|57|
Het rapport ‘Op weg naar een nieuwe kerkenraadsstructuur’ bevat de eindconclusies van een commissie kerkenraadsstructuur, ingesteld door de kerkenraad algemene zaken van de Christelijke Gereformeerde Kerk te Groningen. Deze commissie had als opdracht de situatie met betrekking tot de organisatiestructuur van de kerkenraad te inventariseren en advies te geven ‘over mogelijke verbeteringen van de structuur, de werkwijze en de samenstelling, teneinde de verantwoordelijkheden ten aanzien van bestuur en organisatie enerzijds en pastoraat en diaconaat anderzijds zo optimaal mogelijk ten uitvoer te kunnen brengen’.84 De commissie was gebonden aan twee principiële randvoorwaarden, namelijk ten eerste dat de bestaande gemeente-structuur van één gemeente met drie wijken gehandhaafd zou blijven en ten tweede dat de adviezen niet in strijd mochten zijn met betreffende bepalingen in de kerkorde.
In hoofdlijnen bestond de oorspronkelijke organisatiestructuur van de kerkenraad uit twee niveau’s: de kerkenraad algemene zaken als beleidsvoorbereidend college en de kerkenraad, verdeeld in drie wijkkerkenraden, als operationeel en verantwoordelijk college. Het besluitvormingsproces verliep als volgt: zaken werden door de vertegenwoordigers van de drie wijkraden in de kerkenraad algemene zaken aan de orde gesteld en behandeld. Daar kwamen vervolgens voorstellen uit die ter goedkeuring aan de wijkraden werden voorgelegd. Tenslotte vond in de wijkraden de
84 Op weg naar een nieuwe kerkenraadsstructuur. Eindrapport van de commissie kerkenraadsstructuur van de Christelijke Gereformeerde Kerk Groningen, Groningen 1999, 3.
|58|
besluitvorming plaats. De gezamenlijke wijkraden zijn in deze constructie verantwoordelijk.
De problemen met betrekking tot de organisatiestructuur van de kerkenraad zijn door de commissie geïnventariseerd met behulp van een onder de ambtsdragers gehouden enquête, aangevuld met de resultaten uit nadere gesprekken met ambtsdragers en informatie over soortgelijke situaties elders. Na een bespreking van alle gesignaleerde knelpunten heeft de commissie een eerste aanzet gegeven tot adviezen. Deze zijn met de kerkenraad besproken, waarna de commissie vijf prioriteiten heeft geformuleerd, waaruit uiteindelijk voorstellen zijn ontstaan om tot een nieuwe kerkenraadsstructuur te komen. Deze vijf prioriteiten worden hieronder uitgewerkt.
1 De vorming van een kerkelijk bureau
In het kerkelijk bureau worden activiteiten ondergebracht die
betrekking hebben op verschillende werkzaamheden van de
kerkenraad die veel beslag leggen op de tijdsbesteding van
scriba’s en andere kerken-raadsleden. De werkzaamheden van het
kerkelijk bureau liggen op het gebied van het secretariaat (o.a.
ontvangen van post en distribueren naar de juiste plaats van het
kerkelijk leven, notuleren van kerken-raadsvergaderingen, maken
van instructies en roosters), ledenadministratie, informatie
(maken van mededelingenblad, uitbrengen gemeentegids,
pr-activiteiten, kerkblad) en bestaan verder uit het bijhouden
van het kerkelijk archief, het beheren van een bibliotheek,
documentatiecentrum, videotheek en audiotheek en het verzorgen
van een huisdrukkerij. Het bureau wordt bemenst door
vrijwilligers, voor een deel ‘zittende’ gemeenteleden die
bepaalde werkzaamheden al thuis doen. De bedoeling is te komen
tot een eigen onderkomen waar alle werkzaamheden worden
ondergebracht. Het kerkelijk bureau maakt deel uit van een
taakgroep in de kerkenraad algemene zaken, waarvan in ieder geval
de scriba’s en een bureaucoördinator deel uitmaken. Daar waar
nodig is de kerkenraadsscriba formeel verantwoordelijk voor
bepaalde bureau-activiteiten (zoals notulen van
kerkenraadsvergaderingen en bepaalde in- en externe
correspondentie).
2 Structuur kerkenraad
Tijdens het werk van de commissie kwamen twee kernpunten naar
voren: aan de ene kant het belang van pastoraat en diaconaat en
aan de andere kant de algemene, bestuurlijke zaken. De
nadrukkelijke wens was dat beide kernpunten de nodige tijd en
aandacht zouden krijgen tijdens overleggen en vergaderingen. De
commissie wil het
|59|
onderscheid tussen beide kernpunten daarom in de structuur van de
kerkenraad terug laten komen. Dat wil zeggen: pastoraat in
sectie-overleggen en in kerkenraden pastoraat, diaconaat in
sectie-overleggen en een kerkenraad diaconaat en tenslotte
algemene en bestuurlijke zaken in een geherstructureerde
kerkenraad algemene zaken. Dit betekent dat er een structuur
ontstaat met drie overlegni-veaus, elk met een eigen specifiek
aandachtsgebied:
a Sectie-overleggen
Hier krijgt het primaire pastorale en diaconale werk aandacht en
wordt de zorg voor de gemeenteleden met elkaar gedeeld en
bewaard.
b Kerkenraden pastoraat en diaconaat
Hier komen de specifieke pastorale en diaconale situaties uit de
sectie-overleggen aan de orde en vindt bezinning en toerusting
plaats.
c Kerkenraad algemene zaken
Hier krijgen alle aspecten uit het gemeentelijk leven aandacht en
wordt het algemeen beleid voorbereid en uitgevoerd.
3 Pastoraat en diaconaat
In de oude situatie kwamen op de wijkraadsvergaderingen zowel
pastoraat en diaconaat als algemene en bestuurlijke zaken aan de
orde. In de nieuwe structuur komt er meer nadruk op pastoraat en
diaconaat te liggen doordat er geen algemene zaken meer behandeld
worden en doordat ouderlingen over pastorale zaken en diakenen
over diaconale zaken vergaderen.
a Sectie-overleg (10x per jaar)
Bij het overleg in de sectieteams zijn alle instanties betrokken
die zich bezig houden met zorg in de gemeente, zoals ouderlingen,
diakenen en het jeugdteam. Het overleg heeft het karakter van een
werkoverleg. Hiernaast is er plek voor vorming en toerusting. Het
overleg in de secties vindt met het oog op vertrouwelijke
(ambts-) informatie afwisselend plaats met enkel ambtsdragers of
met bovendien jeugdteamleden en andere medewerker.
b Kerkenraden pastoraat en diaconaat (5x per jaar)
In de kerkenraden pastoraat en diaconaat worden de pastorale en
diaconale situaties afgestemd. De in de sectie-overleggen
geconstateerde bijzondere situaties worden door de coördinatoren
van de secties aan de orde gesteld en desgewenst door de
vergadering besproken. Waar nodig worden besluiten genomen en
afspraken gemaakt over te vormen beleid. Daarnaast is er tijd
voor bezinning, vorming en toerusting. Omdat het primaire werk in
de secties plaatsvindt, kan het aantal pastorale en diaconale
vergaderingen
|60|
worden beperkt. Bestuurlijke en algemene zaken komen hier niet
aan de orde. De kerkenraad diaconaat bestaat uit een moderamen
(1e voorzitter, 2e voorzitter en notulist)
en alle diakenen. De kerkenraad pastoraat bestaat uit een
moderamen (1e voorzitter (=wijkpredikant),
2e voorzitter en notulist) en alle ouderlingen van de
betreffende wijk.
c Kerkenraad breed (5x per jaar: 1x met gemeente, 1x
studiedag met thema, 3x beleid)
Tijdens de vergaderingen van de brede kerkenraad, waar alle
ambtsdragers aanwezig zijn, wordt ‘de grote lijn’ uitgestippeld
en het beleid kerkenraadbreed vastgesteld en geëvalueerd.
