|24|
Het echtpaar X leeft al geruime tijd in onmin. De ruzies betreffen met name het uitgavenpatroon waar beiden een andere visie op hebben. Eigenlijk zijn daar nooit goede afspraken over gemaakt. De wet schijnt er wel rechtsregels over te hebben, maar hoe je die kunt vinden, is voor beiden een raadsel.
Veel van onze rechtsregels hebben hun oorsprong in het Franse
recht. De Franse tijd in Nederland besloeg de periode van 1795
tot 1813. In 1798 werd Den Haag omsingeld en aan de Nationale
Vergadering werd opgedragen een staatsregeling te maken naar het
Franse voorbeeld. Alle sporen van het federalisme moesten daarmee
verdwijnen. De bewoners van Nederland werden Nederlanders,
staatsburgers van één staat. In mei 1806 maakte de Republiek
plaats voor het Koninkrijk Holland. Ons werd een broer van de
keizer opgedrongen. Daar deze beiden al snel onenigheid hadden,
werd niet lang daarna Nederland door Napoleon geannexeerd en tot
een provincie van Frankrijk gemaakt. De rechterlijke organisatie
werd toen op Franse leest geschoeid. Er kwam een eenvoudig
stelsel van rechtspraak, gescheiden in civiele rechtspraak en
strafrechtspraak, en rechtsregels werden in wetboeken opgenomen.
In Nederland werd in 1809 het ‘Wetboek van Napoleon ingerigt voor
het Koninkrijk Holland’ ingevoerd; in 1811 werden in ons land de
Franse wetboeken van kracht.
In 1813 vertrokken de Fransen weer, maar de Franse wetboeken
bleven ook na de bevrijding van 1813 van kracht. Echter, slechts
zolang er nog geen eigen, nationale wetboeken waren. In 1815
werden drie wetboeken, namelijk van lijfelijke straffen, van de
manier van procederen en van koophandel, met een afzonderlijke
wet op de rechterlijke organisatie aan koning Willem I
aangeboden. In grote lijnen waren de ontworpen wetboeken herziene
versies van de wetboeken die tot stand waren gekomen
|25|
ten tijde van koning Lodewijk Napoleon. In 1820 werd het
Burgerlijk Wetboek aan de Kamer aangeboden. Wat er ten slotte uit
de bus kwam, lag dicht tegen de Code Civil aan.
In de jaren 1848 tot 1868 werd ons land een parlementaire
democratie, ingeluid met de grondwetswijziging van 1848. Op dit
nieuwe fundament werd het parlementaire stelsel opgebouwd. In
1827 werd het Wetboek van Strafvordering ingediend. Het huidige
Wetboek van Strafrecht trad pas in 1886 in werking.3
Wat maakt een regel tot een rechtsregel en waarin onderscheidt deze regel zich bijvoorbeeld van een fatsoensregel? Een rechtsregel is een regel dit meestal gemaakt wordt door de wetgever. Het bijzondere van zo’n regel is dat als de verplichtingen die uit de rechtsregel voortvloeien niet worden nagekomen, de rechter die plichten kan afdwingen. De rechter zorgt op deze manier voor handhaving van de wet. Wel is het zo dat het in veel gevallen alleen nog om de handhaving van de rechtsnorm gaat. Het kwaad is dan al geschied en niet meer terug te draaien. Bijvoorbeeld als de diefstal is gepleegd en de gestolen goederen inmiddels doorverkocht zijn, is dat een gegeven. Wel worden de dader en de samenleving bepaalde rechtsnormen ingescherpt, op grond waarvan de burger weet dat hij van andermans goed moet afblijven. Hiermee worden als het ware ‘rechtsgoederen’ verdedigd.4 Naast de wetgever is ook de rechter in staat om rechtsregels te laten ontstaan. Dit gebeurt naar aanleiding van concrete conflictsituaties, waarin de rechter op zoek moet gaan naar de rechtsregel aan de hand waarvan hij het conflict kan gaan slechten. De rechtsregel door de wetgever gemaakt, is niet altijd helder. De rechter zal dan tot interpretatie van de rechtsregel moeten overgaan. Hiermee schept hij als het ware een nieuwe rechtsregel. In samenhang kunnen deze rechtsregels dan op de nieuwe situatie toegepast worden.
