheidswege vindt plaats in een
gespecialiseerde t.b.s.-inrichting. Er zijn negen
t.b.s.-inrichtingen: vier rijksinrichtingen en vijf particuliere
inrichtingen. De interne rechtspositie van de t.b.s.’er wordt in
de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden
beschreven.57
Deze wet maakt onderscheid tussen verpleging en behandeling.
Verpleging beschermt de maatschappij tegen het gevaar dat van de
terbeschikkinggestelde uitgaat, door hem in een besloten kliniek
op te nemen. De behandeling is erop gericht de stoornis van de
terbeschikkinggestelde onder controle te brengen, zodat die geen
gevaar meer vormt voor de maatschappij.
T.b.s. zonder bevel met voorwaarden
Als de rechter het zojuist genoemde bevel tot verpleging van
overheidswege niet geeft stelt hij bij het opleggen van de
maatregel t.b.s. bepaalde voorwaarden betreffende het gedrag van
de ter beschikking gestelde.
Deze voorwaarden kunnen inhouden:
- opname in een door de rechter aangewezen inrichting;
- het zich onder behandeling stellen van een in de uitspraak
aangewezen deskundige;
- het innemen van een door de behandelend arts voorgeschreven
geneesmiddel;
56 Art. 37a Sr.
57 Wet van 25 juni 1997 tot vaststelling van een
Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, Stb.
1996, 334; laatstelijk gewijzigd bij Stb. 2001,
584.
|58|
- het gedogen dat de behandelend arts de t.b.s.-er een
geneesmiddel toedient.
De rechter kan een instelling aanwijzen die de t.b.s.-er bij de
naleving van de voorwaarden hulp en steun verleent. Als een
voorwaarde niet wordt nageleefd kan de rechter bepalen dat de ter
beschikking gestelde alsnog van overheidswege wordt
verpleegd.58
Duur t.b.s.
De t.b.s. wordt aanvankelijk voor twee jaar opgelegd. Zij kan
telkens met één of twee jaar worden verlengd.
Indien geen bevel tot verpleging is gegeven kan de
terbeschikkingstelling slechts eenmaal met één of twee jaar
worden verlengd. De terbeschikkingstelling met voorwaarden
eindigt dus altijd na drie of vier jaar, afhankelijk van de
termijn waarmee is verlengd.
Als de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging is
opgelegd wegens een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar
veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van
personen (gewelds- of zedendelicten, bedreiging, brandstichting
met gevaar voor personen) kan de terbeschikkingstelling onbeperkt
worden verlengd. Als de ter beschikking gestelde is veroordeeld
wegens een vermogensdelict, kan de t.b.s. met bevel tot
verpleging niet langer duren dan vier jaar.
De t.b.s. met verpleging van overheidswege duurt al gauw vijf
jaar.
Eén van de doelstellingen van t.b.s. is de terbeschikkingestelde
succesvol in de maatschappij te laten integreren.
Als de t.b.s.’er de behandeling weigert, kan hij worden
overgeplaatst naar een andere kliniek waar de methodiek meer kans
van slagen heeft. Als hij blijft weigeren mee te werken en
onverminderd delictgevaarlijk blijft, is de kans groot dat de
rechter de t.b.s. alsmaar blijft verlengen. Dergelijke
terbeschikkinggestelden kunnen uiteindelijk in een aparte ‘long
stay’-afdeling worden geplaatst.
Als niet om verlenging gevraagd wordt, eindigt de t.b.s. door
ommekomst van de termijn.
Sinds 1997 kan de rechter bij verlenging van de ter
beschikkingstelling met een jaar de verpleging voorwaardelijk
beëindigen.59 Daarbij kan de rechter ter bescherming
van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van
goederen dezelfde voorwaarden stellen als die bij de
58 Art. 38 ev Sr.
59 Art. 38g Sr.
|59|
terbeschikkingstelling met voorwaarden kunnen worden gesteld. Die mogelijkheid is in het leven geroepen om een geleidelijke overgang vanuit de terbeschikkingstelling naar een vorm van begeleiding op vrijwillige basis mogelijk te maken. Er kan dan bijvoorbeeld begeleid wonen of het gebruik van medicijnen als voorwaarde gesteld worden. Indien het niet goed gaat kan de verpleging op bevel van de rechter worden hervat. De totale duur van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging mag niet meer dan drie jaar zijn.