4 Algemene zaken en bestuur
De kerkenraad algemene zaken houdt zich bezig met alle zaken die
de gemeente als geheel aangaan (zoals verkondiging, liturgie,
talstelling ambtsdragers, beheerszaken enz.). De kerkenraad
algemene zaken formuleert visie en stelt op grond daarvan
beleidsplannen op. Om alle elementen die het functioneren van de
gemeente bepalen afzonderlijk aandacht te geven, wordt de
kerkenraad algemene zaken opgedeeld in taakgroepen. De gemeente
kent zes inhoudelijke taakgroepen: 1. verkondiging, 2.
levenswijding, 3. vorming en toerusting, 4. pastoraat, 5.
diaconaat en 6. onderling meeleven. Deze zes worden in de
organisatie van de kerkenraad aangevuld met: 7. financiën en
beheer en 8. algemene zaken. De taakgroepen bestaan uit een
taakgroepcoördinator (ambtsdrager) en vertegenwoordigers van
commissies die actief zijn in het betreffende taakgebied
(gemeenteleden). Onder de taakgroepen functioneren allerlei
commissies die actief zijn op het aandachtsgebied van de
taakgroep. De voornaamste rol van een taakgroep is om het werk
dat in die taakgroep thuishoort vorm en inhoud te geven
(voortgang van lopende zaken in de gaten houden, alert zijn op
nieuwe ontwikkelingen, uitdiepen van onderwerpen, voorbereiden
van stukken voor de kerkenraad enz.). In de kerkenraad algemene
zaken zijn alle taakgroepen vertegenwoordigd door de
taakgroepcoördinatoren.85 Naast de
taakgroepcoördinatoren hebben in de kerkenraad algemene zaken
zitting: de predikanten (zij fungeren als voorzitter), één of
twee kerkenraadsscriba’s en een notulist(e) die afkomstig is uit
het kerkelijk bureau.
85 ‘De werkwijze is te vergelijken met het kabinet: de ministers hebben allemaal een eigen portefeuille en worden bij het uitvoeren daarvan uitvoerig geïnformeerd, geadviseerd en geholpen door hele batterijen van ambtenaren’ (Op weg naar een nieuwe kerkenraadsstructuur, 26). Een belangrijk voordeel van deze manier van werken is volgens het rapport dat de benadering van het gemeentelijk ➝
|61|
De resultaten uit de diverse taakgroepen worden afgestemd in de kerkenraad algemene zaken en nieuw beleid wordt voorgelegd aan de brede kerkenraad. De kerkenraad algemene zaken vergadert tweewekelijks, de taakgroepen vergaderen in de tussenliggende weken.
5 Communicatie
De voorgestelde structuur vergt een zorgvuldig afgestemde
organisatie van de communicatie, zowel binnen de kerkenraad en de
gemeente als naar buiten toe. Voorgesteld wordt daarom om een
communicatiedeskundige aan te stellen en te komen tot een
samenhangend in- en extern communicatieplan. Als alle besproken
onderdelen van de kerkenraad samengevoegd worden, ontstaat het
geheel van de nieuwe organisatiestructuur van de kerkenraad. De
besluitvorming vindt in deze structuur als volgt plaats:
- de sectie-overleggen en de kerkenraden pastoraat en diaconaat
signaleren, rapporteren en stemmen de bevindingen af binnen de
specifieke werkvelden;
- via de kerkenraden pastoraat en diaconaat komen bepaalde vraag-
en aandachtspunten op de kerkenraad algemene zaken aan de orde
bij de betreffende taakgroepen;
- dagelijkse operationele zaken die binnen het vastgestelde
beleid vallen worden rechtstreeks door de betreffende taakgroepen
uitgevoerd;
- in bijzondere gevallen kan worden besloten tot de vorming van
een projectteam, dat een specifieke opdracht heeft en een
tijdelijk karakter;
- de resultaten van de taakgroepen en projectteams komen na
afstemming in de kerkenraad algemene zaken aan de orde in de
brede kerkenraad, waar de besluitvorming plaatsvindt;
- het vastgestelde beleid wordt uitgevoerd door de betreffende
taakgroepen;
- het uitgevoerde beleid wordt in de brede kerkenraad geëvalueerd
en bijgesteld.
Het organisatie- en beleidshandboek vormt het resultaat van een proces van gemeenteopbouw dat door de kerkenraad reeds een aantal jaren eerder in gang werd gezet. Tijdens dit proces zijn onder andere de functies en taken die het gemeenteleven stimuleren en coördineren in kaart
➝ functioneren anders wordt: de kerkenraad zal meer inhoudelijk gaan denken en minder in structuren en in commissies.
|62|
gebracht. Daarbij is een aantal oude functies aangepast, zijn nieuwe functies ontstaan en zijn taken die een bepaalde relatie met elkaar hebben tot een organisch geheel gevormd. In hoofdstuk B3 van het handboek komt de organisatie- en overlegstructuur van de kerkenraad aan de orde.
In de besturingsstructuur van de gemeente worden door het handboek de volgende organen onderscheiden, die hieronder achtereenvolgens worden beschreven: 1. kerkenraad, 2. moderamen, 3. wijkteams, 4. pastoraal en diaconaal beraad, 5. predikantenberaad, 6. bijzonder pastoraat, 7. commissies en werkgroepen.
1 Kerkenraad
De kerkenraad heeft ambtelijk opzicht over het gemeenteleven en
draagt daarmee de eindverantwoordelijkheid voor het totale beleid
binnen de gemeente. De kerkenraad bestaat uit door de gemeente
gekozen ouderlingen en diakenen alsmede de predikant(en).
Taken en verantwoordelijkheden:
- het geven van geestelijke leiding aan de gemeente;
- het houden van toezicht op de pastorale en diaconale zorg
binnen de gemeente;
- erop toezien dat de gemeente kan groeien in het uitoefenen van
de kernfuncties vieren, leren, delen en dienen;
- het nemen van beslissingen inzake invulling van vacatures van
de kerkenraad en bezoldigde functies.
Samenstelling:
- ambtsdragers (wijkouderlingen, wijkdiakenen, moderamenleden,
ouderlingen en diakenen met een bijzondere opdracht),
predikanten), kerkelijk werker (zonder stemrecht) en notulist(e)
(zonder stemrecht).
Vergaderstructuur:
- de kerkenraad vergadert tien maal per jaar, in vijf lange en
vijf korte vergaderingen.
2 Moderamen
Het moderamen is het beleidsvoorbereidend en -uitvoerend orgaan
van de kerkenraad.
Taken en verantwoordelijkheden:
- de voorbereiding van (de uitgangspunten van) het geestelijk en
materieel beleid;
- de bevordering en sturing van de uitvoering van vastgesteld
beleid;
- het toezicht op de uitvoering van vastgesteld beleid;
|63|
- nemen van beslissingen t.a.v. de dagelijkse gang van zaken,
binnen door de kerkenraad vastgestelde kaders en met een
verantwoordingsplicht achteraf.
Samenstelling:
- 9 ouderlingen met een bijzondere opdracht (voorzitter
moderamen, scriba, moderamenleden Delen, Vieren, Dienen,
Getuigen, ‘Interne activiteiten en doelgroepen’, Leren en
Beheren), 1 predikant als adviserend lid en 1 notulist(e).
Overlegstructuur:
- Het moderamen vergadert plenair zo vaak zij dit voor een goede
uitvoering van haar taken noodzakelijk acht.