3 Als bron is gebruikt: P. Gerbenzon en N.E.
Algra, Voortgangh des rechtes. De ontwikkeling van het
Nederlandse recht tegen de achtergrond van de Westeuropese
cultuur, Groningen: H.D. Tjeenk Willink 1972.
4 Een rechtsgoed is een door de rechtsorde beschermd
belang. Belangen zijn bijvoorbeeld: openbare orde en rust;
vrijheid en eer; bescherming van de zwakkeren;
eigendomsrecht.
|26|
Rechtsregels ordenen de samenleving, bepalen voor een groot deel
het doen en laten van de individuele burger en geven richting aan
de functies van de overheid. De manier waarop de samenleving
geordend wordt, is niet waardevrij. Binnen de politiek worden ook
heel wat ethische vragen aan de orde gesteld. Niet in de laatste
plaats bij het doen ontstaan van de juiste rechtsregels. Bij het
zoeken naar antwoorden laat de ene politieke partij zich leiden
door pragmatisme, de andere op haar beurt door individualisme en
zelfontplooiing en weer andere vragen zich aan de hand van
transcendente waarden en normen af hoe in die bepaalde situatie
op die bepaalde vraag een antwoord gegeven dient te
worden.5
In een democratie wordt over de uitkomst uiteindelijk gestemd.
Echter, ook in een democratie kan niet altijd de uitkomst van de
helft-plus-een bepalend zijn. Als dat het geval is, kan de
meerderheid de minderheid onderdrukken. Ook aan de democratie
zijn randvoorwaarden te stellen. De zwakkere in de samenleving
zal altijd beschermd dienen te worden. De mensenrechten dienen
ook in de politiek uitgangspunt te zijn. De regering heeft dus
altijd te waken over de grenzen die in acht genomen moeten
worden. Grenzen die volgens velen bepaald dienen te worden door
het natuurrecht6 (vaak neergelegd in internationale
verdragen), volgens anderen door goddelijk recht.7
De ordening betreft heel wat levensterreinen. Vandaar een
veelheid aan rechtsregels. Om in het bos van rechtsregels die ene
bepaalde rechtsregel te kunnen vinden, heeft men een bepaalde
ordening van rechtsregels nodig. De ordening kan plaatsvinden aan
de hand van thema’s, maar ook aan de hand van het benoemen van
rechtsgebieden (zie paragraaf 2.6). In Nederland wordt van beide
ordeningsmogelijkheden gebruikgemaakt.
5 Transcendente waarden en normen zijn waarden
en normen die boven het horizontale uitgaan. De christen laat
zich leiden door bijbelse waarden en normen die vanuit God aan de
mensheid gegeven zijn.
6 Onder natuurrecht versta ik hier ‘de menselijke rede
die een aantal basiswaarden kan opsporen die evident zijn voor
het welzijn van het menselijke bestaan’.
7 Ik wil me hier aansluiten bij wat Douma onder andere
zegt: ‘Wie naar de bron van zoveel gemeenschappelijkheid in
moraal en recht vraagt, moet bij God en niet bij de (rationele)
natuur zijn (J. Douma, Ethiek en recht, Kampen: Van den
Berg 1990, pag. 30). Verder stelt Douma in het kader van het
thema mensenrechten: ‘Het is de roeping van christenen ook in de
politiek wel te doen aan alle mensen, niet omdat de autonome rede
dat vraagt, maar omdat de wet van God en van Christus ons dit als
een evidente roeping voorhoudt’ (pag. 58, 59).
|27|
Een rechtsregel, ook wel objectief recht genoemd, kan in een bepaalde situatie aan die ene burger een juist voor die gelegenheid bedoeld recht verschaffen. Het eerst objectieve recht (de rechtsregel) leidt voor die bepaalde burger tot het hebben van een subjectief recht. Dat subjectieve recht kan door deze burger tot voor de rechter bevochten worden. Een eerst neutraal lijkende rechtsregel komt voor die bepaalde burger opeens tot leven. Iemand die in eerste instantie niet wil trouwen zal aan rechtsregels die voor het huwelijk bestemd zijn voorbij leven. Als de persoon in kwestie echter wil gaan trouwen, gaat de vraag ‘wat de rechten en plichten zijn die aan het huwelijk zijn verbonden’ een rol spelen.
