|24|

 

2. Rechtsregels

 

2.1. Casus

Het echtpaar X leeft al geruime tijd in onmin. De ruzies betreffen met name het uitgavenpatroon waar beiden een andere visie op hebben. Eigenlijk zijn daar nooit goede afspraken over gemaakt. De wet schijnt er wel rechtsregels over te hebben, maar hoe je die kunt vinden, is voor beiden een raadsel.

2.2. Achtergrond

Veel van onze rechtsregels hebben hun oorsprong in het Franse recht. De Franse tijd in Nederland besloeg de periode van 1795 tot 1813. In 1798 werd Den Haag omsingeld en aan de Nationale Vergadering werd opgedragen een staatsregeling te maken naar het Franse voorbeeld. Alle sporen van het federalisme moesten daarmee verdwijnen. De bewoners van Nederland werden Nederlanders, staatsburgers van één staat. In mei 1806 maakte de Republiek plaats voor het Koninkrijk Holland. Ons werd een broer van de keizer opgedrongen. Daar deze beiden al snel onenigheid hadden, werd niet lang daarna Nederland door Napoleon geannexeerd en tot een provincie van Frankrijk gemaakt. De rechterlijke organisatie werd toen op Franse leest geschoeid. Er kwam een eenvoudig stelsel van rechtspraak, gescheiden in civiele rechtspraak en strafrechtspraak, en rechtsregels werden in wetboeken opgenomen. In Nederland werd in 1809 het ‘Wetboek van Napoleon ingerigt voor het Koninkrijk Holland’ ingevoerd; in 1811 werden in ons land de Franse wetboeken van kracht.
In 1813 vertrokken de Fransen weer, maar de Franse wetboeken bleven ook na de bevrijding van 1813 van kracht. Echter, slechts zolang er nog geen eigen, nationale wetboeken waren. In 1815 werden drie wetboeken, namelijk van lijfelijke straffen, van de manier van procederen en van koophandel, met een afzonderlijke wet op de rechterlijke organisatie aan koning Willem I aangeboden. In grote lijnen waren de ontworpen wetboeken herziene versies van de wetboeken die tot stand waren gekomen

|25|

ten tijde van koning Lodewijk Napoleon. In 1820 werd het Burgerlijk Wetboek aan de Kamer aangeboden. Wat er ten slotte uit de bus kwam, lag dicht tegen de Code Civil aan.
In de jaren 1848 tot 1868 werd ons land een parlementaire democratie, ingeluid met de grondwetswijziging van 1848. Op dit nieuwe fundament werd het parlementaire stelsel opgebouwd. In 1827 werd het Wetboek van Strafvordering ingediend. Het huidige Wetboek van Strafrecht trad pas in 1886 in werking.3

2.3. Inhoud en ontstaan

Wat maakt een regel tot een rechtsregel en waarin onderscheidt deze regel zich bijvoorbeeld van een fatsoensregel? Een rechtsregel is een regel dit meestal gemaakt wordt door de wetgever. Het bijzondere van zo’n regel is dat als de verplichtingen die uit de rechtsregel voortvloeien niet worden nagekomen, de rechter die plichten kan afdwingen. De rechter zorgt op deze manier voor handhaving van de wet. Wel is het zo dat het in veel gevallen alleen nog om de handhaving van de rechtsnorm gaat. Het kwaad is dan al geschied en niet meer terug te draaien. Bijvoorbeeld als de diefstal is gepleegd en de gestolen goederen inmiddels doorverkocht zijn, is dat een gegeven. Wel worden de dader en de samenleving bepaalde rechtsnormen ingescherpt, op grond waarvan de burger weet dat hij van andermans goed moet afblijven. Hiermee worden als het ware ‘rechtsgoederen’ verdedigd.4 Naast de wetgever is ook de rechter in staat om rechtsregels te laten ontstaan. Dit gebeurt naar aanleiding van concrete conflictsituaties, waarin de rechter op zoek moet gaan naar de rechtsregel aan de hand waarvan hij het conflict kan gaan slechten. De rechtsregel door de wetgever gemaakt, is niet altijd helder. De rechter zal dan tot interpretatie van de rechtsregel moeten overgaan. Hiermee schept hij als het ware een nieuwe rechtsregel. In samenhang kunnen deze rechtsregels dan op de nieuwe situatie toegepast worden.