3 Wijkteams
Het wijkteam is verantwoordelijk voor de uitvoering van beleid in
de wijk en valt onder de verantwoordelijkheid van het
moderamenlid Delen.
Taken en verantwoordelijkheden:
- het wijkteam heeft tot taak ervoor te zorgen dat de wijk de
primaire plaats van contact wordt tussen de gemeenteleden in
pastorale, diaconale en sociale betekenis. Daarmee is het
wijkteam verantwoordelijk voor de uitvoering van alle
activiteiten in de wijk:
- het uitvoering geven aan de pastorale en diaconale taak
van de kerk en haar leden;
- het bevorderen van de onderlinge gemeenschap in de
wijk.
Samenstelling:
- 1 ouderling, 1 diaken, meerdere pastoraal bezoekers (m/v), 1
activiteitencoördinator.
Overlegstructuur:
- het wijkteamoverleg vindt maandelijks of tweemaandelijks
plaats. In deze samenkomst vinden een aantal vormen van overleg
plaats die ieder een eigen kring van aanwezigen kennen en in
principe aansluitend op elkaar plaatsvinden. Deze vormen van
overleg zijn:
- overleg sociale wijkaangelegenheden
deelnemers: ouderling, diaken, pastoraal bezoekers,
activiteitencoördinator, wijkcontactpersonen;
- bestuurlijk overleg
deelnemers: ouderling, diaken, pastoraal bezoekers,
activiteitencoördinator;
- pastoraal en diaconaal overleg
deelnemers: ouderling, diaken, pastoraal bezoekers.
Hiernaast zijn er andere vormen van overleg tussen het wijkteam
en de pastores en het wijkteam en het moderamenlid Delen.
|64|
- overleg wijkteam en pastores
deelnemers: ouderling, diaken, pastoraal bezoekers, bij
de wijk betrokken pastores;
- overleg wijkteam en moderamenlid Delen
deelnemers: ouderling, diaken, pastoraal bezoekers,
activiteitencoördinator, moderamenlid Delen.
4 Pastoraal / diaconaal beraad
Het pastoraal / diaconaal beraad is een separaat onderdeel van de
kerkenraadsvergadering. In dit beraad vindt afstemming en waar
nodig besluitvorming plaats over pastorale en diaconale
uitvoeringsvragen en worden ervaringen op pastoraal en diaconaal
vlak uitgewisseld die de gehele kerkenraad aangaan.
Taken en verantwoordelijkheden:
- het nemen van operationele beslissingen binnen bestaand beleid
op pastoraal en diaconaal gebied, voor zover deze beslissingen
niet zijn voorbehouden aan het pastoraal beraad, het diaconaal
beraad of het wijkteam;
- het nemen van operationele beslissingen over urgente
vraagstukken op pastoraal en diaconaal gebied waarvoor nog geen
kerken-raadsbeleid is geformuleerd.
Samenstelling:
- ambtsdragers (wijkouderlingen, wijkdiakenen, ouderlingen met
een bijzondere opdracht op het vlak van pastoraat, moderamenleden
Delen en Dienen, overige moderamenleden facultatief (afhankelijk
van het onderwerp), predikant(en), kerkelijk werker (zonder
stemrecht) en notulist(e) (zonder stemrecht).
Overlegstructuur:
- het pastoraal / diaconaal beraad vindt plaats in de vergadering
van de kerkenraad.
a Pastoraal beraad
Het pastoraal beraad is een orgaan van de kerkenraad waar een
beperkt deel van de kerkenraadsleden samenkomt. In het pastoraal
beraad vindt overleg plaats over specifieke pastorale
vraagstukken.
Taken en verantwoordelijkheden:
- het houden van bezinningsmomenten over pastorale
vraagstukken;
- het bespreken van bepaalde wijkoverstijgende pastorale
situaties;
- het regelen en afstemmen van praktische zaken op pastoraal
gebied.
|65|
Samenstelling:
- ambtsdragers (wijkouderlingen, jeugdouderling, moderamenlid
Delen), predikant(en), kerkelijk werker (zonder stemrecht),
notulist(e) (zonder stemrecht).
Overlegstructuur:
- het pastoraal beraad vergadert aansluitend aan de vergadering
van de kerkenraad in vijf korte en vijf lange vergaderingen.
b Diaconaal beraad
Het diaconaal beraad is een orgaan van de kerkenraad waar een
bepaald deel van de kerkenraadsleden samenkomt. In het diaconaal
beraad vindt overleg plaats over specifieke diaconale
vraagstukken.
Taken en verantwoordelijkheden:
- het houden van bezinningsmomenten over diaconale
vraagstukken;
- het bespreken van bepaalde wijkoverstijgende diaconale
situaties;
- het regelen en afstemmen van praktische zaken op diaconaal
gebied.
Samenstelling:
- ambtsdragers (wijkdiakenen, moderamenlid Dienen) en notulist(e)
(zonder stemrecht).
Overlegstructuur:
- het diaconaal beraad vergadert aansluitend aan de vergadering
van de kerkenraad in vijf korte en vijf lange vergaderingen.
5 Predikantenberaad
Aan het predikantenberaad nemen de predikanten deel. Hier vindt
hoofdzakelijk afstemming van de werkzaamheden plaats. Het beraad
vaardigt een predikant af als adviserend lid naar het moderamen.
Daarnaast kan het beraad ondersteuning bieden aan het moderamen
in het formuleren van pastoraal en diaconaal beleid. De kerkelijk
werker neemt deel aan het overleg voor zover het de afstemming in
pastorale zorg betreft (pastores overleg).
6 Bijzonder pastoraat
Het bijzonder pastoraat is een door de kerkenraad ingestelde
groep vertrouwenspersonen die wordt benoemd door het moderamen op
voorstel van het moderamenlid Delen en die bestaat uit
niet-ambtsdragers. Het bijzonder pastoraat geeft ondersteuning
bij pastorale problemen en valt onder de verantwoordelijkheid van
het moderamenlid Delen.
|66|
Taken en verantwoordelijkheden:
- het, op verzoek, geven van adviezen op pastoraal gebied;
- het ter ondersteuning van ouderlingen bieden van pastorale hulp
aan gemeenteleden.
7 Commissies en werkgroepen
Binnen de besturingsstructuur werken verschillende permanente
commissies en tijdelijke werkgroepen die zich richten op een
bepaald facet van het gemeentelijk functioneren en bestaan uit
leden van de gemeente. Vaststelling van de taken van een
commissie of werkgroep en benoeming van leden gebeurt door het
moderamen.
In 1999 werd door het Gereformeerd Vormings Instituut te Zwolle een ‘kerkenradendag’ georganiseerd, waarbij prof. dr. M. te Velde een referaat hield over de taak en opdracht van kerkenraden. Deze dag mondde uit in een toezegging om zo mogelijk een ‘bestuursconcept voor kerkenraden’ aan de kerken aan te bieden. Met behulp van dit concept zouden kerkenraden in staat gesteld moeten worden om hun taak van 'geestelijke leiding geven' aan de gemeente beter te vervullen. Een werkgroep heeft als resultaat het ‘Nieuw Bestuurs-Concept voor de brede kerkenraad’ gepresenteerd, met de bedoeling dat dit concept in de praktijk zijn verdere uitwerking en invulling zou krijgen.86
Het bestuursconcept begint met de vraag: ‘wat zijn in de gemeente van Christus de kerntaken van de kerkenraad?’ Voordat op deze vraag ingegaan wordt, volgen er drie motto’s die kennelijk als leidraad hebben gediend bij het schrijven van het concept.87
Motto 1: ‘De kerkenraad is er voor de geestelijke leiding aan de christelijke gemeente en is geen manager die alle beheersmatige zaken van de organisatie die kerk heet onder controle moet zien te houden.’