De rechtsregel kunnen naar verschillende onderdelen, rechtsgebieden, worden ingedeeld.
Burgerlijk recht
Synoniem voor burgerlijk recht staat civiel recht of
privaatrecht. Tot dit rechtsgebied behoort de rechtsregel die een
rechtsrelatie tussen burgers onderling regelt. Deze rechtsrelatie
kan heel divers zijn. In ieder geval gaat het in die
rechtsrelatie om rechten en plichten. Vaak zijn deze rechten op
geld waardeerbaar, vaak ook niet. Het eigendomsrecht van een
antieke kast is op geld waardeerbaar. Het recht op gezag over een
minderjarig kind niet.
Om het burgerlijk recht toegankelijk te maken, maakt men binnen
dit rechtsgebied ook weer een onderverdeling. Deze onderverdeling
betreft het personen- en familierecht (over ouders, kinderen,
partners, etc.), rechtspersonenrecht (over nv, bv etc.) en
vermogensrecht (over eigendomsrecht, koopovereenkomsten,
onrechtmatige daad etc.). Rechtsregels die aangeven wat gedaan
kan worden als de rechten en plichten niet nagekomen worden,
behoren ook tot het burgerlijk recht. Het betreffen dan
procedureregels. In plaats van over procedureregels kan ook over
handhavingsregels gesproken worden.
Twee voorbeelden van een burgerlijke rechtsregel:
a. 1. Gedurende hun huwelijk oefenen de ouders het gezag
gezamenlijk uit.
2. Na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood of na
de scheiding van
|28|
tafel en bed blijven de ouders die gezamenlijk gezag hebben, dit gezag gezamenlijk uitoefenen, tenzij de ouders of een van hen de rechtbank verzoeken in het belang van het kind te bepalen dat het gezag over een kind of de kinderen aan een van hen alleen toekomt.
b. Na afloop van de behandeling deelt de rechter aan de ter behandeling verschenen personen mede op welke terechtzitting de beschikking zal worden uitgesproken.
Strafrecht
Het strafrecht omvat die rechtsregel waarin de wetgever op het overtreden van een bepaald gebod of verbod de burger een strafsanctie in het vooruitzicht stelt. De rechtsregel die onder bedreiging van een gevangenisstraf stelt dat je het goed dat aan een ander toebehoort, niet mag wegnemen met het doel je het je tegen het recht in toe te eigenen, behoort tot het strafrecht. Weliswaar steelt de ene burger iets bij de ander, maar los van de opvattingen van het slachtoffer vindt de overheid dat dit optreden niet kan. De overheid zal ook los van de mening van het slachtoffer op dit gedrag kunnen reageren. Vandaar dat van de rechtsregel toch gezegd kan worden dat die de relatie tussen de overheid en de burger regelt. Het betreft hier niet de overheid die optreedt als bestuurder. Het gaat hier om de overheid die op overtreding van de rechtsregel een straf in het vooruitzicht stelt. Het is de overheid die bij schending van de rechtsregel tot vervolging mag overgaan. Alleen de overheid mag tot het opleggen van een straf komen. Vóór dat het zover is, zal eerst een procedure gevolgd moeten worden. Ook de rechtsregels die beschrijven hoe de procedure er uit moet zien, behoren tot het strafrecht.
Twee voorbeelden van een rechtsregel uit het strafrecht:
c. Hij die enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort wegneemt, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, wordt, als schuldig aan diefstal, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.
d. 1. De verdachte is bevoegd zich, overeenkomstig de
bepalingen van de derde titel van dit boek, door een of meer
gekozen of toegevoegde raadslieden te doen bijstaan.
2. Hem wordt daartoe, telkens wanneer hij dit verzoekt, zooveel
mogelijk de
|29|
gelegenheid verschaft om zich met zijn raadsman of met zijne raadslieden in verbinding te stellen.
Staatsrecht
Het staatsrecht betreft die rechtsregel die de organisatie van de overheid beschrijft. Het betreft als het ware een soort organigram.
Voorbeeld van een rechtsregel uit het staatsrecht:
e. Het dagelijks bestuur van de gemeente berust bij het college van burgemeester en wethouders voor zover niet bij of krachtens de wet de burgemeester hiermee is belast.
