Problematische Schulden

 

1. Intro

Een gedeelte uit een krantenbericht:
NRC 20 september 1999

’”We hebben alles gedaan om erger te voorkomen. Tot het laatste moment blijf je hopen dat het goed komt”. Dan komt het moment dat de eerste deurwaarders aanbellen en dit vervolgens het eerstvolgende anderhalf jaar blijven doen. Na een tijdje herkent J.M. de verschillende auto’s van de deurwaarders al uit de verte: één van het woningbouwbedrijf, één van het elektriciteitsbedrijf en die van de motorrijtuigenbelasting. Uiteindelijk is ze al bang als ze de bel hoort, manisch depressief wordt ze ervan. Onverwacht raakt J.M. zwanger van een tweeling en als deze acht weken oud is komt de familie na een eerder loonbeslag en verschillende waarschuwingen op 27 mei 1997 op straat te staan. Vader en de oudste twee kinderen gaan naar een crisisopvang in Tilburg, moeder en de tweeling worden in Breda behuisd. De schuld van de M’s bedraagt dan 25.000 gulden.’

 

2. Achtergronden

Uit een nieuwsbericht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is af te leiden dat ongeveer 230.000 huishoudens schulden hebben waar ze dreigen zelf niet uit te kunnen komen. De zogenaamde problematische schulden. In 1999 doen 38.000 mensen een verzoek om een schuldregeling bij de gemeentelijke kredietbanken, 21 procent meer dan in 1998. Het gemiddelde schuldbedrag bedraagt in 1999 ƒ23.000,- gulden. Dit bedrag was in 1994 nog maar ƒ13.000,-. Het consumptief krediet, inclusief het doorlopend krediet, is de laatste jaren sterk toegenomen, namelijk van 17 miljard naar ruim 30 miljard gulden.

 

3. Problematische schulden

Door bijvoorbeeld iets te kopen op afbetaling, een bedrag van een bank of familielid te lenen, of een hypotheek te nemen op een huis ontstaat een schuld. De persoon aan wie betaald moet worden is de schuldeiser. De persoon die moet betalen is de schuldenaar. Als de schuldenaar op tijd aflost is er niets aan de hand. Problematisch wordt het als er voor de aflossing geen geld is. Er zijn twee partijen met tegengestelde belangen. De schuldeiser wil geld zien. Als schuldeiser heeft hij ook bepaalde rechten. De schuldenaar weet niet waar hij het vandaan moet halen. Voor hem zijn er een aantal mogelijkheden om uit de problemen te komen.

 

4. Beslag

De schuldeiser kan de rechtbank vragen om beslag op bijvoorbeeld de inboedel te laten leggen. Beslag is een dwangmiddel waarmee de schuldeiser een schuldenaar kan dwingen zijn schuld alsnog te betalen. De zaak waarop beslag wordt gelegd kan verkocht worden, zodat de schuldeiser zich uit de opbrengst van de zaak kan voldoen. De schuldeiser moet voor het leggen van beslag altijd de hulp van een deurwaarder inroepen. Er zijn instanties die zonder deurwaarder beslag kunnen leggen. Dit betreft bijvoorbeeld de belastingdienst. Op een aantal zaken mag volgens de wet geen beslag gelegd worden. Dit geldt: het bed, het beddengoed, de kleren die gedragen worden en het eten en drinken dat voor een maand bestemd is. Naast beslag op goederen kan er ook beslag gelegd worden op loon, sociale- en andere periodieke uitkeringen. Het beslag is slechts mogelijk voorzover het loon of de uitkering de beslagvrije voet overtreft. De beslagvrije voet is gelijk aan tenminste 90% van het voor de schuldenaar toepasselijke bijstandsnormbedrag. Op dit gedeelte van het loon of de uitkering mag dus geen beslag gelegd worden. De schuldenaar moet immers ook in zijn dagelijkse levensonderhoud kunnen voorzien.

In geval van een beslagleggingsprocedure is het raadzaam zo snel als mogelijk een juridisch deskundige te raadplegen.