Verlof
Verlof moet door de minister van Justitie vooraf worden
goedgekeurd. De behandelaars stellen een verlofplan voor. Pas als
de minister het maatschappelijk risico aanvaardbaar vindt, wordt
aan de inrichting een machtiging verleend voor een bepaald type
verlof (begeleid, onbegeleid, meerdaags). Verlof is een wezenlijk
onderdeel van de t.b.s.-maatregel.
In 1998 vonden er ongeveer 35.000 verloven plaats op 850
terbeschikkinggestelden.
Als in de behandeling voldoende vooruitgang is geboekt, mag de
terbeschikkinggestelde met onbegeleid verlof. Hij mag dan
bijvoorbeeld een weekend naar huis toe. Na dat verlof moet hij
zich weer melden bij de inrichting. Dat is een belangrijk
testmoment: houdt de terbeschikkinggestelde zich aan zijn
afspraken? Als dat zo is, kan het verlof verder worden
uitgebreid. Uiteindelijk kan de terbeschikkinggestelde
proefverlof krijgen. Door proefverlof kan de
terbeschikkinggestelde laten zien dat hij zelfstandig of onder
begeleiding in de maatschappij kan functioneren.
Plaatsing in psychiatrisch ziekenhuis
Eerder werd duidelijk dat de rechter bij de t.b.s. kan bepalen
dat de persoon van overheidswege wordt verpleegd. Deze verpleging
van overheidswege in combinatie met een t.b.s. moet niet verward
worden met de maatregel die leidt tot een plaatsing in een
psychiatrisch ziekenhuis.
De grondslag voor de opname in een psychiatrisch ziekenhuis is
ook een andere. Namelijk behalve gevaar voor anderen of voor de
algemene veiligheid van personen of goederen kan ook gevaar voor
de verdachte zelf de opneming in een psychiatrisch ziekenhuis
rechtvaardigen.60
60 Art. 37 lid 1 Sr.
|60|
Vanaf de opname is de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische
ziekenhuizen (BOPZ) van toepassing. Dit betekent dat de
geneesheer-directeur autonoom beslist over het verlenen van
ontslag.
De plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis kan geschieden voor
de termijn van een jaar.
De t.b.s. en last tot opname kunnen niet gecombineerd worden.
In geval van algehele ontoerekeningsvatbaarheid kan de rechter
dus drie dingen beslissen:
- ovar;
- ovar met plaatsing in psychiatrisch ziekenhuis;
- ovar met t.b.s.
Bij verminderde toerekeningsvatbaarheid kan naast de straf of
zonder straf de t.b.s. opgelegd worden.
Aan de terechtzitting gaat de dagvaarding vooraf. In de
dagvaarding staat van welk strafbaar feit de OvJ de verdachte
verdenkt. Ook worden tijd, plaats en gerecht in de dagvaarding
vermeld. Als de verdachte vindt dat hij ten onrechte gedagvaard
is kan de verdachte bij de griffie van de rechtbank binnen acht
dagen een bezwaarschrift indienen.62 Wanneer de
rechtbank het bezwaar ongegrond of niet-ontvankelijk vindt, moet
de verdachte op de gewone tijd en plaats zoals vermeld
verschijnen. Als de verdachte voor de zitting niet vastzit, moet
de verdachte — indien hij dat wil — zelf een advocaat in de arm
nemen. Als de verdachte on- of minvermogend is kan hij om de
toevoeging van een advocaat vragen. De verdachte is niet
verplicht om op de dagvaarding te reageren of om op de zitting te
verschijnen. De zaak wordt dan op verzoek van de OvJ bij verstek
behandeld. Dit betekent dat de zaak buiten de tegenwoordigheid
van verdachte kan worden behandeld. Dit kan leiden tot een
veroordeling bij verstek.
Als de rechter vindt dat de verdachte in eigen persoon moet
verschijnen, zal de verdachte nogmaals worden opgeroepen. Ook kan
de medebrenging van de verdachte gelast worden. Dit betekent dat
de politie de verdachte komt halen.
De verdachte die niet op de terechtzitting verschijnt, kan zich
op de terechtzitting laten vertegenwoordigen door een advocaat.
Sinds 1998 geldt
61 Zie voor virtueel strafproces: www.
openbaarministerie. nl/ proces/procesfrm.htm.