Bestuursrecht
Synoniem aan bestuursrecht is het administratief recht. Het bestuursrecht omvat die rechtsregels waarin de overheid in relatie tot de burger of andersom in actie komt. De rechtsregel kan bepalen dat de inwoner van de gemeente verplicht is om aan de gemeentelijke overheid belasting te betalen. De rechtsregel kan de gemeente verplichten om aan deze burger op verzoek een bijstandsuitkering te geven, als deze niet beschikt over de middelen die nodig zijn om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. Tot het bestuursrecht behoort ook die rechtsregel waarin vermeld wordt hoe de burger kan reageren als hij zich door een beslissing van de overheid in dezen tekortgedaan voelt. De rechtsregel kan bijvoorbeeld beschrijven wat de burger moet doen als hij van de gemeente te horen krijgt dat hij geen recht op een bijstandsuitkering heeft.
Voorbeeld van een rechtsregel uit het bestuursrecht:
f. Geen recht op ziekengeld heeft de verzekerde gedurende de periode dat hij niet in Nederland woont.
De rechtsregels die tot een bepaald rechtsgebied behoren, zijn voor een groot deel opgeslagen in wetboeken. Er is sprake van een wetboek als er rechtsregels in staan die over tal van onderwerpen gaan, en in ieder geval het rechtsgebied, de rechtssystematiek gemeen hebben. Zo zijn burgerlijke
|30|
rechtsregels opgenomen in het Burgerlijk Wetboek (BW) en Wetboek
van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Strafrechtsregels zijn
opgenomen in het Wetboek van Strafrecht (Sr) en in het Wetboek
van Strafvordering (Sv). Deze wetboeken zijn gedurende de
negentiende eeuw ontstaan. Een wetboek van bestuursrechtelijke
rechtsregels bestaat niet. Het bestuursrecht is met de komst van
de industriële revolutie en de verzorgingsstaat ontstaan. Pas
toen kreeg de overheid een echte bestuurstaak. Het bestuursrecht
heeft zich gedurende de twintigste eeuw verder ontwikkeld. De
rechtsregels zijn per thema ontstaan. De rechtsregels over dat
thema vormen samen een wet. Bij de totstandkoming van een wet
staat niet de systematiek (een bepaald rechtsgebied) centraal,
maar alleen het thema. Te denken is bijvoorbeeld aan de
Werkloosheidswet (WW) en de Algemene Bijstandswet (Abw).
Rechtsregels die grensoverstijgend zijn, zijn opgenomen in
verdragen. Ook in verdragen staat niet een bepaalde systematiek
centraal, maar de regeling van een bepaald thema. Neem
bijvoorbeeld het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens
(EVRM). De landen die het verdrag gesloten en ondertekend hebben,
zijn verplicht om er uitvoering aan te geven. Vele rechtsregels
in het verdrag zijn ook direct verbindend voor de burgers van het
land. Zo kunnen burgers in Nederland een beroep doen op de
bescherming van het gezinsleven, dat het EVRM biedt.
Schematische weergave rechtsgebied en rechtsbron (zie 2.6 en 2.7)
Rechtsgebied |
|
Rechtsbron |
Afk. |
Voorbeeld |
Karakteristiek |
|
Materieel Burgerlijk recht |
Burgerlijk Wetboek |
BW |
Nr. a (p. 27) Art. 251 lid 1 en 2 |
Rechtsregels die de rechten en plichten beschrijven |
Burgerlijk recht |
↑ ↓ |
|
|
|
|
|
Formeel Burgerlijk recht (ter handhaving van het materieel privaatrecht |
Wetboek Burgerlijke Rechtsvordering |
Rv |
Nr. b (p. 28) Art. 804 |
Rechtsregels aan de orde als rechten en plichten niet worden nagekomen (procesregels) |
|31|
Rechtsgebied |
|
Rechtsbron |
Afk. |
Voorbeeld |
Karakteristiek |
|
Materieel Strafrecht |
Wetboek van Strafrecht |
Sr |
Nr. c (p. 28) Art. 310 |
Rechtsregels die de verboden en geboden beschrijven |
Strafrecht |
↑ ↓ |
|
|
|
|
|
Formeel Strafrecht |
Wetboek van Strafvordering |
Sv |
Nr. d (p. 28) Art. 28 lid 1 en lid 2 |
Rechtsregels aan de orde als geboden en verboden overtreden worden (procesregels) |
Bestuursrecht |
Materieel en formeel |
Diverse wetten, waarin een bepaald thema wordt behandeld |
|
Nr. f (p. 29) |
Rechten, plichten en procedure-regels kunnen in dezelfde wet staan |
Staatsrecht |
Materieel |
Diverse wetten, waarin een bepaald thema wordt behandeld |
|
Nr. e (p. 29) |
Statisch recht. Alleen beschrijven van organen en bevoegdheden |
Het vinden van een rechtsregel
Meestal is er een concrete situatie, waarbij een bepaalde toepasselijke rechtsregel gezocht moet worden. Deze rechtsregel regelt dan de relatie van de concrete situatie, bijvoorbeeld de relatie tussen hulpverlener en cliënt. Op grond van de rechtsregel zijn dan voor die concrete situatie de rechten en plichten van partijen vast te stellen.