 

5. Surseance

Een surseance van betaling is een periode waarin uitstel van betaling wordt verleend, zodat de schuldenaar de gelegenheid krijgt om orde op zaken te stellen. De rechtbank is de aangewezen instantie om op verzoek van een advocaat de surseance van betaling te verlenen.

De surseance is in de Faillissementswet geregeld.

Sinds de inwerkingtreding van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP) is deze mogelijkheid voor particulieren verdwenen.

 

6. Faillissement

Als de schuldenaar de schulden en de daaruit voortvloeiende verplichtingen niet meer kan voldoen, verkeert de schuldenaar volgens de wet ‘in de toestand van te hebben opgehouden te betalen’.

Iedere schuldeiser kan dan aan de rechtbank het faillissement van de schuldenaar verzoeken. De schuldenaar kan ook zelf zijn eigen faillissement aanvragen. Dit doet de schuldenaar door het ondertekenen van een formulier op de griffie (de administratie) van de rechtbank.

In geval van faillissement moeten er minimaal twee schuldeisers zijn. Als de rechter tot een faillietverklaring komt wordt er een curator benoemd. Het faillissement wordt in een krant gepubliceerd. Binnen acht dagen kan de schuldenaar middels een advocaat in beroep gaan tegen de faillietverklaring. De curator zal proberen inzicht te krijgen in de financiële situatie van de schuldenaar die failliet verklaard is (de gefailleerde). Als de gefailleerde in gemeenschap van goederen is getrouwd of in gemeenschap van goederen een geregistreerd partnerschap heeft, telt het vermogen van de partner ook mee. De curator zal proberen de vermogensbestanddelen van de gefailleerde te gelde te maken. Elke schuldeiser krijgt dan een gedeelte van de opbrengst. De gefailleerde kan niets meer uit zijn vermogen (ver)huren, (ver)kopen, schenken of lenen zonder toestemming van de curator. Net als bij beslaglegging vallen een aantal zaken niet onder het faillissementsbeslag. Dit betreft onder andere enkele zaken die nodig zijn voor het levensonderhoud, zoals bed en kleding én de ontvangen alimentatie na echtscheiding. Dit laatste betreft een bedrag ter grootte van 90% van het voor de gefailleerde toepasselijke bijstandsnormbedrag.

Tegen elke handeling van de curator kan de gefailleerde bezwaar maken bij de rechter-commissaris. De inbreuk op de privacy van de schuldenaar is groot. De post wordt zelfs bij de curator bezorgd en door de curator geopend.

De staat van faillissement is slechts tijdelijk. Als er niets meer te liquideren is, heft de rechtbank het faillissement bij gebrek aan baten op. Het restant van de schuld herleeft weer en blijft dus bestaan. De schuldenaar kan te allen tijde weer worden aangesproken om de resterende schulden te voldoen.

Naast het feit dat voor schuldeisers het faillissement vaak weinig soelaas biedt, geldt dat het voor schuldenaren en hun betrokkenen nogal eens als een ontluisterende ervaring beleefd wordt. Voor het gevoel wordt alles afgepakt, privacy wordt niet meer gerespecteerd, zelfs de post wordt naar een vreemde gestuurd en mag daar vrijelijk worden geopend.

 

7. Schuldregeling

Schuldregeling is een verzamelbegrip voor die activiteiten die de financiële positie van de schuldenaar weer proberen gezond te maken. Een schuldregeling kan een schuldbemiddeling, een schuldsanering of een combinatie van deze twee zijn.

Bij schuldbemiddeling wordt, zoals de naam al aangeeft, alleen bemiddeld. De schuldenaar probeert met behulp van derden de problemen weer op te lossen.

Bij schuldsanering kan de bank of Gemeentelijke Sociale Dienst (GSD) ook alle schulden overnemen zodat de schuldenaar alleen nog rekening hoeft te houden met de kredietverschaffer. Als niet alle schulden betaald kunnen worden maar wel een deel kan via de schuldhulpverlener een voorstel aan de schuldeisers gedaan worden. Als de schuldeisers hiermee instemmen is er sprake van een ‘minnelijk akkoord’. Zowel bij schuldbemiddeling als schuldsanering kan het ‘minnelijk akkoord’ een rol spelen. Bij schuldsanering wordt altijd geprobeerd een ‘minnelijk akkoord’ tot stand te brengen.