86 In deze notitie wordt het begrip brede kerkenraad
gebruikt. ‘Daarmee wordt bedoeld de predikant met de
ouderlingen en diakenen. Deze notitie gaat niet in op de andere
functionele organen binnen een plaatselijke gemeente n.l. de
kerkenraad “smal” en de diaconie. Evenmin wordt ingegaan op
secties, wijkraden e.d.’ (J.S. van den Berg, B. Bos, J.
Lenting, M. te Velde, Nieuw Bestuurs-Concept,
H.3.1).
87 J.S. van den Berg, B. Bos, J. Lenting, M. te Velde, Nieuw
Bestuurs-Concept, H.3.
|67|
Motto 2: ‘De wijze van organisatie (de structurering) van het
kerkenraadswerk wordt enerzijds bepaald door de visie op de
verantwoordelijkheid van kerkenraad en gemeente en anderzijds
door de gewenste inhoud van het werk; m.a.w. de structuur volgt
de inhoud. In deze benadering past een werkwijze met vergaande
werkverdeling en delegatie.’
Motto 3: ‘Als de bijbel, het christelijk geloof of de
gereformeerde confessie niet in het geding zijn moeten
gemeenteleden zich 3x bedenken voordat ze de kerkenraad gaan
bestoken met bezwaren van zeer uiteenlopende aard. Dat stelt de
kerkenraad in staat om zich beter te concentreren op zijn
kerntaken. De kerkenraad is geen “wrijfpaal” voor teleurgestelde
gemeenteleden. Dit vraagt om een houdingsverandering bij
gemeenten en kerkenraden.’
Hierna wordt het bestuursconcept inhoudelijk verder uitgewerkt,
onderverdeeld in een zestal aandachtspunten.
1 Geestelijk leiding geven en de kerntaken van de kerkenraad
Efeziërs 4: 11-12 is volgens de opstellers de centrale tekst in
het Nieuwe Testament als het gaat om de oorsprong en het doel van
de ambtsdragers en de verhouding van ambtsdragers en gemeente.
Dit vertrekpunt is bepalend voor de kerntaken van de kerkenraad.
De structurering, prioritering en organisatie van het werk van de
kerkenraad vloeien daaruit voort. Wanneer de Bijbel spreekt over
‘besturen’, dan gaat het over zaken die bedoeld zijn in de tekst
van Efeziërs 4. Het gaat niet over het bedrijfsmatig runnen van
een organisatie. Bij de term 'geestelijke leiding' gaat het om
alle geestelijke taken in het gemeente-zijn en daarbij is te
denken aan de volgende kern-verantwoordelijkheidsgebieden voor de
kerkenraad:
- verkondiging (incl. zending en evangelisatie);
- pastoraat;
- catechese / onderricht;
- diaconaat.
Om op deze gebieden meer inhoudelijk bezig te zijn is nodig:
- het ontwikkelen van een visie op deze
kernaandachtsgebieden;
- het communiceren van die visie naar en met de gemeente.
Alle andere taken zijn faciliterend, ondersteunend,
probleemoplossend, enzovoort. Die taken horen niet tot de
kerntaken van de kerkenraad en dienen in principe door
gemeenteleden in commissies, taken of werkgroepen gedaan te
worden. Wel dient de kerkenraad oog te hebben voor de samenhang
tussen en de integratie van al deze aandachtsvelden. Dat is de
‘integratieve verantwoordelijkheid’ van de kerkenraad.
|68|
‘De kerkenraad dient zijn agenda te laten bepalen door een beperkt aantal kerntaken en dient alle andere taken die er in de gemeente zijn zorgvuldig en systematisch te verdelen over en te delegeren naar commissies, werkgroepen en taakgroepen van gemeente-leden of over te laten aan het overleg van meer kerken gezamenlijk.’88
2 Kerntaken predikant
Als de kerkenraad zich concentreert op een beperkt aantal
kerntaken, kan ook de predikant zich concentreren op zijn
kerntaken. Hij hoeft niet meer als woordvoerder en verdediger op
te treden in gemeentelijke discussies over thema’s die niet tot
de kerntaken van de kerkenraad behoren. Dat versterkt het
ambtsprofiel van de predikant. In dit verband wordt een
vraagteken gezet bij de voorzittersrol van de predikant in de
kerkenraad. Over het algemeen komt de theologische expertise van
de predikant beter tot zijn recht in de positie van deelnemer aan
het kerkenraadsoverleg dan als voorzitter.
‘Een predikant is geen “stoottroeper” die als verdediger en woordvoerder de invoering van allerlei beleidsplannen en voorstellen moet toelichten, variërend van kerkbouw tot koorzang. De kerkenraad dient er voor te zorgen dat ook de predikant zich kan concentreren op zijn kerntaken.’89
3 Beleidscyclus
Op elk van de genoemde kern-verantwoordelijkheidsgebieden zal een
lange-termijn-beleid voor de gemeente moeten worden afgesproken.
Daarover moet het gaan in beleidsvormende en beleidsevaluerende
gesprekken in de brede kerkenraad. Bij de inhoudelijke
voorbereiding van die beleidsbesprekingen kunnen commissies en
werkgroepen een rol spelen. Vanwege voortgaande ontwikkelingen en
gewijzigde omstandigheden is beleidsvorming en beleidsevaluatie
een steeds terugkerend proces.
‘De bijeenkomsten van de brede kerkenraad dienen gericht te zijn op bezinning en op het vaststellen, communiceren en evalueren van beleid t.a.v. een beperkt aantal kernaandachtsgebieden.’90
88 J.S. van den Berg, B. Bos, J. Lenting, M. te Velde,
Nieuw Bestuurs-Concept, H.3.2.
89 J.S. van den Berg, B. Bos, J. Lenting, M. te Velde, Nieuw
Bestuurs-Concept, H.3.3.
90 J.S. van den Berg, B. Bos, J. Lenting, M. te Velde, Nieuw
Bestuurs-Concept, H.3.4.
|69|
4 Werk delegeren
Als de kerkenraad zich concentreert op een beperkt aantal
kernaandachtsgebieden die te maken hebben met ‘geestelijk leiding
geven aan de gemeente’, blijven er tal van onderwerpen over die
voor het gemeentelijk functioneren belangrijk zijn. Deze zaken
zullen vergaand moeten worden gedelegeerd aan taakgroepen,
commissies of werkgroepen. Onder delegeren wordt in de notitie
verstaan: het overdragen van taken en bevoegdheden. Die
overdracht vindt plaats binnen een aantal randvoorwaarden dat van
tevoren door de kerkenraad wordt aangegeven. Bovendien zal de
kerkenraad de uitvoering van de overgedragen taken toetsen aan de
randvoorwaarden. De uitvoerende taak van de kerkenraad vermindert
zo, maar zijn toetsende en verifiërende taak groeit.
‘Uitvoering van beleid en het behartigen van niet-kerntaken dient maximaal te worden verdeeld over en gedelegeerd aan commissies en taakgroepen die binnen aangegeven kaders vergaand zelfstandig opereren en communiceren met de gemeente. Delegeren is een kwestie van vertrouwen.’91
5 Moderamen en Commissie Bestuurlijke Zaken (CBZ)
Om de kerkenraad in staat te stellen zich te concentreren op zijn
kerntaken wordt de instelling van een commissie bestuurlijke
zaken voorgesteld. De CBZ bestaat uit vijf belijdende leden van
de gemeente, onder wie bij voorkeur een ouderling en een diaken.