62 Art. 262 Sv.
|61|
deze mogelijkheid ook in geval van misdrijfzaken. De advocaat
moet verklaren dat hij daartoe uitdrukkelijk gemachtigd is. De
rechtbank stemt daarmee in. Dit laat onverlet dat de rechtbank
kan eisen dat de verdachte in persoon verschijnt. Als de
verdachte gebruikmaakt van een advocaat die hem verdedigt terwijl
hij zelf niet verschijnt, betreft de zaak een procedure op
tegenspraak en behoeft de rechtbank geen verstek te verlenen.
De terechtzitting bij de rechtbank kan plaatsvinden bij een
enkelvoudige of een meervoudige strafkamer. In het eerste geval
is er één rechter bij de zaak betrokken, in het laatste geval
zijn er drie rechters. De terechtzitting is in principe openbaar.
De deurwaarder roept de zaak uit en is verantwoordelijk voor de
orde. De griffier verzorgt het proces-verbaal dat van de zitting
wordt opgemaakt. De voorzitter van de rechtbank leidt het
onderzoek op de terechtzitting. Als eerste wordt de verdachte
naar zijn personalia gevraagd. Dan draagt de OvJ de
tenlastelegging voor. Als er fouten in de tenlastelegging zitten,
zoals bijvoorbeeld wat betreft de tijd en de plaats waar het
delict heeft plaatsgevonden, kunnen deze in tegenstelling tot
vroeger ook na het requisitoir (eis van de OvJ) nog hersteld
worden. De wijziging mag niet de aard van het delict betreffen.
De rechter beslist of de wijziging mag plaatsvinden. In het
verleden kon het gebeuren dat de rechter vanwege een bepaalde
fout tot vrijspraak moest overgaan. Het delict was dan
bijvoorbeeld niet in ’s-Gravenzande gepleegd maar in
’s-Graveland. De verdacht wordt verteld dat hij niet verplicht is
te antwoorden. Naast de verdachte kunnen ook getuigen,
deskundigen en tolken worden gedagvaard. De rechter gaat over tot
het ondervragen van de verdachte.
Na de verdachte worden de getuigen en deskundigen gehoord. Zij
moeten de eed of belofte afleggen. Meineed van de getuige kan
leiden tot vervolging.63 De getuige en deskundige die
gedagvaard worden, zijn verplicht te verschijnen. Niet
verschijnen is strafbaar. Als de getuige niet komt, kan
medebrenging gelast worden. Van het geven van getuigenis of van
het beantwoorden van bepaalde vragen kunnen zij die uit hoofde
van hun stand, hun beroep, of hun ambt tot geheimhouding
verplicht zijn, zich verschonen. Dit geldt echter alleen omtrent
datgene waarvan de wetenschap aan hen als zodanig is
toevertrouwd.64 Een weigerachtige getuige kan in
eerste instantie voor twaalf dagen gegijzeld worden.65
63 Art. 295 Sv.
64 Art. 218 Sv. Ook familie kan zich op het
verschoningsrecht beroepen binnen de bepaling van art. 217
Sv.
65 Art. 221 en 222 Sv.
|62|
Als getuigen dan wel deskundigen verhoord zijn, houdt de OvJ zijn
requisitoir. Het requisitoir betreft de vordering of wel de eis
in strafzaken. Op grond van wat op de terechtzitting gebeurd is
en wat hij bewezen acht, kiest de OvJ voor bepaalde gedeelten uit
de tenlastelegging. Hij motiveert vervolgens in welke mate er
gestraft moet worden en/of een maatregel moet worden opgelegd. Na
de OvJ krijgt de verdediging het woord. Daarna krijgt de OvJ weer
het woord en dan weer de verdediging. Het laatste woord is aan de
verdachte of raadsman.