3 Als bron is gebruikt: P. Gerbenzon en N.E. Algra, Voortgangh des rechtes. De ontwikkeling van het Nederlandse recht tegen de achtergrond van de Westeuropese cultuur, Groningen: H.D. Tjeenk Willink 1972.
4 Een rechtsgoed is een door de rechtsorde beschermd belang. Belangen zijn bijvoorbeeld: openbare orde en rust; vrijheid en eer; bescherming van de zwakkeren; eigendomsrecht.

|26|

2.4. Doel

Rechtsregels ordenen de samenleving, bepalen voor een groot deel het doen en laten van de individuele burger en geven richting aan de functies van de overheid. De manier waarop de samenleving geordend wordt, is niet waardevrij. Binnen de politiek worden ook heel wat ethische vragen aan de orde gesteld. Niet in de laatste plaats bij het doen ontstaan van de juiste rechtsregels. Bij het zoeken naar antwoorden laat de ene politieke partij zich leiden door pragmatisme, de andere op haar beurt door individualisme en zelfontplooiing en weer andere vragen zich aan de hand van transcendente waarden en normen af hoe in die bepaalde situatie op die bepaalde vraag een antwoord gegeven dient te worden.5
In een democratie wordt over de uitkomst uiteindelijk gestemd. Echter, ook in een democratie kan niet altijd de uitkomst van de helft-plus-een bepalend zijn. Als dat het geval is, kan de meerderheid de minderheid onderdrukken. Ook aan de democratie zijn randvoorwaarden te stellen. De zwakkere in de samenleving zal altijd beschermd dienen te worden. De mensenrechten dienen ook in de politiek uitgangspunt te zijn. De regering heeft dus altijd te waken over de grenzen die in acht genomen moeten worden. Grenzen die volgens velen bepaald dienen te worden door het natuurrecht6 (vaak neergelegd in internationale verdragen), volgens anderen door goddelijk recht.7
De ordening betreft heel wat levensterreinen. Vandaar een veelheid aan rechtsregels. Om in het bos van rechtsregels die ene bepaalde rechtsregel te kunnen vinden, heeft men een bepaalde ordening van rechtsregels nodig. De ordening kan plaatsvinden aan de hand van thema’s, maar ook aan de hand van het benoemen van rechtsgebieden (zie paragraaf 2.6). In Nederland wordt van beide ordeningsmogelijkheden gebruikgemaakt.


5 Transcendente waarden en normen zijn waarden en normen die boven het horizontale uitgaan. De christen laat zich leiden door bijbelse waarden en normen die vanuit God aan de mensheid gegeven zijn.
6 Onder natuurrecht versta ik hier ‘de menselijke rede die een aantal basiswaarden kan opsporen die evident zijn voor het welzijn van het menselijke bestaan’.
7 Ik wil me hier aansluiten bij wat Douma onder andere zegt: ‘Wie naar de bron van zoveel gemeenschappelijkheid in moraal en recht vraagt, moet bij God en niet bij de (rationele) natuur zijn (J. Douma, Ethiek en recht, Kampen: Van den Berg 1990, pag. 30). Verder stelt Douma in het kader van het thema mensenrechten: ‘Het is de roeping van christenen ook in de politiek wel te doen aan alle mensen, niet omdat de autonome rede dat vraagt, maar omdat de wet van God en van Christus ons dit als een evidente roeping voorhoudt’ (pag. 58, 59).