Stappenplan
1. De praktijksituatie (casus) centraal stellen.
2. De feitelijke gegevens die een rol spelen, vaststellen.
|32|
3. De feitelijke gegevens die van juridische aard zijn apart
zeggen, en daarmee verder gaan.
4. De feitelijke gegevens interpreteren: wat is nu eigenlijk de
juridische vraag van de partijen? Hiervoor zal een rechtsregel
gevonden moeten worden. Daarvoor moeten eerst de volgende stappen
gezet worden:
5. Het rechtsgebied vaststellen aan de hand van de vraag voor
welke relatie de rechten en plichten gezocht moeten worden.
6. Als de vraag naar de rechten en plichten in die bepaalde
situatie centraal staat, dan betreft het materieel recht. Staat
het materieel recht vast, maar wordt datgene wat afgesproken is,
of datgene wat wettelijk bepaald is, niet nagekomen, of worden
geboden of verboden overtreden, dan betreft het formeel recht. Er
zal geprocedeerd moeten gaan worden.
7. Op grond van stap 5 en 6 kan nu de rechtsbron bepaald worden.
Op grond van stap 5 wordt het rechtsgebied bepaald. Op grond van
stap 6 wordt een nadere keuze binnen het rechtsgebied gemaakt.
Namelijk: gaat het om materieel recht of om formeel recht? Als de
keuze op materieel privaatrecht, formeel privaatrecht, materieel
strafrecht of formeel strafrecht valt, is de rechtsbron helder.
Een van de wetboeken is van toepassing (zie schema). In geval van
het bestuursrecht is het moeilijker om de rechtsbron te vinden,
aangezien er veel verschillende losse wetten zijn die het
bestuursrecht regelen. Meestal is het handig om aan de hand van
het thema verder te gaan zoeken. Bij werkloosheid kan de vraag
gesteld worden of hier een bepaalde wet over gaat. Voor dit thema
blijkt de Werkloosheidswet (WW) beschikbaar te zijn. Formeel
bestuursrecht is in ieder geval in de Algemene wet bestuursrecht
(Awb) te vinden.
8. Als de rechtsbron gevonden is, kan de zoektocht naar de
rechtsregel beginnen. De inhoudsopgave van de rechtsbron kan
uitkomst bieden.
9. Als de rechtsregel gevonden is, kan op grond van het ontleden
van de rechtsregel in voorwaarden en rechtsgevolg een conclusie
voor die bepaalde situatie getrokken worden.
Opbouw van een wet (over een themawet én wetboek)
Zowel een themawet als een wetboek worden bij ‘wet’ gemaakt. Binnen elke ‘wet’ is een bepaalde structuur te ontdekken. Vóór de eigenlijke wet staat de datum van invoering en van de laatste wijziging van de wet. Bijvoorbeeld: WET van 3 maart 1881 (Wetboek van Strafrecht) laatste wijziging Staatsblad (Stb.) 2001, nr. 245. Na deze aanvang volgt de zogenaamde considerans. Deze considerans bestaat uit een aantal plechtige
|33|
volzinnen. Daarin formuleert de wetgever de aanleiding voor de
wet. De considerans begint doorgaans met de zin: ‘Alzoo Wij in
overweging genomen hebben, dat het ...’ Na de considerans volgt
de eigenlijke wet, te beginnen met artikel 1. De eerste artikelen
van de wet bevatten meestal algemene bepalingen. Daarin worden
vaak definities gegeven. De laatste artikelen bestaan meestal uit
overgangs- en slotbepalingen waarin wordt aangegeven hoe de wet
omgaat met bestaande gevallen, die al aanwezig zijn voordat de
wet van kracht wordt. De slotartikelen bevatten ook de
citeertitel. Dit is het wetsartikel dat de officiële naam van de
wet aangeeft.