 

7.1. Schuldbemiddeling

Er is van schuldbemiddeling sprake als een derde instantie tussen de schuldeiser en schuldenaar gaat bemiddelen om tot een oplossing te komen. Deze derde kan bijvoorbeeld de maatschappelijk werker zijn, de Gemeentelijke Sociale Dienst, een volks- of gemeentelijke kredietbank of een particulier bemiddelingsbureau. Het voordeel van de eerste twee is dat het gratis is. Het bemiddelingsbureau vraagt meestal geld voor haar diensten. Het voordeel van het maatschappelijk werk is bovendien dat niet alleen naar de schulden wordt gekeken, maar ook naar de oorzaken. Als de oorzaken aangepakt worden kan daar een preventieve werking van uit gaan. Bovendien worden er cursussen gegeven zodat mensen leren te budgetteren (begroten van inkomsten en uitgaven).

De bemiddelaar verschaft zelf geen krediet. Hij inventariseert de schulden en stelt een betalingsplan op. De bemiddelaar neemt contact op met de schuldeisers en zal vragen of zij aan de bemiddeling willen meewerken. Dit zal inhouden dat de schuldeiser afziet van loonbeslag of een faillissementsaanvraag. De bemiddelaar streeft er naar om met de schuldeisers tot een aflossingsregeling te komen. Er wordt geprobeerd om in drie jaar de slechte financiële situatie op te lossen. De schuldeisers krijgen drie maanden om te re reageren. Vaak gaan schuldeisers wel akkoord met het betalen van een gedeelte van de schuld, omdat iets beter is dan niets.

De Gemeentelijke Sociale Dienst (GSD) bemiddelt alleen als de schuldenaar een uitkering van de GSD ontvangt. De GSD gaat er vanuit dat alles wat boven de 90% van de bijstandsnorm verkregen wordt ingezet kan worden voor de aflossing van de schulden (de afloscapaciteit). De maximale afbetalingstermijn is drie jaar. De schulden moeten dus binnen die tijd afgelost kunnen worden. Als dit niet mogelijk is kan er geen gebruik gemaakt worden van de schuldbemiddeling. Er zijn dus genoeg mensen voor wie schuldbemiddeling geen optie is, omdat de schuldenlast te hoog is.

 

7.2. Vrijwillige schuldsanering

Als schuldbemiddeling niet tot de mogelijkheden behoort, kan gebruik gemaakt worden van schuldsanering. Vrijwillige schuldsanering wordt uitgevoerd door Gemeentelijke Sociale Diensten, Gemeentelijke Kredietbanken (ongeveer 50 in Nederland), het maatschappelijk werk en particuliere instellingen. Deze laatste twee krijgen daartoe een opdracht van de gemeente. De Gemeentelijke Kredietbanken (GKB) zijn dé aangewezen instellingen om een rol te gaan spelen als het gaat om het lenen van geld tegen rente om de schuldeisers in één keer het afgesproken bedrag te kunnen betalen (Ook andere banken kunnen als kredietverschaffer optreden). De schuldenaar heeft dan nog met één schuld te maken, namelijk die aan de Gemeentelijke Kredietbank. Er is dan sprake van een saneringskrediet. Er zijn in Nederland rond de vijftig GKB-en. De GKB is een onafhankelijke instelling die noch partij kiest voor de schuldeiser, noch voor de schuldenaar. De grootte van het saneringskrediet is afhankelijk van de aflossingscapaciteit van de schuldenaar. De schuldenaar moet gedurende maximaal drie jaar het verschil tussen het netto-inkomen en het volgens de NVVK-norm (93% van de bijstandsnorm) berekende bedrag voor levensonderhoud afstaan. De vermogensbestanddelen worden eveneens in de aflossingscapaciteit betrokken. Als het hoogst haalbare saneringskrediet onvoldoende is om alle schulden te betalen, doet de GKB de schuldeisers een percentagevoorstel. Dit is een aanbod tot betaling van een percentage van de hele schuld. Als de schuldeiser akkoord gaat, krijgt hij dit bedrag in één keer van de GKB. De schuldeiser ziet af van het opeisen van de resterende schuld. De schuldenaar betaalt gedurende drie jaar een bedrag aan de GKB. Daarna is de schuldenaar van alle schulden af.