|27|

2.5. Objectief en subjectief recht

Een rechtsregel, ook wel objectief recht genoemd, kan in een bepaalde situatie aan die ene burger een juist voor die gelegenheid bedoeld recht verschaffen. Het eerst objectieve recht (de rechtsregel) leidt voor die bepaalde burger tot het hebben van een subjectief recht. Dat subjectieve recht kan door deze burger tot voor de rechter bevochten worden. Een eerst neutraal lijkende rechtsregel komt voor die bepaalde burger opeens tot leven. Iemand die in eerste instantie niet wil trouwen zal aan rechtsregels die voor het huwelijk bestemd zijn voorbij leven. Als de persoon in kwestie echter wil gaan trouwen, gaat de vraag ‘wat de rechten en plichten zijn die aan het huwelijk zijn verbonden’ een rol spelen.

2.6. Rechtsgebieden

De rechtsregel kunnen naar verschillende onderdelen, rechtsgebieden, worden ingedeeld.

Burgerlijk recht

Synoniem voor burgerlijk recht staat civiel recht of privaatrecht. Tot dit rechtsgebied behoort de rechtsregel die een rechtsrelatie tussen burgers onderling regelt. Deze rechtsrelatie kan heel divers zijn. In ieder geval gaat het in die rechtsrelatie om rechten en plichten. Vaak zijn deze rechten op geld waardeerbaar, vaak ook niet. Het eigendomsrecht van een antieke kast is op geld waardeerbaar. Het recht op gezag over een minderjarig kind niet.
Om het burgerlijk recht toegankelijk te maken, maakt men binnen dit rechtsgebied ook weer een onderverdeling. Deze onderverdeling betreft het personen- en familierecht (over ouders, kinderen, partners, etc.), rechtspersonenrecht (over nv, bv etc.) en vermogensrecht (over eigendomsrecht, koopovereenkomsten, onrechtmatige daad etc.). Rechtsregels die aangeven wat gedaan kan worden als de rechten en plichten niet nagekomen worden, behoren ook tot het burgerlijk recht. Het betreffen dan procedureregels. In plaats van over procedureregels kan ook over handhavingsregels gesproken worden.

Twee voorbeelden van een burgerlijke rechtsregel:

a. 1. Gedurende hun huwelijk oefenen de ouders het gezag gezamenlijk uit.
2. Na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood of na de scheiding van

|28|

tafel en bed blijven de ouders die gezamenlijk gezag hebben, dit gezag gezamenlijk uitoefenen, tenzij de ouders of een van hen de rechtbank verzoeken in het belang van het kind te bepalen dat het gezag over een kind of de kinderen aan een van hen alleen toekomt.

b. Na afloop van de behandeling deelt de rechter aan de ter behandeling verschenen personen mede op welke terechtzitting de beschikking zal worden uitgesproken.

Strafrecht

Het strafrecht omvat die rechtsregel waarin de wetgever op het overtreden van een bepaald gebod of verbod de burger een strafsanctie in het vooruitzicht stelt. De rechtsregel die onder bedreiging van een gevangenisstraf stelt dat je het goed dat aan een ander toebehoort, niet mag wegnemen met het doel je het je tegen het recht in toe te eigenen, behoort tot het strafrecht. Weliswaar steelt de ene burger iets bij de ander, maar los van de opvattingen van het slachtoffer vindt de overheid dat dit optreden niet kan. De overheid zal ook los van de mening van het slachtoffer op dit gedrag kunnen reageren. Vandaar dat van de rechtsregel toch gezegd kan worden dat die de relatie tussen de overheid en de burger regelt. Het betreft hier niet de overheid die optreedt als bestuurder. Het gaat hier om de overheid die op overtreding van de rechtsregel een straf in het vooruitzicht stelt. Het is de overheid die bij schending van de rechtsregel tot vervolging mag overgaan. Alleen de overheid mag tot het opleggen van een straf komen. Vóór dat het zover is, zal eerst een procedure gevolgd moeten worden. Ook de rechtsregels die beschrijven hoe de procedure er uit moet zien, behoren tot het strafrecht.