De wetboeken zijn onderverdeeld in boeken, die op hun beurt zijn
onderverdeeld in titels en soms weer opgesplitst in afdelingen.
Boek, titel en afdeling hebben een naam. Deze naam is een goed
hulpmiddel bij het zoeken naar de juiste rechtsregel.
Wettenbundel
Voor bepaalde beroepsgroepen worden wettenbundels samengesteld met wetgeving die voor die beroepsgroep relevant is. Te overwegen is bijvoorbeeld zo’n wettenbundel samen te stellen voor de pastor en pastoraal werker. De keuze welke wetten en wetboeken (dan wel gedeelten daarvan) in de wettenbundel opgenomen worden, is aan de samensteller van de wettenbundel. In de wettenbundel worden vaak in de kantlijn begrippen geplaatst, zodat de lezer makkelijker het gezochte artikel kan vinden. Deze begrippen zijn niet van de wetgever afkomstig, maar worden door een jurist toegevoegd.
Artikelnotering
Zoals psalmen, gezangen en geestelijke liederen op een bepaalde
manier genoteerd worden, zo is dat ook het geval met rechtsregels
die door de wetgever gemaakt worden. Aan het begin van een
complete rechtsregel staat altijd de afkorting art., hetgeen is
afgeleid van artikel. Elk artikel krijgt een nummer. Het artikel
zelf kan onderverdeeld zijn in leden. Een lid kan weer
onderverdeeld zijn door middel van letters (in het benoemen wordt
voor de letter ‘sub’ gezegd).
Voor verwijzingen gelden de volgende regels:
|34|
Soorten wetgevers
Er zijn vaak verschillende wetgevers die rechtsregels over hetzelfde onderwerp maken. De wetgever op het hoogste niveau kan in de rechtsregel stellen dat de regering nadere rechtsregels zal geven bij algemene maatregel van bestuur (AMvB). Om een voorbeeld te geven: In art. 1:239 lid 5 BW wordt vermeld: ‘Bij algemene maatregel van bestuur wordt de behandeling van klachten ter zake van een bij de raad in behandeling zijnde of geweest zijnde aangelegenheid van kinderbescherming geregeld.’ Deze rechtsregel is te vinden in afdeling 3 van het BW waarin een en ander over de Raad voor de Kinderbescherming wordt geregeld. De hoogste wetgever (Kroon en Staten-Generaal) vermeldt echter in de zojuist geciteerde rechtsregel dat zij zelf de klachtenbehandeling niet zal regelen, maar dat zij dat overlaat aan de Kroon (Koning en ministers). De Kroon heeft dit inderdaad ook opgepakt. Er is een besluit van 24 juni 1996, houdende regels ter zake van de behandeling van klachten bij de Raad voor de Kinderbescherming. In deze AMvB staan 14 artikelen. Deze artikelen geven aan wie er kunnen klagen, waarover geklaagd kan worden, bij wie geklaagd kan worden en hoe de klacht behandeld moet worden. Uit dit voorbeeld is af te leiden dat een lagere wetgever een opdracht krijgt van een hogere wetgever om een
|35|
bepaald thema verder uit te werken. Dit betekent dat wetgeving van de Kroon en Staten-Generaal alleen vaak niet voldoende is indien voor een probleem bepaalde wetgeving geraadpleegd moet worden. Juist de regelgeving van de Kroon gaat vaak veel gedetailleerder op bepaalde aspecten in.