 

8. Wettelijke schuldsaneringsregeling (art. 284-362 Faillisementswet {Fw})

8.1. Achtergrond

Tussen eind 1998 en het begin van 2001 hebben ruim elfduizend huishoudens gebruik gemaakt van de wettelijke schuldsaneringsregeling om van hun schulden af te komen. Het betreft voor het merendeel eenpersoonshuishoudens of eenoudergezinnen met een maandinkomen van minder dan 2100 gulden netto (€953,-), terwijl hun schuld gemiddeld 60 mille (€ 27,3 mille) bedraagt. Ruim de helft is afhankelijk van een uitkering.

 

8.2. De regeling

De wettelijke schuldsanering, die sinds eind 1998 mogelijk is, is bedoeld voor mensen die door een samenloop van omstandigheden financieel in de problemen zijn geraakt en voor wie geen ander perspectief meer bestaat. Om van de wettelijke regeling gebruik te kunnen maken moet eerst geprobeerd zijn om een ‘minnelijk akkoord’ te bereiken.

De Wet Schuldsanering Natuurlijke personen (WSNP), die een aanvulling is op de Faillissementswet (zie art. 284-362 Fw), is bedoeld om als stok achter de deur te functioneren. Door de wettelijke regeling wordt de kans namelijk groter dat de schuldeisers en schuldenaar vrijwillig tot een oplossing van problematische schulden komen. Het is niet uitgesloten dat in de wettelijke schuldsanering de aflossingscapaciteit anders wordt vastgesteld en dat die daardoor lager uitvalt. De regeling kent bovendien een heel andere verdeelsleutel voor de aflossing van preferente en concurrente schulden. Preferente schulden zijn schulden van schuldeisers die bij de betaling van de schulden een voorrangspositie hebben. Deze voorrangspositie wordt op grond van wettelijke redenen aan de schuldeiser verschaft. Een schuldeiser die geen recht van voorrang heeft wordt een concurrente schuldeiser genoemd. Aangezien bij wettelijke schuldsanering ook de bewindvoerder maandelijks een bedrag krijgt wordt de aflossingscapaciteit daardoor ook weer minder. Als er geen ‘minnelijk akkoord’ bereikt kan worden, krijgt de burger de mogelijkheid om via een wettelijke schuldsaneringsregeling toch een schone lei te ontvangen. Als de regeling namelijk is afgelopen is de schuldenaar schuldenvrij, dus schuldenaar af.

8.2.1. Aanvraag middels verzoekschrift

Bij de uitvoering van de wet spelen de rechtbank, de rechter-commissaris en bewindvoerder een belangrijke rol. De schuldenaar moet zich middels een door hem of een gevolmachtigde ondertekend verzoekschrift wenden tot de rechtbank. De schuldenaar kan dit zelfstandig doen en heeft daarvoor geen rechtsbijstandverlener nodig. Als er tussen de schuldenaar en zijn gehuwde- of geregistreerde partner gemeenschap van goederen bestaat moet de partner van de schuldenaar het verzoekschrift mede ondertekenen.

Het verzoek om de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit te spreken kan ten behoeve van de schuldenaar ook gedaan worden door burgemeester en wethouders (B&W) van de gemeente waar de schuldenaar zijn woon- of verblijfplaats heeft.

In de Faillissementswet wordt bepaald wat in het verzoekschrift of een aan het verzoekschrift toegevoegde bijlage moet worden opgenomen. Dit betreffen onder andere gegevens over de schuldenaar, de schuldenlast, het inkomen, vermogen en de boedel van de schuldenaar. Tevens moet een met redenen omklede verklaring door het B&W van de gemeente worden afgegeven.