Twee voorbeelden van een rechtsregel uit het strafrecht:

c. Hij die enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort wegneemt, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, wordt, als schuldig aan diefstal, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.

d. 1. De verdachte is bevoegd zich, overeenkomstig de bepalingen van de derde titel van dit boek, door een of meer gekozen of toegevoegde raadslieden te doen bijstaan.
2. Hem wordt daartoe, telkens wanneer hij dit verzoekt, zooveel mogelijk de

|29|

gelegenheid verschaft om zich met zijn raadsman of met zijne raadslieden in verbinding te stellen.

Staatsrecht

Het staatsrecht betreft die rechtsregel die de organisatie van de overheid beschrijft. Het betreft als het ware een soort organigram.

Voorbeeld van een rechtsregel uit het staatsrecht:

e. Het dagelijks bestuur van de gemeente berust bij het college van burgemeester en wethouders voor zover niet bij of krachtens de wet de burgemeester hiermee is belast.

Bestuursrecht

Synoniem aan bestuursrecht is het administratief recht. Het bestuursrecht omvat die rechtsregels waarin de overheid in relatie tot de burger of andersom in actie komt. De rechtsregel kan bepalen dat de inwoner van de gemeente verplicht is om aan de gemeentelijke overheid belasting te betalen. De rechtsregel kan de gemeente verplichten om aan deze burger op verzoek een bijstandsuitkering te geven, als deze niet beschikt over de middelen die nodig zijn om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. Tot het bestuursrecht behoort ook die rechtsregel waarin vermeld wordt hoe de burger kan reageren als hij zich door een beslissing van de overheid in dezen tekortgedaan voelt. De rechtsregel kan bijvoorbeeld beschrijven wat de burger moet doen als hij van de gemeente te horen krijgt dat hij geen recht op een bijstandsuitkering heeft.

Voorbeeld van een rechtsregel uit het bestuursrecht:

f. Geen recht op ziekengeld heeft de verzekerde gedurende de periode dat hij niet in Nederland woont.

2.7. Wetgeving als rechtsbron

De rechtsregels die tot een bepaald rechtsgebied behoren, zijn voor een groot deel opgeslagen in wetboeken. Er is sprake van een wetboek als er rechtsregels in staan die over tal van onderwerpen gaan, en in ieder geval het rechtsgebied, de rechtssystematiek gemeen hebben. Zo zijn burgerlijke

|30|

rechtsregels opgenomen in het Burgerlijk Wetboek (BW) en Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Strafrechtsregels zijn opgenomen in het Wetboek van Strafrecht (Sr) en in het Wetboek van Strafvordering (Sv). Deze wetboeken zijn gedurende de negentiende eeuw ontstaan. Een wetboek van bestuursrechtelijke rechtsregels bestaat niet. Het bestuursrecht is met de komst van de industriële revolutie en de verzorgingsstaat ontstaan. Pas toen kreeg de overheid een echte bestuurstaak. Het bestuursrecht heeft zich gedurende de twintigste eeuw verder ontwikkeld. De rechtsregels zijn per thema ontstaan. De rechtsregels over dat thema vormen samen een wet. Bij de totstandkoming van een wet staat niet de systematiek (een bepaald rechtsgebied) centraal, maar alleen het thema. Te denken is bijvoorbeeld aan de Werkloosheidswet (WW) en de Algemene Bijstandswet (Abw).
Rechtsregels die grensoverstijgend zijn, zijn opgenomen in verdragen. Ook in verdragen staat niet een bepaalde systematiek centraal, maar de regeling van een bepaald thema. Neem bijvoorbeeld het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De landen die het verdrag gesloten en ondertekend hebben, zijn verplicht om er uitvoering aan te geven. Vele rechtsregels in het verdrag zijn ook direct verbindend voor de burgers van het land. Zo kunnen burgers in Nederland een beroep doen op de bescherming van het gezinsleven, dat het EVRM biedt.

