Artikel 75. De verzoening na openbare zonden

 

Van al zulke zonden, die van haar nature wege openbaar, of door verachting der kerkelijke vermaningen in het openbaar gekomen zijn, zal de verzoening (wanneer men zekere tekenen der boetvaardigheid ziet), openbaarlijk geschieden, door het oordeel des kerkeraads; en ten plattelande, of in mindere steden, daar waar één dienaar is, met advies van twee genabuurde kerken, in zulke vorm en manier als tot stichting van een iedere kerk bekwaam zal geoordeeld worden.

 

Tekenen van boetvaardigheid

Naast de geheime zonden onderscheidt de kerkorde de openbare zonden. Hieronder verstaan we die zonden ‘die van haar nature wege openbaar’ komen of door ‘verachting van de kerkelijke vermaningen openbaar gekomen zijn’. Openbare zonden zijn zonden die niet meer aan één of enkele leden van de gemeente bekend zijn, maar waarvan zo goed als de gehele gemeente kennis heeft gekregen. Zo kan iemand in openbare vergaderingen of in geschriften, een ketterse leer verkondigen. Iemand kan in een zondige levenswandel zodanig wandelen, dat het openlijk in de gemeente bekend geworden is. Ook is een zonde openbaar wanneer de kerkeraad iemand onder de tucht heeft moeten stellen, die de herhaalde broederlijke vermaning, zoals bedoeld in Mattheüs 18, door verharding in de zonde heeft verworpen. Wanneer nu een dergelijke zondaar tot inkeer en berouw komt is verzoening met de kerk weer mogelijk. Wie zijn overtredingen bekent en laat, zal barmhartigheid verkrijgen (Spr. 28: 13). Hierin is de kerkelijke tucht onderscheiden van de wereldlijke straf. Wereldlijke straf eindigt wanneer de strafmaat is ondergaan, maar de kerkelijke tucht houdt aan totdat er bekering komt van de zonde en daarmede de zonde wordt nagelaten.
De kerkorde zegt wel dat er ‘zekere tekenen van boetvaardigheid’ moeten zijn. Er moeten genoegzame blijken van boetvaardigheid aanwezig zijn, voordat de kerkeraad mag overgaan tot het tot stand brengen van een verzoening. Deze tekenen van boetvaardigheid moeten uitkomen in de belijdenis van schuld en in een nieuwe levenswandel. Het is de taak van de kerkeraad daarover in elk geval een oordeel te vormen en een overtuiging te hebben dat dit inderdaad zo is.

Vanzelfsprekend moeten dergelijke blijken voortkomen uit een waar berouw des harten. Maar het is voor een kerkeraad onmogelijk in het hart van een mens te zien. Waar berouw is vrucht van het werk van de Heilige Geest in het hart, dat openbaar komt in schuldbelijdenis en een nieuwe levenswandel. Dit laatste kan wel gezien en beoordeeld worden. Wel blijft hierbij altijd de mogelijkheid dat wat voor werkelijkheid aangezien wordt, maar schijnbaar, nagemaakt of voorgewend is. Aan dit gevaar valt nu eenmaal niet te ontkomen. Wel kan de kerkeraad indien hij aan de oprechtheid van het berouw twijfelt, een proeftijd stellen. Het is in sommige gevallen juist aan te bevelen de afgedwaalde een kortere of langere proeftijd voor te schrijven. In deze periode heeft de kerkeraad gelegenheid om na te gaan of het berouw en de tekenen der boetvaardigheid ernstig gemeend zijn. De persoon over wie het gaat zal daar dan ook begrip voor hebben en juist moeten beseffen dat deze maatregel in zijn eigen belang is, tenminste als zijn berouw echt en welgemeend is.

 

Het vragen van advies

Artikel 75 zegt verder dat de wijze waarop de verzoening tot stand wordt gebracht, ter beoordeling van de kerkeraad staat. Deze bepaling is ruim gesteld. Wel wordt er een voorbehoud aan toegevoegd dat dit ‘ten plattelande of in mindere steden, daar waar één dienaar is, met advies van twee genabuurde kerken’ zal geschieden. De bedoeling van deze bepaling is dat de kerkeraad in elk voorkomend geval beoordeelt hoe de verzoening tot stand zal komen. Nu kan daarover in een kerkeraad verschil van gevoelen zijn. In een kerkeraad waar meer dan één predikant is, kan men met meerderheid van stemmen uitmaken wat er zal gaan gebeuren. Maar in kerkeraden met slechts één predikant moet in een dergelijk geval eerst het, advies gevraagd worden van twee genabuurde kerkeraden voordat de definitieve beslissing valt. De bedoeling zal wel zijn dat de kerkeraad met twee genabuurde kerkeraden vergadert en een uiteenzetting geeft over de zaak in kwestie. Daarna vormt iedere kerkeraad zich een eigen oordeel. Vervolgens komt men tot de vorming van een gemeenschappelijk oordeel. Nu komt zo'n geval in onze tijd zo goed als niet meer voor. Want wanneer er in de kerkeraad verschil van gevoelen is, wordt de classis om advies gevraagd. Maar in spoedgevallen, b.v. als de classisvergadering juist heeft plaats gevonden, kan er ook op deze wijze gehandeld worden.

 

De wijze van schuldbelijden

Tenslotte zegt dit artikel dat de verzoening van openbare zonden ‘openbaarlijk’ zal geschieden, maar ‘in zulke vorm en manier als tot stichting van een iedere kerk bekwaam zal geoordeeld worden’. Openbare zonden moeten in het openbaar beleden worden. Dit is het grondbeginsel. Onder openbare schuldbelijdenis verstonden de gereformeerde vaderen het opstaan van een lid in de openbare kerkdienst om zijn schuld te erkennen, maar ook het doen van een korte mededeling ‘op den stoel’ nadat belijdenis van schuld gedaan is voor de kerkeraad. Maar de wijze en de vorm ervan laat de kerkorde over aan de kerkeraad n.l. zoals ‘tot stichting van iedere kerk bekwaam zal geoordeeld worden’. Alle gevallen hebben een bepaalde achtergrond en ook bepaalde toestanden in een gemeente kunnen een woord meespreken. Het gaat er om dat de kerkeraad een onbevangen oordeel geeft en dat er een eerlijke behandeling tot stand komt. Persoonlijke sympathie of antipathie mag hierbij niet in aanmerking komen. De eer des Heeren en het welzijn der gemeente moeten in de beslissing van de kerkeraad de doorslag geven.


Gier, K. de (1989)


COMMENTAAR OP
Kerkorde GG (1907) Art. 75