In deze verklaring moet aangegeven worden, dat en waarom er geen reële mogelijkheden zijn om tot een buitengerechtelijke schuldsanering te komen. Ook moet de verzoeker aangeven over welke aflossingsmogelijkheden hij beschikt. Het startpunt van de keten is eigenlijk de gemeentelijke verklaring. De verklaring is op de valreep aan de nieuwe wet toegevoegd om te voorkomen dat schuldenaren te snel dan wel te gemakkelijk gebruik proberen te maken van de regeling. Een ander beoogd effect is dat de rechtbank snel een gegrond oordeel kan vellen over het verzoek. De werkdruk van de rechterlijke macht moet immers met de invoering van de nieuwe wet niet te groot worden.

De gemeente die de verklaring in principe afgeeft, mag deze taak mandateren aan anderen. Echter alleen aan hen die daartoe door de wetgever bevoegd worden geacht. De wetgever noemt in dit verband de kredietbank, andere organisaties die in opdracht van de gemeente het minnelijk traject uitvoeren en daarvoor door de gemeente betaald worden. De gemeente mag ook mandateren aan organisaties die een betaling aan de cliënt vragen mits zij echter aan bepaalde voorwaarden voldoen. Zo mag de vergoeding voor schuldbemiddeling niet meer bedragen dan 9% van het bedrag van de schuldenlast, met een maandelijks maximum van €34,-.

Dat de gemeente kan mandateren heeft te maken met het feit dat organisaties zoals de kredietbanken of andere schuldhulpverleners die geprobeerd hebben om een ‘minnelijk akkoord’ te sluiten, over een groot aantal van de benodigde gegevens beschikken, die veelal al onderzocht zijn en geverifieerd. Bovendien weten deze organisaties veelal ook precies waarom de poging tot een minnelijk akkoord mislukt is. Met die kennis is de gemeentelijke verklaring relatief gemakkelijk in te vullen.

8.2.2. Uitspraak tot toetreding

De rechtbank beoordeelt of een burger voor de regeling in aanmerking komt. Voor het eventueel horen van de schuldenaar (dat er een rechtszitting wordt gehouden is niet vereist) wordt aansluiting gezocht bij de procedures tot faillietverklaring en surseanceverlening. Die behandelingen zijn niet openbaar. De schuldenaar kan wel besluiten dat hij zich laat vergezellen door een schuldhulpverlener of een ander. Het vonnis tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt in het openbaar uitgesproken. Tegen de uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld. Slechts als het verzoek wordt afgewezen heeft de schuldenaar gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan. De uitspraak tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, de naam, woonplaats en beroep van de schuldenaar, de naam van de rechter-commissaris en de naam van de bewindvoerder worden in de Staatscourant aangekondigd en in één of meer door de rechter-commissaris aan te wijzen nieuwsbladen.

Bij elke rechtbank ligt een openbaar register waarin de schuldsaneringsregeling wordt ingeschreven. Het doel is om andere rechtbanken, en belangstellenden zoals zakenrelaties in de gelegenheid te stellen informatie in te winnen over natuurlijke personen op wie de regeling van toepassing is. De belanghebbende heeft recht op kosteloze inzage in het register. Tegen betaling kan een uittreksel verstrekt worden.

8.2.3. Uitspraak tot toetreding en huisuitzetting

Het uitspreken van de (voorlopige) schuldsaneringsregeling kan ingrijpende maatregelen zoals huisuitzetting, afsluiting van energie, beslag op loon of uitkering voorkomen. De WSNP regelt dat aangevangen executies tot verhaal van schulden worden opgeschort zodra de rechtbank de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing verklaart. Deze regeling kan volgens verschillende deskundigen niet per definitie voorkomen dat een vonnis tot uithuiszetting door de van toepassingverklaring kan worden tegengehouden. De rechtbank kan wel bepalen dat de bevoegdheid tot verhaal voor een periode van tenminste één maand (niet dan na machtiging van de rechter-commissaris) kan worden uitgeoefend (een soort afkoelingsperiode). Dit kan telkens met een maand verlengd worden tot het tijdstip dat de uitspraak betreffende de vaststelling van het saneringsplan definitief is. In deze periode kan de bewindvoerder proberen om met degene die wil verhalen tot een oplossing te komen.