Schematische weergave rechtsgebied en rechtsbron (zie 2.6 en 2.7)

Rechtsgebied

 

Rechtsbron

Afk.

Voorbeeld

Karakteristiek

 

Materieel Burgerlijk recht

Burgerlijk Wetboek

BW

Nr. a (p. 27) Art. 251 lid 1 en 2

Rechtsregels die de rechten en plichten beschrijven

Burgerlijk recht

↑ ↓

 

 

 

 

 

Formeel Burgerlijk recht

(ter handhaving van het materieel privaatrecht

Wetboek Burgerlijke Rechtsvordering

Rv

Nr. b (p. 28) Art. 804

Rechtsregels aan de orde als rechten en plichten niet worden nagekomen (procesregels)

|31|

Rechtsgebied

 

Rechtsbron

Afk.

Voorbeeld

Karakteristiek

 

Materieel Strafrecht

Wetboek van Strafrecht

Sr

Nr. c (p. 28) Art. 310

Rechtsregels die de verboden en geboden beschrijven

Strafrecht

↑ ↓

 

 

 

 

 

Formeel Strafrecht
(ter handhaving van het materieel strafrecht)

Wetboek van Strafvordering

Sv

Nr. d (p. 28)

Art. 28 lid 1 en lid 2

Rechtsregels aan de orde als geboden en verboden overtreden worden (procesregels)

Bestuursrecht

Materieel en formeel

Diverse wetten, waarin een bepaald thema wordt behandeld

 

Nr. f (p. 29)
Art. 19a uit de Ziektewet

Rechten, plichten en procedure-regels kunnen in dezelfde wet staan

Staatsrecht

Materieel

Diverse wetten, waarin een bepaald thema wordt behandeld

 

Nr. e (p. 29)
Art. 149 uit de Gemeentewet

Statisch recht. Alleen beschrijven van organen en bevoegdheden

Het vinden van een rechtsregel

Meestal is er een concrete situatie, waarbij een bepaalde toepasselijke rechtsregel gezocht moet worden. Deze rechtsregel regelt dan de relatie van de concrete situatie, bijvoorbeeld de relatie tussen hulpverlener en cliënt. Op grond van de rechtsregel zijn dan voor die concrete situatie de rechten en plichten van partijen vast te stellen.

Stappenplan
1. De praktijksituatie (casus) centraal stellen.
2. De feitelijke gegevens die een rol spelen, vaststellen.

|32|

3. De feitelijke gegevens die van juridische aard zijn apart zeggen, en daarmee verder gaan.
4. De feitelijke gegevens interpreteren: wat is nu eigenlijk de juridische vraag van de partijen? Hiervoor zal een rechtsregel gevonden moeten worden. Daarvoor moeten eerst de volgende stappen gezet worden:
5. Het rechtsgebied vaststellen aan de hand van de vraag voor welke relatie de rechten en plichten gezocht moeten worden.
6. Als de vraag naar de rechten en plichten in die bepaalde situatie centraal staat, dan betreft het materieel recht. Staat het materieel recht vast, maar wordt datgene wat afgesproken is, of datgene wat wettelijk bepaald is, niet nagekomen, of worden geboden of verboden overtreden, dan betreft het formeel recht. Er zal geprocedeerd moeten gaan worden.
7. Op grond van stap 5 en 6 kan nu de rechtsbron bepaald worden. Op grond van stap 5 wordt het rechtsgebied bepaald. Op grond van stap 6 wordt een nadere keuze binnen het rechtsgebied gemaakt. Namelijk: gaat het om materieel recht of om formeel recht? Als de keuze op materieel privaatrecht, formeel privaatrecht, materieel strafrecht of formeel strafrecht valt, is de rechtsbron helder. Een van de wetboeken is van toepassing (zie schema). In geval van het bestuursrecht is het moeilijker om de rechtsbron te vinden, aangezien er veel verschillende losse wetten zijn die het bestuursrecht regelen. Meestal is het handig om aan de hand van het thema verder te gaan zoeken. Bij werkloosheid kan de vraag gesteld worden of hier een bepaalde wet over gaat. Voor dit thema blijkt de Werkloosheidswet (WW) beschikbaar te zijn. Formeel bestuursrecht is in ieder geval in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te vinden.
8. Als de rechtsbron gevonden is, kan de zoektocht naar de rechtsregel beginnen. De inhoudsopgave van de rechtsbron kan uitkomst bieden.
9. Als de rechtsregel gevonden is, kan op grond van het ontleden van de rechtsregel in voorwaarden en rechtsgevolg een conclusie voor die bepaalde situatie getrokken worden.