De CBZ begeleidt de uitvoering van de afspraken van de kerkenraad
en neemt allerlei praktische en organisatorische beslissingen die
vallen binnen het afgesproken beleid. Verder onderhoudt de CBZ
namens het moderamen de contacten met commissies of werkgroepen.
Het moderamen bestaat uit predikant, scriba(’s), ouderling(en) en
diaken(en) en wordt samengesteld op basis van deskundigheid. Dat
kan betekenen dat er naar verhouding te veel diakenen van
uitmaken. Taken van het moderamen zijn:
- agendavoorbereiding voor de kerkenraad en tijdens de
vergadering voorzitten en notuleren;
- inhoudelijke voorbereiding van thema’s voor de kerkenraad en
letten op kwaliteit en wijze van behandeling van nota’s en
rapporten;
91 J.S. van den Berg, B. Bos, J. Lenting, M. te Velde, Nieuw Bestuurs-Concept, H.3.6.
|70|
- overleg met de CBZ voor zover dit betrekking heeft op de inhoud van de kerkenraadsvergaderingen.
6 Problemen en geschillen
Een apart aandachtspunt is de manier van reageren op
bezwaarbrieven of anderszins geuite bezwaren van gemeenteleden.
Veel vragen kunnen in beginsel worden beantwoord door een
betreffende taakgroep, commissie of werkgroep waarop het bezwaar
betrekking heeft. Er is dan een twee-traps-aanpak mogelijk:
a Het moderamen legt een bezwaar ter afhandeling voor aan de
betreffende commissie of taakgroep. Die is in eerste instantie
bevoegd om het bezwaar af te wikkelen.
b Bij een herhaald bezwaar kan de kerkenraad uit zijn midden een
commissie van beroep van drie personen aanwijzen die het bezwaar
namens de kerkenraad afwikkelt.
Gaat de kritiek over de prediking, de catechese, het pastoraat of
het diaconaat dan ligt een commissie van beroep uit het midden
van de kerkenraad het meest voor de hand. Het is belangrijk dat
de bezwaar-cultuur in de gemeente wordt omgebogen. Bezwaar maken
moet als het om kernpunten van Bijbel, geloof en confessie gaat.
Daarover mag consensus worden verwacht en nagestreefd. Veel
bezwaren hebben echter niet die zwaarte. Voor die gevallen past
een basishouding van consent in plaats van consensus. In de
preventieve sfeer zouden ker-kenraden deze houding in de gemeente
kunnen bevorderen.
‘Binnen de gemeente dient er meer oog te komen voor het verschil tussen zaken die de bijbel, het christelijk geloof of de gereformeerde confessie betreffen en zaken waarover verschil van opvatting mag blijven bestaan. De vraag moet zijn: kan ik — evt. met behoud van bezwaren — toch op christelijk verantwoorde wijze leven met een wellicht onvolkomen beleid of besluit?’92
Bij bestudering van de drie modellen valt op dat er gemeenschappelijke elementen zitten in de oplossingen die gekozen zijn om op een efficiëntere manier als kerkenraad te functioneren. Aan de hand van deze elementen wil ik komen tot een beoordeling van de modellen in het licht van wat gevonden is in hoofdstuk 2 en 3.
92 J.S. van den Berg, B. Bos, J. Lenting, M. te Velde, Nieuw Bestuurs-Concept, H.3.8.
|71|
Ik doel daarmee op een gedifferentieerde manier van werken waarbij niet de kerkenraad in z’n geheel alles behandelt wat ter tafel komt, maar waarbij bepaalde onderwerpen door een kleiner college worden afgehandeld.
Het verst hierin gaat het model van Groningen. Belangrijk is de splitsing in de structuur van de kerkenraad in pastoraat / diaconaat aan de ene kant (vormgegeven in sectie-overleggen en kerkenraden pastoraat / diaconaat) en algemene en bestuurlijke zaken aan de andere kant (vormgegeven in een kerkenraad algemene zaken).93 Deze splitsing komt voort uit de wens om beide kanten van het kerkenraadswerk gewicht te kunnen geven, een wens die als zodanig positief is te waarderen. Eveneens positief is dat er door deze splitsing daadwerkelijk meer tijd gecreëerd wordt voor (bezinning op) pastoraat en diaconaat, zeker gezien het feit dat in de vroegere situatie het tekort aan tijd hiervoor als één van de kernproblemen bij het functioneren van de kerkenraad naar voren kwam.94
Nadeel van de scheiding is echter dat pastoraat en diaconaat aan de ene kant en algemene zaken aan de andere kant zó ver uit elkaar getrokken worden dat er bijna geen momenten meer zijn waarop die twee polen elkaar raken. De wijkouderlingen en diakenen die bijeenkomen in de sectie-overleggen en de kerkenraden pastoraat en diaconaat, komen slechts drie keer per jaar in aanraking met hun collega-ambtsdragers die elke veertien dagen samenkomen in de kerkenraad algemene zaken. In die drie vergaderingen van de brede kerkenraad moet het beleid voor de gemeente geëvalueerd en vastgesteld worden.95
Hiermee samenhangend is het gevolg van de scheiding tussen beide kanten van het kerkenraadswerk, dat een doorsnee wijkouderling erg weinig in aanraking komt met zaken die het leiden van de gemeente aangaan. In de praktijk richt hij zich alleen op het pastoraat. Daarentegen zijn er andere ouderlingen die zich ‘fulltime’ bezig houden met beleid en algemene zaken, maar die geen pastorale taak hebben. Waarschijnlijk wordt dit voor de opstellers van het rapport geenszins als een probleem gezien, omdat het in hun ogen aansluit bij de wens om zoveel mogelijk gaven-gericht te werken. Een veel gehoorde opmerking is dat er veel
93 Op weg naar een nieuwe kerkenraadsstructuur,
21.
94 Op weg naar een nieuwe kerkenraadsstructuur, 6.
95 In totaal wordt er vijf keer per jaar een kerkenraad breed
gehouden, maar één keer daarvan is een gemeentevergadering, en
één keer een toerustingsavond over een bepaald thema, zodat er
drie vergaderingen overblijven voor de bespreking van het beleid.
Op weg naar een nieuwe kerkenraadsstructuur,
24-25.
|72|
ouderlingen zijn die wél bezoeken willen afleggen, maar het niet zien zitten om ‘over van alles en nog wat’ te vergaderen. Nu is het natuurlijk zo, dat er onder de ouderlingen broeders zijn met gaven die vooral op het pastorale vlak liggen, en die minder goed zijn in het nadenken over beleidszaken. Toch is het de vraag in hoeverre bij deze opmerking werkelijk de gaven van de ambtsdrager in het geding zijn. Wanneer alle onderwerpen op de agenda van de kerkenraadsvergaderingen goed aan zouden sluiten bij de hoofdtaak van de kerkenraad, het geestelijk leiding geven aan de gemeente, zouden juist de pastorale gaven van de genoemde broeders niet gemist kunnen worden.
Principieel is het bezwaar tegen de oplossing om sommige ouderlingen alleen pastoraat te laten doen en anderen alleen te laten vergaderen, dat deze oplossing ver af staat van het bijbelse beeld van de ouderling als herder dat we in het Nieuwe Testament vonden. Bij het herderlijke werk hoort aan de ene kant het verzorgen van de kudde (bijvoorbeeld in het individueel pastoraat), en aan de andere kant het leiden van de kudde (bijvoorbeeld door het 'de weg wijzen' in het formuleren van visie en beleid). Een herder is iemand die zijn schapen kent, en juist daardoor weet wat het beste voor de kudde is. De vraag is daarom of je het herderlijke werk zó uit elkaar kunt trekken als hier gebeurt. Hoe is het mogelijk om een visie te formuleren en beleidsplannen op te stellen voor een gemeente, als het concrete pastoraat binnen die gemeente niet aan dezelfde tafel ter sprake komt?