Na afloop van het onderzoek ter terechtzitting kan de
politierechter direct uitspraak doen. De meervoudige strafkamer
van de rechtbank doet uitspraak binnen veertien
dagen.66
De politie neemt de aangifte op. In de aangifte staat de verklaring van het slachtoffer. De verklaring moet ondertekend worden door het slachtoffer. Aan de hand hiervan wordt een proces-verbaal opgemaakt. De politie vraag of het slachtoffer geïnformeerd wil blijven over het verdere verloop. Als het slachtoffer dat wil, wordt het van de opsporing en de eventuele strafzaak op de hoogte gehouden. Ook wordt [het slachtoffer] gevraagd of deze schadevergoeding wil ontvangen. Eventueel kan de politie dit al met een bekennende verdachte regelen. De hoogte van het schadebedrag staat in het proces-verbaal van de aangifte. Via de politie kan het bedrag bij het slachtoffer komen. Ook bij het voorwaardelijk sepot kan de OvJ eisen dat de verdachte schadevergoeding aan het slachtoffer betaalt. Bij ernstige misdrijven heeft het slachtoffer recht op een persoonlijk gesprek met de OvJ. Als het slachtoffer heeft aangegeven op de hoogte gehouden te willen worden van het verloop van de zaak krijgt het slachtoffer schriftelijk bericht over wat de OvJ besloten heeft. Het slachtoffer kan tegen de beslissing van sepot een bezwaar indienen bij het gerechtshof. Als de schadevergoeding voor de zitting niet geregeld is, kan het slachtoffer proberen in het proces ter terechtzitting zijn schade te verhalen. Het slachtoffer moet zich dan voegen in het strafproces. De rechter moet dan niet alleen zich uitspreken over de straf voor de verdachte, maar ook over het toekennen van de schadevergoeding. Het slachtoffer heeft deze mogelijkheid alleen als het om eenvoudig bewijsbare gevallen van schadevergoeding gaat. Indien er zowel een eenvoudig gedeelte is als een ingewikkeld gedeelte kan het slachtoffer
66 De rechtbankprocedure wordt beschreven in de art. 258 t/m 381 Sv.
|63|
de rechter vragen om alleen het eenvoudige gedeelte in behandeling te nemen. Dan kan dat gedeelte in ieder geval worden afgehandeld. Het slachtoffer kan alleen schadevergoeding vragen voor die zaken die echt op de zitting aan de orde komen. Bij verdachten die van vele zaken verdacht worden, worden niet altijd alle zaken op de zitting behandeld. Een aantal kan ter informatie worden toegevoegd. Als de schade [met] een dergelijke zaak te maken heeft, kan er niet gevoegd worden, omdat zo’n zaak niet officieel tenlastegelegd is. Ook over het feit dat een zaak ‘ad informandum’ behandeld wordt, kan het slachtoffer zich schriftelijk beklagen bij het gerechtshof. Als het gerechtshof de klacht gegrond vindt, zal zij het OM opdragen om in de zaak alsnog tot vervolging over te gaan. Indien de klacht niet gehonoreerd wordt, moet een civiele procedure gestart worden. In geval de schade niet eenvoudig is vast te stellen, moet het slachtoffer eveneens een aparte civiele procedure starten, waarbij de dader aansprakelijk gesteld wordt voor de geleden schade. Als het slachtoffer niet zelf om schadevergoeding vraagt, kan de rechter toch tot schadevergoeding aan het slachtoffer verplichten. Dit bedrag wordt via justitie aan het slachtoffer betaald. Indien het slachtoffer het geld niet wil ontvangen, kan de rechter de veroordeelde verplichten om het bedrag te storten op een rekening van een instantie die zich bezighoudt met slachtofferhulp. De veroordeelde die niet betaalt, kan geconfronteerd worden met een beslaglegging of wordt in hechtenis genomen.
Voegen van het slachtoffer
Het slachtoffer kan zich op twee manieren voegen.
De eerste manier is via een voegingsformulier dat verkregen wordt
van de OvJ. Voordat de zitting plaatsvindt, moet dit formulier
naar de zitting gestuurd worden. Het slachtoffer hoeft nu niet op
de zitting aanwezig te zijn, omdat de OvJ de schadevergoeding
meeneemt. Wel kan de rechter het slachtoffer als getuige of als
benadeelde oproepen. In dat geval moet het slachtoffer wel
komen.
Het slachtoffer kan zich ook voegen tijdens de zitting. Dit kan
zowel schriftelijk als mondeling. Bewijsstukken moeten
overgedragen worden. Het slachtoffer moet nu zelf op de zitting
zijn.
Om de opgelegde straf bij een onherroepelijke veroordeling te ontkomen kan de veroordeelde een gratieverzoek indienen bij het ministerie van
|64|
Justitie, afdeling Gratie. In naam van de Koningin kan de gratie
verleend worden. Feitelijk beslist de minister van Justitie.