8.2.4. Na de uitspraak

Als de beslissing positief voor de schuldenaar uitvalt benoemt de rechtbank een rechter-commissaris en een bewindvoerder. Het vonnis waarbij de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt uitgesproken, kan tevens de vaststelling inhouden van het moment waarop de verificatievergadering wordt gehouden. Op de verificatievergadering wordt in ieder geval het ontwerp van het saneringsplan besproken. De rechter-commissaris en bewindvoerder begeleiden en bewaken de schuldenaar tot het einde. Op een openbare terechtzitting van de rechtbank wordt het saneringsplan vastgesteld. Als de termijn voor hoger beroep is verlopen kan de bewindvoerder overgaan tot vereffening en tegeldemaking van de boedel. De goederen worden onderhands verkocht tenzij de rechter-commissaris bepaalt dat de verkoop in het openbaar zal geschieden. De toepassing van de schuldsaneringsregeling kan door de rechtbank beëindigd worden als de schuldenaar bijvoorbeeld probeert om zijn schuldeisers te benadelen. In dat geval verkeert de schuldenaar echter wel in staat van faillissement. De rechtbank benoemt dan een rechter-commissaris en een curator. Daarna vindt de afhandeling van het faillissement plaats.

De rechter-commissaris houdt toezicht op de taken die door de bewindvoerder moeten worden uitgevoerd. Tegen een aantal beschikkingen van de rechter-commissaris staat voor de schuldenaar binnen vijf dagen hoger beroep open op de rechtbank.

De bewindvoerder is in principe iemand die is ingeschreven in een speciaal register. De rechtbank zal uit dit register zijn keuze maken. De meeste bewindvoerders zijn tot op heden advocaten. Daarnaast is ook een aantal organisaties aangewezen als instelling die de bewindvoering kunnen uitvoeren. Dit betreft bijvoorbeeld een Bureau voor rechtshulp, Kredietbank, maar ook een Stichting Maatschappelijk Werk. Er zijn wel eens pseudo-bewindvoerders actief. Bij twijfel is het van belang een kopie van het vonnis te vragen waarin de benoeming van de bewindvoerder wordt vermeld. Op de WSNP-internetsite publiceert de Raad voor rechtsbijstand bovendien een lijst van alle bewindvoerders die in het register staan ingeschreven. Er is een reglement register bewindvoerder WSNP waarin de inschrijvingsvoorwaarden genoemd worden. De Raad voor rechtsbijstand in ’s-Hertogenbosch die de wet in ieder geval tot en met 2001 uitvoert, selecteert deze bewindvoerders. Bij benoeming krijgt deze Raad hiervan bericht. De Raad gaat over tot betaling van een voorschot. Naast het maandelijkse bewindvoerdersalaris van € 24,50 (excl. BTW) die de bewindvoerder per zaak uit de boedel krijgt, ontvangt de bewindvoerder op grond van het tijdelijk subsidiebesluit bewindvoerder schuldsanering een subsidiebedrag per zaak. Vanaf 2001 ligt dit bedrag op €810,45 (incl. btw) voor zaken waarin de schulden overwegend ontstaan zijn door niet beroeps- of bedrijfsmatige werkzaamheden.

8.2.5. Saneringsplan

In een saneringsplan stelt de rechter de termijn vast gedurende welke de toepassing van de schuldsaneringsregeling van kracht is. Dit is maximaal drie jaar. Slechts in uitzonderingsgevallen kan na één jaar al een schone lei worden verleend. Dat kan alleen als duidelijk is dat de schulden door pech of een ongelukkige samenloop van omstandigheden zijn ontstaan, geen aflossingscapaciteit aanwezig is en de kans op werk en daarmee extra aflossingscapaciteit eveneens te verwaarlozen is. Als de rechtbank de aflossingscapaciteit lager vaststelt omdat de schuldenaar bijvoorbeeld onontkoombare hoge lasten heeft, kan de termijn van drie jaar worden verlengd tot uiterlijk vijf jaar. Op deze manier kan de schuldenaar toch een evenredig bedrag opbouwen om af te lossen.