Naast dit principiële bezwaar zit er ook een praktisch nadeel aan het uit elkaar trekken van onderdelen van het kerkenraadswerk, namelijk dat al die verschillende instanties die in de plaats zijn gekomen van de éne kerkenraadsvergadering vragen om onderlinge afstemming en vormen van contact. Het is dan ook geen wonder dat men in Groningen pleit voor een communicatiedeskundige en een in- en extern communicatieplan! Naast tijdwinst (doordat ambtsdragers niet over alle onderdelen van het kerkenraadswerk hoeven te vergaderen) levert deze methode tegelijkertijd veel extra werk op (doordat allerlei vormen van overleg en communicatie nodig zijn).
Hoewel in Veenendaal de gehele kerkenraad frequenter dan in Groningen bij het werk van zowel bestuur als pastoraat betrokken blijft (door tien keer per jaar gezamenlijk te vergaderen), is er ook hier sprake van decentralisatie, en wel in de vorm van een moderamen waarin negen ouderlingen met een speciale opdracht zitting hebben. Dit moderamen houdt zich bezig met de voorbereiding van geestelijk en materieel beleid en neemt beslissingen ten aanzien van de dagelijkse gang van zaken. De negen ouderlingen met speciale opdracht behartigen allen een deel van het gemeentewerk, maar hebben geen pastorale taak. De wijkouderlingen
|73|
en diakenen daarentegen doen hun werk vooral in de wijkteams, en vergaderen daarnaast tien keer per jaar in een pastoraal of diaconaal beraad. Dezelfde opmerkingen die hierboven gemaakt zijn, zijn ook hier van toepassing, zij het in iets mindere mate omdat er sprake is van tien gezamenlijke kerkenraadsvergaderingen per jaar, in plaats van drie in Groningen.
In het Nieuw Bestuurs-Concept zou decentralisatie aan te wijzen zijn in de vorm van een Commissie Bestuurlijke Zaken. Voor een deel neemt deze commissie namelijk alvast beslissingen die anders door de kerkenraad als geheel genomen zouden moeten worden. Het gaat hierbij om praktische en organisatorische beslissingen die vallen binnen het afgesproken beleid. Je zou deze werkwijze echter ook een vorm van delegatie kunnen noemen, en ik heb ervoor gekozen om het daarom bij punt 3 te beschrijven.
In Groningen was het werken met wijkteams al ingevoerd voordat het rapport geschreven werd, vandaar dat niet veel uitgelegd wordt over het functioneren van een wijkteam. Toch blijkt het een belangrijke pijler te zijn waarop de structuur steunt. De wijkteams komen aan de orde bij de vergaderingen van de sectie: hier zijn wijkouderlingen, wijkdiakenen en niet-ambtsdragers aanwezig. Op de sectie-vergaderingen vindt de rapportage van de huisbezoeken plaats. Verslag van het pastoraat in de gemeente wordt in principe dus niet gedaan op de kerkenraad. Dat wordt wel gedaan met bijzondere pastorale situaties die door de sectie ‘doorverwezen’ worden naar de kerkenraad pastoraat / diaconaat, maar ook van deze vergadering geldt dat daarin alleen de wijkouderlingen en wijkdiakenen vertegenwoordigd zijn, en niet de ouderlingen met bijzondere opdracht. In het verlengde van wat onder punt 1 als bezwaar werd aangevoerd, geldt ook hier als bezwaar dat de huisbezoekverslagen gedaan worden op een plaats die ver af ligt van de plek waar de visie en het beleid voor de gemeente wordt geformuleerd.
Behalve het feit dat de ouderlingen met bijzondere opdracht niet op de hoogte zijn van pastorale situaties in de gemeente, is het bovendien zo dat maar een klein aantal wijkouderlingen van de situatie op een bepaald adres op de hoogte is. In het beste geval zijn dit de ouderlingen van één wijk (doordat het een ‘bijzondere pastorale situatie’ betreft die op de kerkenraad pastoraat besproken is), en in het slechtste geval is dat maar één ouderling (doordat het adres alleen in de sectie besproken is). De gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle ouderlingen voor het herderlijke werk in de gemeente komt hier naar mijn mening niet meer tot zijn recht. In het bijzonder is hierbij te denken aan de gezamenlijke taak van het houden van opzicht en tucht. De vraag is te stellen waar, dat wil
|74|
zeggen: in welke vergadering en met welke deelnemers, zaken van opzicht en tucht aan de orde komen. Het rapport vermeldt dit niet, maar te veronderstellen is dat deze zaken vallen onder de ‘bijzondere pastorale situaties’ die door de sectie doorverwezen worden naar de kerkenraad pastoraat. Als eerste probleem hierbij geldt dat deze zaken om voor ‘doorverwijzing’ in aanmerking te komen toch eerst op de tafel van het wijkteam terecht komen, waarbij het de vraag is in hoeverre daarbij de geheimhoudingsplicht van een ambtsdrager overeind kan blijven (dit geldt overigens voor alle huisbezoekverslagen die op een sectie-vergadering gedaan worden). Maar al zou het vertrouwelijke karakter van bepaalde informatie gewaarborgd blijven,96 dan nog blijft het probleem dat het daadwerkelijk bespreken van een zaak van opzicht en tucht op de kerkenraad pastoraat niet gebeurt onder verantwoordelijkheid van alle ouderlingen, maar slechts door de ouderlingen van één wijk. Theoretisch zou het voor kunnen komen dat op twee wijkkerkenraden pastoraat gesproken wordt over een gelijksoortige situatie, waarbij beide kerkenraden tot een verschillend oordeel komen.
De vraag is ook te stellen op welke vergadering het opzicht over de ambtsdragers zelf, en in het bijzonder ook over de predikant en zijn taken aan de orde komt. Waar moet de predikant verslag uitbrengen van zijn eigen functioneren? Gebeurt dat ook op een kerkenraad pastoraat, bijvoorbeeld na een bezoek van zijn wijkouderling? Maar welke vergadering houdt dan het daadwerkelijke opzicht over zijn functioneren, bijvoorbeeld ten aanzien van zijn kerntaak: de verkondiging? Dat kunnen toch niet de ouderlingen van één wijk zijn? Of valt dat misschien onder de ouderlingen die de kerkenraad algemene zaken en bestuur vormen? Hoe het ook geregeld is, het lijkt in ieder geval moeilijk om in de gekozen structuur uitdrukking te geven aan de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid die alle oudsten hierin zouden moeten hebben.
In het handboek van Veenendaal wordt het functioneren van de wijkteams breder uitgemeten dan in het rapport van Groningen. Er zijn hier vijf verschillende vormen van overleg vanwege het grote aantal ambtsdragers en gemeenteleden dat bij het bezoekwerk betrokken is. De uitvoering van de pastorale en diaconale taak van de kerkenraad vindt in het wijkteam plaats. Dit houdt onder andere in dat ook hier de huisbezoek-verslagen gedaan worden in de wijkteams. De wijkoverstijgende pastorale situaties worden besproken tijdens het pastoraal of diaconaal beraad.
