(Cap. V) Van het houwelick

3. Het soude oock nut ende te wenschen sijn dat, wanneer deselvighe gheschieden, een kerckendienaer ofte ouderlinck daerbij ware, opdat hij den Name des Heeren aengheroepen ende beyde de partijen hares ampts vermaent hebbende, neerstelick mochte ondervraghen of sij yemants anders beloftenisse hebben ghedaen, ende soo een van beyden een lidmaet der kercke is, of de andere partije oock der Religie is toeghedaen, ende voornemelick opdat hij versekert mocht werden van dese navolghende stucken.