Opbouw van een wet (over een themawet én wetboek)

Zowel een themawet als een wetboek worden bij ‘wet’ gemaakt. Binnen elke ‘wet’ is een bepaalde structuur te ontdekken. Vóór de eigenlijke wet staat de datum van invoering en van de laatste wijziging van de wet. Bijvoorbeeld: WET van 3 maart 1881 (Wetboek van Strafrecht) laatste wijziging Staatsblad (Stb.) 2001, nr. 245. Na deze aanvang volgt de zogenaamde considerans. Deze considerans bestaat uit een aantal plechtige

|33|

volzinnen. Daarin formuleert de wetgever de aanleiding voor de wet. De considerans begint doorgaans met de zin: ‘Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het ...’ Na de considerans volgt de eigenlijke wet, te beginnen met artikel 1. De eerste artikelen van de wet bevatten meestal algemene bepalingen. Daarin worden vaak definities gegeven. De laatste artikelen bestaan meestal uit overgangs- en slotbepalingen waarin wordt aangegeven hoe de wet omgaat met bestaande gevallen, die al aanwezig zijn voordat de wet van kracht wordt. De slotartikelen bevatten ook de citeertitel. Dit is het wetsartikel dat de officiële naam van de wet aangeeft.
De wetboeken zijn onderverdeeld in boeken, die op hun beurt zijn onderverdeeld in titels en soms weer opgesplitst in afdelingen. Boek, titel en afdeling hebben een naam. Deze naam is een goed hulpmiddel bij het zoeken naar de juiste rechtsregel.

Wettenbundel

Voor bepaalde beroepsgroepen worden wettenbundels samengesteld met wetgeving die voor die beroepsgroep relevant is. Te overwegen is bijvoorbeeld zo’n wettenbundel samen te stellen voor de pastor en pastoraal werker. De keuze welke wetten en wetboeken (dan wel gedeelten daarvan) in de wettenbundel opgenomen worden, is aan de samensteller van de wettenbundel. In de wettenbundel worden vaak in de kantlijn begrippen geplaatst, zodat de lezer makkelijker het gezochte artikel kan vinden. Deze begrippen zijn niet van de wetgever afkomstig, maar worden door een jurist toegevoegd.

Artikelnotering

Zoals psalmen, gezangen en geestelijke liederen op een bepaalde manier genoteerd worden, zo is dat ook het geval met rechtsregels die door de wetgever gemaakt worden. Aan het begin van een complete rechtsregel staat altijd de afkorting art., hetgeen is afgeleid van artikel. Elk artikel krijgt een nummer. Het artikel zelf kan onderverdeeld zijn in leden. Een lid kan weer onderverdeeld zijn door middel van letters (in het benoemen wordt voor de letter ‘sub’ gezegd).
Voor verwijzingen gelden de volgende regels:

  • doorgenummerde wet: als er sprake is van een wet die oploopt van artikel 1 t/m 124 zoals bij de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) en er verwezen moet worden naar artikel 117 en daarvan nummer 1 onderdeel c, wordt genoteerd: art. 117 lid 1 onder c Vw

|34|

  • wet genummerd per hoofdstuk: de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bestaat uit acht hoofdstukken en elk hoofdstuk wordt weer opnieuw genummerd. Als er verwezen moet worden naar hoofdstuk 8 en daarvan artikel 55, het vijfde nummer en daarvan de letter c, wordt genoteerd: art. 8:55 lid 5 onder c Awb. Het zal duidelijk zijn dat het nummer voor de dubbele punt verwijst naar het nummer van het hoofdstuk;
  • eventuele titels en afdelingen worden nooit in een verwijzing benoemd. Dat is ook niet nodig, want via het artikel en het nummer van het hoofdstuk voor de dubbele punt wordt de juiste rechtsregel gevonden;
  • in geval van een wetboek: een wetboek bestaat uit verschillende boeken. Elk boek is weer onderverdeeld in titels en afdelingen. Elk boek begint opnieuw te nummeren. Het Burgerlijk Wetboek bijvoorbeeld bevat acht boeken. Er is in elk hoofdstuk een artikel 1 te vinden. Daarom wordt ook hier het nummer van het boek voor de dubbele punt geplaatst. Als verwezen moet worden naar artikel 345 van boek 1 en daarvan nummer 1 over sub c vermeld onder paragraaf 10, van afdeling 6 te vinden onder titel 14 wordt genoteerd: Art. 1:345 lid 1 onder c BW. Er zijn ook wetboeken met boeken die doorgenummerd worden. Als dat het geval is, is de dubbele punt niet nodig.

Soorten wetgevers

Er zijn vaak verschillende wetgevers die rechtsregels over hetzelfde onderwerp maken. De wetgever op het hoogste niveau kan in de rechtsregel stellen dat de regering nadere rechtsregels zal geven bij algemene maatregel van bestuur (AMvB). Om een voorbeeld te geven: In art. 1:239 lid 5 BW wordt vermeld: ‘Bij algemene maatregel van bestuur wordt de behandeling van klachten ter zake van een bij de raad in behandeling zijnde of geweest zijnde aangelegenheid van kinderbescherming geregeld.’ Deze rechtsregel is te vinden in afdeling 3 van het BW waarin een en ander over de Raad voor de Kinderbescherming wordt geregeld. De hoogste wetgever (Kroon en Staten-Generaal) vermeldt echter in de zojuist geciteerde rechtsregel dat zij zelf de klachtenbehandeling niet zal regelen, maar dat zij dat overlaat aan de Kroon (Koning en ministers). De Kroon heeft dit inderdaad ook opgepakt. Er is een besluit van 24 juni 1996, houdende regels ter zake van de behandeling van klachten bij de Raad voor de Kinderbescherming. In deze AMvB staan 14 artikelen. Deze artikelen geven aan wie er kunnen klagen, waarover geklaagd kan worden, bij wie geklaagd kan worden en hoe de klacht behandeld moet worden. Uit dit voorbeeld is af te leiden dat een lagere wetgever een opdracht krijgt van een hogere wetgever om een

|35|

bepaald thema verder uit te werken. Dit betekent dat wetgeving van de Kroon en Staten-Generaal alleen vaak niet voldoende is indien voor een probleem bepaalde wetgeving geraadpleegd moet worden. Juist de regelgeving van de Kroon gaat vaak veel gedetailleerder op bepaalde aspecten in.

Schematische weergave wetgever en product

Soort Wetgever

Onderwerp

Product

Kroon en Staten-Generaal

Rechtsregels

Wet en wetboek

Kroon

Rechtsregels

Algemene maatregel van bestuur (AMvB)