96 In Groningen vindt het overleg in de secties bijvoorbeeld met het oog op vertrouwelijke (ambts-)informatie afwisselend plaats met enkel ambtsdragers en met bovendien niet-ambtsdragers zoals jeugdteamleden en andere medewerkers. Vijf keer per jaar zou er dus gelegenheid zijn om vertrouwelijke situaties op het sectie-overleg te rapporteren.
|75|
Afgezien van dezelfde bezwaren als die hierboven al genoemd zijn, is het in dit model bovendien de vraag hoeveel pastoraat er daadwerkelijk door een wijkouderling zelf gedaan wordt. Het concept van wijkteams waarin allerlei ‘bezoekers’ samenwerken, komt tegemoet aan de wens om zo veel mogelijk gemeenteleden in te schakelen bij het werk in de gemeente en leidt er bovendien toe dat er veel bezoeken kunnen worden afgelegd. Onduidelijk is echter of een ouderling tussen de verschillende soorten bezoekers nog een herkenbare eigen positie inneemt. Is het zo dat hij het werk in het wijkteam als het ware coördineert, maar dat hij zelf de adressen niet persoonlijk bezoekt (maar hoe kan een ouderling op die manier zijn taak als herder van de gemeente waar maken)? Is het zo dat hij wat het pastoraat betreft de ‘moeilijke gevallen’ voor zijn rekening neemt (maar de ‘gewone’ adressen dan, horen die niet tot zijn kudde)? Of worden de te bezoeken adressen gewoon verdeeld over alle bezoekers, waarvan de ouderling er één is (maar waaruit blijkt dan dat hij als ouderling een bijzondere taak en verantwoordelijkheid heeft gekregen)? Deze vragen worden in het handboek niet beantwoord en het is daardoor moeilijk er veel over te zeggen. Ik volsta daarom met te zeggen dat wanneer er in de gemeente met een wijkteam wordt gewerkt, het belangrijk is dat het karakter van het oudstenambt behouden blijft, dat wil zeggen dat een ouderling zelf actief bezig is met het leiden en verzorgen van de kudde.
Onder delegatie versta ik een poging om de werkzaamheden van de kerkenraad te verminderen door het inschakelen van gemeenteleden aan wie werk wordt overgedragen.
In Groningen is een vorm van delegatie te zien in de instelling van een kerkelijk bureau. De aanleiding hiervoor was de wens om de werkdruk van kerkenraadsleden te verlichten door hen allerlei ‘regeldingen’ uit handen te nemen.97 Moest vroeger de kerkenraad zelf zorgen voor het notuleren van de vergaderingen en het schrijven van de uitgaande post, nu kunnen deze zaken afgehandeld worden door het kerkelijk bureau, waarbij de scriba van de kerkenraad formeel verantwoordelijk blijft. Het is duidelijk dat als allerlei administratieve taken door andere gemeenteleden overgenomen worden, dit kan leiden tot zeer welkome tijdwinst bij de kerkenraadsleden.
In het Nieuw Bestuurs-Concept is delegatie de hoofdpijler waarop het hele concept rust. De kerkenraad moet zich alleen bezig houden met een aantal kernverantwoordelijkheden (te weten: verkondiging, pastoraat, catechese, diaconaat). Alle andere taken zijn faciliterend en ondersteunend
97 Op weg naar een nieuwe kerkenraadsstructuur, 17-20.
|76|
en dienen daarom door gemeenteleden gedaan te worden. Behalve dat aan allerlei taakgroepen, commissies en werkgroepen werk gedelegeerd kan worden, wordt voorgesteld om een Commissie Bestuurlijke Zaken in het leven te roepen die de uitvoering van afspraken van de kerkenraad begeleidt, praktische en organisatorische beslissingen neemt die vallen binnen het afgesproken beleid en contact onderhoudt met commissies en werkgroepen. Wanneer een vorm van delegatie er toe leidt dat een kerkenraad zich meer kan concentreren op zijn hoofdtaak van het geestelijk leiding geven, en wanneer het bovendien betekent dat de gaven van gemeenteleden maximaal ingezet kunnen worden, dan is dit een waardevol principe. De vraag is wel, welke taken en bevoegdheden er gedelegeerd kunnen worden zonder dat ze de hoofdtaak van de kerkenraad raken (de bevoegdheden die in het concept aan de Commissie Bestuurlijke Zaken gegeven worden, reiken naar mijn oordeel wel wat ver98).
Van de drie in 4.2 genoemde oplossingen ligt de grootste moeite wat mij betreft bij het uit elkaar trekken van verschillende onderdelen van het kerkenraadswerk, waarbij niet iedere ouderling verantwoordelijk is voor het totale herderlijke werk in de gemeente. In het bijbelse beeld van de oudste als herder zijn het individuele pastoraat en het leiding geven aan de gemeente zo met elkaar verweven, dat dat ook in de structuur van de kerkenraad tot uiting zou moeten komen. Vandaar dat ik in tegenstelling tot de drie besproken modellen zou willen vasthouden aan één (ongedeeld) college van oudsten dat zich bezig houdt met de gehele herderlijke taak van het weiden van de gemeente, zowel wat betreft pastoraat als wat betreft zaken van bestuur en beleid. Ik zou dan ook geen scheiding willen aanbrengen tussen de ouderlingen, waarbij er ouderlingen zijn die zich alleen bezig houden met bestuurlijke zaken, en andere ouderlingen wiens taak uitsluitend bestaat uit het doen van huisbezoeken. Het gaat bij het oudstenambt om één ambt en één taak. Hiermee is niet gezegd dat het onmogelijk is om aan bepaalde ouderlingen speciale verantwoordelijkheden en opdrachten te geven en hen daarom wat te ontlasten in andere taken (in deze zin kan er sprake zijn van differentiatie en gavengericht werken), maar uitgangspunt moet zijn dat alle ouderlingen als herders
98 Ik denk hierbij aan zaken als het opstellen van instructies voor taakgroepen en het vaststellen van het takenpakket van de predikant. J.S. van den Berg, B. Bos, J. Lenting, M. te Velde, Nieuw Bestuurs-Concept, Bijlage 3.
|77|
van de gemeente betrokken zijn bij zowel pastoraat als bij zaken die het leiden en voorgaan van de gemeente aangaan.99
Wat betreft de gezamenlijke pastorale taak zou ik er voor willen pleiten om huisbezoekverslagen niet in de vergadering van een wijkteam te laten plaatsvinden, maar op de kerkenraadsvergadering. De gezamenlijke oudsten zijn immers verantwoordelijk voor de herderlijke zorg binnen de gemeente, en zij moeten daarom op de hoogte zijn van het geestelijk leven binnen de gezinnen. Tijdens een wijkteamvergadering kunnen heel goed ‘werkafspraken’ gemaakt worden over wie waar op bezoek gaat en kunnen ook de resultaten van afgelegde bezoeken gemeld worden (bijvoorbeeld in het doorgeven van de behoefte aan hulp op een bepaald adres), maar een gesprek over het geestelijk leven binnen de gezinnen hoort thuis op de kerkenraad. Dit is de enige plaats waar zaken van opzicht en tucht op de juiste manier besproken kunnen worden en vertrouwelijk met ambtelijke informatie kan worden omgegaan.
Op het vlak van bestuur en leiding van de gemeente lijkt het mij met het oog op de gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle oudsten niet juist om een moderamen te laten functioneren met verregaande eigen bevoegdheden. Een moderamen kan zeer behulpzaam zijn op het vlak van agendavoorbereiding, maar het mag niet zo zijn dat door het moderamen zelfstandige beslissingen, buiten de kerkenraadsvergadering om, genomen worden. De gezamenlijke oudsten hebben de verantwoordelijkheid voor het weiden van de gemeente, en daarbij is er geen onderscheid tussen bepaalde ouderlingen met méér en bepaalde ouderlingen met minder bevoegdheid.