Een verzoek tot gratie heeft alleen zin als er na de rechterlijke
uitspraak omstandigheden naar voren zijn gekomen, die niet bekend
of niet te voorzien waren toen de straf werd opgelegd en die zo
belangrijk zijn, dat de rechter tot een andere straf zou zijn
gekomen als hij daarvan bij de berechting wel op de hoogte was
geweest. Gratie kan ook verleend worden wanneer aannemelijk is
geworden dat met de tenuitvoerlegging van de rechterlijke
beslissing of de voortzetting daarvan geen met de
strafrechtstoepassing na te streven doel in redelijkheid wordt
gediend.
De minister van Justitie zal in ieder geval advies inwinnen bij
de rechter die de zaak beslist heeft. Het rechterlijk advies
weegt zwaar bij de uiteindelijke gratiebeslissing. Het komt maar
zelden voor dat de minister van Justitie een andere beslissing
‘bevordert’ dan de rechterlijke instantie heeft geadviseerd.
Gratie heeft tot doel een bijdrage te leveren aan een
rechtvaardige tenuitvoerlegging van door de rechter opgelegde
straffen of strafrechtelijke maatregelen. Inwilliging van een
gratieverzoek houdt in dat een straf of strafrechtelijke
maatregel bij Koninklijk besluit geheel of gedeeltelijk en al dan
niet onder voorwaarde(n) wordt kwijtgescholden.
Naast een gratieverzoek door de betrokkene kan een gratieverzoek
ook door een derde worden ingediend. Uiteindelijk moet de
betrokkene daar wel mee instemmen.67
Er zijn twee registers: het algemeen documentatieregister en het strafregister. Beide worden beheerd door de justitiële documentatiedienst.68
Algemeen documentatieregister
Dit register vermeldt de binnengekomen processen-verbaal, de wijze van afdoening en de tenuitvoerlegging. Dit register staat ten dienste van de justitiële autoriteiten. Inlichtingen kunnen verstrekt worden aan onder
67 Gratiewet van 23 december 1987,
Stb. 1987, 598 laatstelijk gewijzigd bij de wet van 18
januari 1996, Stb. 1996, 39.
68 Wet van 15 augustus 1955, houdende vaststelling van
de wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen
omtrent het gedrag, Stb. 1997, 63, laatstelijk gewijzigd
Stb. 2001, 180.
|65|
andere politiekorpsen, controle- en opsporingsdiensten én aan de
Binnenlandse Veiligheidsdienst.
De geregistreerde gegeven worden na verloop van een termijn van
twintig jaar uit de justitiële documentatie verwijderd. De
twintig jaar worden verlengd met de duur van de opgelegde
vrijheidsstraf als de vrijheidsstraf meer dan drie jaar bedraagt.
De verlenging geldt eveneens de terbeschikkingstelling. Aan beide
verlengingen kan nog eens tien jaar worden toegevoegd als er
sprake is van een veroordeling wegens een misdrijf waarop naar de
wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaar of meer
is gesteld.69
Het strafregister
Dit register bevat de strafbladen over door Nederlandse rechters
gewezen onherroepelijke veroordelingen:
- wegens misdrijven;
- wegens overtredingen, indien daarbij vrijheidsstraf — anders
dan vervangende — is opgelegd.
Met een veroordeling wordt gelijkgesteld een rechterlijke
beslissing waarbij een tbs-maatregel is opgelegd.
Een strafblad wordt uit het strafregister verwijderd na verloop
van een termijn van vier jaren. De termijn beloopt acht jaren als
bij de veroordeling een gevangenisstraf is opgelegd. De termijn
wordt verlengd met de bij de uitspraak bepaalde duur van de
opgelegde vrijheidsstraf. Een strafblad wordt niet verwijderd
zolang nog enig ander strafblad ten aanzien van de veroordeelde
in het strafregister aanwezig is. De justitiële
documentatiedienst verstrekt aan de burgemeesters der gemeenten
uittreksels uit de strafregisters ten dienste van de afgifte van
de verklaringen omtrent het gedrag.