Minister

Rechtsregels

Ministeriële verordening

Provincie

Rechtsregels

Provinciale verordening

Gemeente

Rechtsregels

Gemeenteverordening

2.8. Rechtspraak als rechtsbron

Niet alleen de wetgever maakt rechtsregels, ook de rechter houdt zich bezig met het scheppen van rechtsregels. De rechter moet een bepaalde rechtsregel op een conflict toepassen. Veel hangt af van de uitleg van de rechtsregel die door de wetgever gemaakt is. In de loop van de tijd gebeurt het dat bijvoorbeeld door gewijzigde maatschappelijke omstandigheden de rechtsregel veel ruimer geïnterpreteerd gaat worden. Met name als deze ruimere interpretatie door de hoogste rechter in Nederland onderstreept wordt, is ook de rechtspraak scheppend bezig geweest. Zowel voor de burger als voor lagere rechters zijn de uitspraken met name van het hoogste rechtscollege naast de wetgeving van groot belang. Ook de rechtspraak is daarmee een bron van recht geworden. Bijna alle uitspraken van de Hoge Raad (HR) en belangrijke uitspraken van andere rechtscollege worden gepubliceerd in het tijdschrift Nederlandse Jurisprudentie (NJ). In de Nederlandse Jurisprudentie zijn uitspraken over burgerlijk recht en strafrecht opgenomen. Deze uitspraken worden vaak van commentaar voorzien, de zogenaamde noten. Behalve in NJ worden ook uitspraken in de Rechtspraak van de Week (RvdW) opgenomen. Deze uitspraken zijn niet van een noot voorzien.

|36|

Uitspraaknotering

In de juridische literatuur staan verwijzingen naar deze uitspraken. Bijvoorbeeld: HR 7 november 1986, NJ 1987, 526 (zie onder andere deel IV). Dit wil zeggen dat het handelt om een uitspraak van de Hoge Raad, gedaan op 7 november 1986. Deze uitspraak is gepubliceerd in Nederlandse Jurisprudentie, jaargang 1987 onder nummer 526.

Wetenswaardigheden

Straks voor iedereen toegankelijk
Klik via http://www.overheid.nl op de knop ‘wet- en regelgeving’. Daar staat te lezen dat de Staat na een openbare aanbesteding de opdracht aan Sdu verleend heeft tot de bouw van een wettenbestand dat voor iedereen kosteloos via internet toegankelijk is. Dit product komt in het derde kwartaal van 2002 beschikbaar.

Literatuur

L. Janssen, Nieuwe introductie in het recht, Utrecht: Lemma bv 1999.

Adressen

Ministerie van Justitie
Postbus 20201
2500 EE ’s-Gravenhage
Tel. 070-370 79 11

Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA ’s-Gravenhage
Tel. 070-318 22 11

Eerste Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20017
2500 EA ’s-Gravenhage
Tel. 070-312 92 00

|37|

Internet

http:// www. parlement. nl/: Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal met informatie over vergaderingen, kamerstukken, fracties en dergelijke.

http:// www. parlando. sdu.nl/: parlementaire documenten Eerste en Tweede Kamer.

http://www.justitie.nl: ministerie van Justitie. Informatie over het beleid, organisatie en actuele thema’s.

http://www.overheid.nl/: met kamerstukken en handelingen van de Eerste en Tweede Kamer èn staatsbladen onder de knop ‘Officiële Publicaties’.

http://juridische.pagina.nl/: startpagina voorzien van talrijke sites met een relatie tot het recht.

http://www.recht.nl/: verzamelt en rubriceert betrouwbare, actuele en relevante juridische informatie op twaalf verschillende rechts- en themagebieden, zoals familierecht, strafrecht en gezondheidsrecht.

http://www.staatscourant.nl/ publiceert vooral rechtsregels van ministers en staatssecretarissen.

http://gids.recht.nl/wetten: het internetportaal voor juristen.

http://www.recht4all.nl/wetten/wetten.htm: Nederlandse wetgeving op alfabetische volgorde.

http:// www. wetwegwijzer. nl/ is bedoeld voor iedereen die te maken krijgt met wetten en alle regels die daarbij horen. Er kan gezocht worden op rubrieken, onderwerpen, doelgroepen en organisaties.

http:// www. juridisch.nl/ index.html: Juridisch Startpunt is het ideale vertrekpunt voor bedrijven en particulieren die op zoek zijn naar juridische informatie op het internet.