Zoals gezegd zou ik de oplossing voor een (te) volle kerkenraadsagenda dus niet in de één of andere vorm van decentralisatie willen zoeken. Wel kan de gedachte aan delegatie waardevol zijn. Wanneer de gehele kerkenraad actief betrokken is bij zowel pastoraat als bestuurlijke zaken, is het wel zaak dat hij zich bij zijn hoofdtaak van geestelijk leiding geven houdt. Van veel onderwerpen op veel kerkenraadsagenda’s geldt dat het de vraag is in hoeverre ze met die hoofdtaak in verband staan. De kerkenraad zou al die zaken uit handen moeten geven aan gemeenteleden en op die manier gebruik moeten maken van de gaven binnen de gemeente. Ook de instelling van een kerkelijk bureau is in dit verband te overwegen. Maar alle zaken die wél horen tot de hoofdtaak van het geestelijk leiding geven, daarvan geldt dat ze dan ook moeten worden behartigd door de gehele kerkenraad.
99 In het verlengde van wat in § 2.2 over het onderscheid tussen regeer- en leerouderlingen is gezegd, zie ik ook het ambt van predikant als een verbijzondering binnen het ene presbyteraat, die wel een extra last en opdracht meebrengt, maar geen wezenlijk onderscheid in ambt, taak of positie.
|78|
Een vraag die bij deze stelling op zou kunnen komen is: als de gehele kerkenraad bij alle zaken betrokken is, wordt dat college dan niet veel te groot om efficiënt te kunnen vergaderen? Eén van de problemen waar men in Groningen tegenaan liep was het feit dat het ondoenlijk was om een groep van zestig ambtsdragers overal over te laten beslissen. De eerste opmerking die ik hierbij zou willen maken is, dat wanneer de gemeente kennelijk zó groot is dat er zestig ambtsdragers nodig zijn om die gemeente te kunnen bearbeiden, het de vraag is of het niet al lang tijd was om tot het institueren van een nieuwe gemeente over te gaan. Kerken van dergelijke omvang zijn zeer moeilijk te overzien, en dit geldt zeker niet alleen voor de grootte van de kerkenraad.
Belangrijker is echter een ander punt, namelijk de plaats van de diakenen in de kerkenraad. Uit de nieuwtestamentische gegevens over de ambten bleek het karakter van het oudstenambt te liggen in het opzicht houden over de kudde van Christus met het Woord van God. Met dat Woord weiden ze de gemeente en waken ze erover. Het diakenambt is naar zijn aard een ander ambt. De kern van het diakenambt ligt in het woord 'dienen' en daarmee worden diakenen onderscheiden van de oudsten die een leidinggevende en opzichthoudende verantwoordelijkheid hebben gekregen. Dit onderscheid zou in de structuur van de leiding van de gemeente dan ook duidelijk moeten worden. Daarom pleit ik ervoor om de diakenen niet te rekenen tot het opzicht houdend college van de oudsten, maar hen een eigen college te geven met andere verantwoordelijkheden.
Voor een invulling van die verantwoordelijkheden kan in de eerste plaats gekeken worden naar de taken die diakenen in het Nieuwe Testament en in de loop van de kerkgeschiedenis vervuld hebben. Tegelijkertijd biedt het feit dat het Nieuwe Testament zo weinig zegt over de inhoud van hun ambt en het feit dat er in de geschiedenis op uiteenlopende manieren tegen hun ambt is aangekeken ook een zekere vrijheid om aan dit ambt een verdere invulling te geven.
Concreet zie ik als eerste brandpunt van de diaconale taak het barmhartigheidswerk, zowel binnen de gemeente als daarbuiten. Het woord ‘dienen’ heeft in een christelijke context in de eerste plaats deze betekenis en op de één of andere manier is de diaken door alle tijden heen met dit werk verbonden geweest. Het is echter ook zo, dat het ‘dienen’ van de diaken nooit opgegaan is in het inzamelen en uitdelen van materiële gaven. Daarom zou ik me kunnen voorstellen dat diakenen zich daarnaast, in de lijn van wat in veel gemeenten al gebeurt onder de noemer van 'diaconale huisbezoeken', bezig houden met het verzamelen, coördineren en inzetten van de geestelijke gaven van gemeenteleden.
|79|
In Efeziërs 4 vinden we als functie van de ambten: de gaven in de gemeente coördineren wat betreft richting en doel.100 De ouderlingen doen dat door middel van hun geestelijk leiding geven in pastoraat en bestuur, maar de diakenen zouden daar op een eigen manier een aandeel in kunnen hebben. In twee van de drie in 4.1 beschreven modellen is het werk in de gemeente opgedeeld in een aantal taakvelden waarin alle commissies en werkgroepen die actief zijn op het terrein van zo'n taakveld verzameld zijn. Aan het hoofd van elk taakveld staat in die modellen een ouderling die als een soort minister verantwoordelijk is voor zijn eigen 'departement'. Hierbij is echter het probleem dat deze ouderlingen geen enkele pastorale taak meer hebben en ver verwijderd van de andere ouderlingen hun werk doen. In plaats van een ouderling aan het ‘hoofd’ van bepaalde taakvelden in de gemeente, zou het ook voor te stellen zijn dat het juist diakenen zijn die daar staan. Diakenen, als ambtelijke ‘dienaars’ van de gemeente, kunnen op die manier de schakel vormen tussen het college van de ouderlingen en al het werk dat door gemeenteleden gebeurt in werkgroepen en commissies. In dat geval stelt het college van ouderlingen het beleid vast, zijn gemeenteleden in commissies en werkgroepen met de actieve uitvoering van het beleid bezig, en zorgen de diakenen dat al dat werk gecoördineerd wordt en zich blijft richten op het ene doel: de groei van de gemeente naar Christus toe. De twee genoemde elementen samenvattend zou je kunnen zeggen dat de taak van de diakenen zou kunnen zijn: het zorgen dat iedereen in de gemeente zijn gaven kan inzetten voor de opbouw van de gemeente en daarin op de goede plek kan functioneren, zonder financiële zorgen of andere belemmeringen.
Meer schematisch zou bovenstaande er als volgt kunnen uitzien:
1 College van oudsten
Samenstelling: alle ouderlingen (wijkouderlingen + evt.
ouderlingen met een bijzondere opdracht), inclusief de
predikanten).
Taak: geestelijke regering van de gemeente (d.m.v. pastoraat,
opzicht en tucht, opzicht over de verkondiging, bestuur en
beleid, etc).
2 College van diakenen
Samenstelling: alle diakenen (wijkdiakenen + diakenen met
bijzondere opdracht: coördinatoren van gemeentelijke taakvelden).
100 Zie § 2.1.
|80|
Taak: barmhartigheidswerk en coördinatie van het gemeentelijke werk.
Beide colleges samen zouden de kerkenraad genoemd kunnen worden. Ondanks een duidelijke scheiding in taken en verantwoordelijkheden werken beide colleges samen aan hun ambtelijke opdracht en hebben ze geregeld overleg.
3 Gemeentelijke taakvelden
Samenstelling: samenkomst van een aantal commissies en
werkgroepen op een bepaald deelterrein van het gemeentelijke
leven onder leiding van de diaken die voor dat taakveld
verantwoordelijk is.
Taak: bespreking van de manier waarop uitvoering gegeven kan
worden aan het door de raad van oudsten vastgestelde beleid,
onderlinge afstemming van de werkzaamheden, rapportage van de
manier waarop het beleid is uitgevoerd, bezinning en toerusting
rondom onderwerpen die voor dat bepaalde terrein van belang zijn.
4 Commissies en werkgroepen
Samenstelling: een aantal gemeenteleden dat zich tijdelijk of
permanent bezig houdt met (de organisatie van) een onderdeel van
het gemeentelijk leven.
Taak: uitvoering van het door de raad van oudsten vastgestelde
beleid.
|81|