Verklaring omtrent het gedrag
In verband met het verkrijgen van werk vraagt de aanstaande werkgever dikwijls om een verklaring omtrent goed gedrag. Een verklaring omtrent het gedrag houdt niet anders in dan dat de burgemeester uit het onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokkene ingesteld, gelet op het
69 Art. 7 ‘Besluit Registratie justitiële gegevens’, Stb. 1996, 278, laatstelijk gewijzigd bij Stb. 2001, 143.
|66|
doel waarvoor de afgifte is gevraagd, niet is gebleken van
bezwaren tegen die persoon. In alle andere gevallen weigert hij
de gevraagde verklaring af te geven. In de verklaring wordt het
doel, waarvoor de afgifte is gevraagd, vermeld. De
jeugdgroepleider die zich schuldig heeft gemaakt aan
kindermishandeling zal als hij gaat solliciteren bij een
technisch installatiebureau hoogstwaarschijnlijk een verklaring
omtrent goed gedrag krijgen. Wanneer diezelfde jeugdgroepleider
bij een ander jeugdtehuis gaat solliciteren daarentegen niet. De
groepsleider krijgt dan schriftelijk de mededeling dat aan hem
geen verklaring omtrent goed gedrag wordt afgegeven.
De betrokkene kan binnen twee weken na ontvangst van deze
mededeling dat aan hem geen verklaring wordt afgegeven, een
klaagschrift indienen ter griffie van de arrondissementsrechtbank
binnen welke gebied de gemeente is gelegen. Als het klaagschrift
gegrond wordt verklaard moet de burgemeester binnen drie dagen na
ontvangst de verklaring omtrent het gedrag afgeven.
Wetenswaardigheden
Schadefonds geweldsmisdrijven
Een slachtoffer van een misdrijf waarbij geweld tegen de persoon
gebruikt is, kan een uitkering krijgen van het schadefonds
geweldsmisdrijven.
De voorwaarden waaraan voldaan moet zijn, luiden:
De maximale uitkeringen bedragen € 22.700,— voor materiële schade en € 9.100,— voor immateriële schade. Voor misdrijven die zijn gepleegd voor 1 januari 1994 geldt de helft van deze bedragen.
Folders Justitie
Aan te vragen bij Postbus 51 Infolijn, tel. 0800-80 51.
|67|
Literatuur
N. Jörg en C. Kelk, Strafrecht met mate, Gouda: Gouda
Quint 1998.
L. Janssen, Nieuwe introductie in het recht, Utrecht:
Lemma bv 1999.
Th.G.M. Simons, De rechterlijke organisatie in
Nederland, Deventer: W.E.J. Tjeenk Willink 1996.
Adressen
Arrondissementsrechtbanken
Zie in telefoonboeken onder de volgende plaatsen: Groningen;
Leeuwarden; Assen; Almelo; Zwolle; Arnhem; Zutphen; Utrecht;
Alkmaar; Amsterdam; Haarlem; Dordrecht; ’s-Gravenhage; Rotterdam;
Middelburg; Breda; ’s-Hertogenbosch; Maastricht; Roermond.
De sector kanton staat meestal nog beschreven onder benaming
kantongerecht in het telefoonboek.
Gerechtshoven
Zie in telefoonboeken onder de volgende plaatsen: Amsterdam;
Arnhem; ’s-Gravenhage; ’s-Hertogenbosch; Leeuwarden.
Hoge Raad
’s-Gravenhage: tel. 070-361 13 11
Schadefonds Geweldsmisdrijven
Postbus 20302
2500 EH ’s-Gravenhage
Tel. 070-381 39 90
E-mail info@schadefonds.nl
Ministerie van Justitie
Postbus 20301
2500 EH ’s-Gravenhage
Tel. 070-370 70 11
Openbaar Ministerie, Parket Generaal
Postbus 20305
2500 EH ’s-Gravenhage
Tel. 070-339 96 14
|68|
Slachtofferhulp Nederland
Postbus 14208
3508 SH Utrecht
Tel. 030-234 01 16
Internet
http://www.rechtspraak.nl/: toegang tot de gerechten, belangrijke uitspraken en actuele informatie.
http://www.openbaarministerie.nl/: algemene informatie over het OM.
http://www.politie.nl/: de officiële site van de Nederlandse politie.
http://www.advocaten.nl: medio 2002 diverse folders betreffende de thematiek van hoofdstuk 3.
http:// www. minjust .nl/b_organ/dbz/gratie/: informatie van ministerie van Justitie betreffende gratie.
http:// www. dji .nl/over_dji/tbs.html: dienst justitiële inrichtingen. Er staat veel informatie over de tbs beschreven.
http://www.schadefonds.nl/: Schadefonds geweldsmisdrijven.
http://www.slachtofferhulp.nl/: site van Slachtofferhulp Nederland met veel adressen en informatie.