(Cap. I) Van den dienaren des Woordts, ouderlinghen ende diaconen

10. Ghelijck men sonder wettelicke ghetuyghenisse niet lichtverdelick eenighe beschuldinghe teghen eenen dienaer toelaten magh, alsoo wanneer hetselfde wettelick gheschiet, soo sal hij anderen tot een exempel ghestraft worden.
De grove feyten ende misdaden die men acht dat met opschortinghe ofte afsettinghe des dienstes moeten ghestraft werden, sijn onder andere deze de voornaemste valsche leere ende ketterije, verschueringhe der ghemeynte, openbare godtslasteringhe, simonie, trouweloose verlatinghe sijnes dienstes ende indringhinghe in eens anders dienst, overspel, hoerdom, dieverye, ghewonelick dronckenschap, ghewelt, vechterije, schandelick ghewin ende kortelick alle sonden ende grove feyten die andere voor de werelt eerloos maken ende der afsnijdinghe werdich ghehouden worden.10


10 De lijst met zonden is via Wezel en Calvijn afkomstig van Bucer, vgl. W. van ’t Spijker, De ambten bij Martin Bucer, Kampen 1970, blz. 235vv; zie blz. 237 noot 87.