8.2.6. Beëindiging toepassing wettelijke schuldsaneringsregeling

Een maand voor het einde van de termijn bepaalt de rechter op voordracht van de rechter-commissaris of verzoek van de bewindvoerder, dan wel de schuldenaar, dag, uur en plaats voor de terechtzitting waarop de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt behandeld.

De bewindvoerder zorgt voor publicatie in de Staatscourant en in de nieuwsbladen waar ook de aankondiging heeft plaatsgevonden. Ook alle bekende schuldeisers krijgen bericht.

Op de terechtzitting brengt de bewindvoerder een schriftelijk verslag uit. De schuldenaar is op de zitting persoonlijk aanwezig. De rechtbank doet uitspraak over de vraag of de schuldenaar in zijn verplichtingen op grond van de schuldsaneringsregeling is te kort gekomen. Als de uitspraak van de rechter definitief is gaat de bewindvoerder over tot het opmaken van een slotuitdelingslijst. De toepassing van de schuldsaneringsregeling is automatisch beëindigd zodra de slotuitdelingslijst verbindend is geworden. De bewindvoerder doet daarvan aankondiging in de Staatscourant en de eerder genoemde nieuwsbladen.

 

9. Wetenswaardigheden

Coördinatie
De Raad voor rechtsbijstand te ’s-Hertogenbosch coordineert de uitvoering van de WSNP. Zij beheren een prachtige internetsite opgezet. Deze site geeft veel informatie over het betreffende onderwerp. WWW.WSNP.RVR.ORG.

WSNP-zaken
Op de internetsite van de WSNP is via het Landelijk register Schuldsanering informatie over alle WSNP-zaken te vinden. In het overzicht per zaak staan naast de persoonsgegevens van de schuldenaar en de datum van toepassing WSNP de naam van de rechter-commissaris en de persoonsgegevens van de bewindvoerder. Ook is het openbare register van de rechtbank te raadplegen.

Rechten
Tijdens een faillissement heeft de schuldenaar ook rechten. Het is van belang dat hij bij zijn positieven blijft en begrijpt wat er gaande is. Het is van belang de rechtspositie van de betrokkenen te kennen. Houdt originele papieren zelf en geef alleen kopieën weg.

 

10. Wetgeving

Faillissementswet, laatste wijziging bij Staatsblad 2000, 286

Besluit register schuldsaneringsregeling van 15 juli 1998, Staatsblad 1998, 478

 

11. Adressen

Stichting Diensten Aan Gefailleerden (STIDAG),
Rijssensestaat 45,
7642 CW Wierden
tel. 0546 57 23 13

Bureau WSNP
Raad voor rechtsbijstand ’s-Hertogenbosch
Postbus 70503
5201 CD ’s-Hertogenbosch
tel. 0900-202 66 20

 

12. Literatuur

Op de site van de Stichting schuldenwijzer wordt de volgende literatuur aanbevolen

F.L. Martens e.a., Schuld of geen schuld
Dit boek is een praktische handleiding bij het oplossen van problematische schuldsituaties.

J.R.Blom, Faillissement, Surseance en Schuldsanering
Aan alle aspecten van faillissement, surseance en schuldsanering wordt aandacht besteed.

J.R. Blom, Kernboekje faillissement, surseance en schuldsanering
Dit Kernboekje vormt een compleet en actueel naslagwerk in zakformaat.

 

13. Internet

http://www.schuldenwijzer.nl/schuldenwijzer.html
site van de Stichting Schuldenwijzer. Zij is een stichting zonder winstoogmerk
De rode draad die door de Stichting Schuldenwijzer loopt is het creëren van een gezond financieel draagvlak waardoor mensen met minder zorgen door het leven kunnen gaan. Op deze wijze kunnen mensen zich optimaal ontwikkelen en kansen creëren voor henzelf en hun kinderen. Voorop staat niet de schuld maar de beleving van mensen, vooral de vraag hoe blijf je heel als mens in deze situatie.