Schematische weergave wetgever en product
Soort Wetgever |
Onderwerp |
Product |
Kroon en Staten-Generaal |
Rechtsregels |
Wet en wetboek |
Kroon |
Rechtsregels |
Algemene maatregel van bestuur (AMvB) |
Minister |
Rechtsregels |
Ministeriële verordening |
Provincie |
Rechtsregels |
Provinciale verordening |
Gemeente |
Rechtsregels |
Gemeenteverordening |
Niet alleen de wetgever maakt rechtsregels, ook de rechter houdt zich bezig met het scheppen van rechtsregels. De rechter moet een bepaalde rechtsregel op een conflict toepassen. Veel hangt af van de uitleg van de rechtsregel die door de wetgever gemaakt is. In de loop van de tijd gebeurt het dat bijvoorbeeld door gewijzigde maatschappelijke omstandigheden de rechtsregel veel ruimer geïnterpreteerd gaat worden. Met name als deze ruimere interpretatie door de hoogste rechter in Nederland onderstreept wordt, is ook de rechtspraak scheppend bezig geweest. Zowel voor de burger als voor lagere rechters zijn de uitspraken met name van het hoogste rechtscollege naast de wetgeving van groot belang. Ook de rechtspraak is daarmee een bron van recht geworden. Bijna alle uitspraken van de Hoge Raad (HR) en belangrijke uitspraken van andere rechtscollege worden gepubliceerd in het tijdschrift Nederlandse Jurisprudentie (NJ). In de Nederlandse Jurisprudentie zijn uitspraken over burgerlijk recht en strafrecht opgenomen. Deze uitspraken worden vaak van commentaar voorzien, de zogenaamde noten. Behalve in NJ worden ook uitspraken in de Rechtspraak van de Week (RvdW) opgenomen. Deze uitspraken zijn niet van een noot voorzien.
|36|
Uitspraaknotering
In de juridische literatuur staan verwijzingen naar deze uitspraken. Bijvoorbeeld: HR 7 november 1986, NJ 1987, 526 (zie onder andere deel IV). Dit wil zeggen dat het handelt om een uitspraak van de Hoge Raad, gedaan op 7 november 1986. Deze uitspraak is gepubliceerd in Nederlandse Jurisprudentie, jaargang 1987 onder nummer 526.
Wetenswaardigheden
Straks voor iedereen toegankelijk
Klik via http://www.overheid.nl op de knop ‘wet- en
regelgeving’. Daar staat te lezen dat de Staat na een openbare
aanbesteding de opdracht aan Sdu verleend heeft tot de bouw van
een wettenbestand dat voor iedereen kosteloos via internet
toegankelijk is. Dit product komt in het derde kwartaal van 2002
beschikbaar.
Literatuur
L. Janssen, Nieuwe introductie in het recht, Utrecht: Lemma bv 1999.
Adressen
Ministerie van Justitie
Postbus 20201
2500 EE ’s-Gravenhage
Tel. 070-370 79 11
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA ’s-Gravenhage
Tel. 070-318 22 11
Eerste Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20017
2500 EA ’s-Gravenhage
Tel. 070-312 92 00
|37|
Internet
http:// www. parlement. nl/: Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal met informatie over vergaderingen, kamerstukken, fracties en dergelijke.
http:// www. parlando. sdu.nl/: parlementaire documenten Eerste en Tweede Kamer.
http://www.justitie.nl: ministerie van Justitie. Informatie over het beleid, organisatie en actuele thema’s.
http://www.overheid.nl/: met kamerstukken en handelingen van de Eerste en Tweede Kamer èn staatsbladen onder de knop ‘Officiële Publicaties’.
http://juridische.pagina.nl/: startpagina voorzien van talrijke sites met een relatie tot het recht.
http://www.recht.nl/: verzamelt en rubriceert betrouwbare, actuele en relevante juridische informatie op twaalf verschillende rechts- en themagebieden, zoals familierecht, strafrecht en gezondheidsrecht.
http://www.staatscourant.nl/ publiceert vooral rechtsregels van ministers en staatssecretarissen.
http://gids.recht.nl/wetten: het internetportaal voor juristen.
http://www.recht4all.nl/wetten/wetten.htm: Nederlandse wetgeving op alfabetische volgorde.
http:// www. wetwegwijzer. nl/ is bedoeld voor iedereen die te maken krijgt met wetten en alle regels die daarbij horen. Er kan gezocht worden op rubrieken, onderwerpen, doelgroepen en organisaties.
http:// www. juridisch.nl/ index.html: Juridisch Startpunt is het ideale vertrekpunt voor bedrijven en particulieren die op zoek zijn naar juridische informatie op het internet.