|7|
Al geruime tijd is er binnen kerken van orthodox-gereformeerde signatuur sprake van een groeiende onvrede over het functioneren van de ambten en de kerkenraad. Steeds meer gemeenten slagen er bijvoorbeeld slechts met grote moeite in om genoeg kandidaten te vinden voor het vervullen van de ambten. Ambtsdragers zelf blijken in toenemende mate het werk als onbevredigend te ervaren en houden een gevoel van tekortkoming, hoewel er veel tijd aan het ambtswerk gegeven wordt. Steeds meer kerkenraden zijn bezig met de vraag hoe men in het licht van een toegenomen werkdruk de werkzaamheden het beste kan verrichten. Daarbij komt de traditionele gereformeerde ambtsstructuur steeds meer ter discussie te staan en wordt er gepleit voor veranderingen in de structuur van de kerk. Soms gaat men daadwerkelijk andere wegen zoeken om de kerkenraad efficiënter te laten functioneren en komt men ook in de praktijk tot veranderingen in de structuur of het werk van de kerkenraad.
De vraag die daarbij echter opkomt, is of de veranderingen die aangebracht worden te verantwoorden zijn ten opzichte van de principieel-bijbelse uitgangspunten die bij het kerkenraadswerk horen. De ambtsstructuur zoals de gereformeerde kerken die kennen komt dan wel niet in alle opzichten rechtstreeks uit de Bijbel voort, er zitten toch wel veel elementen in die op bijbelse gronden teruggaan. De vraag is of in alle veranderingsprocessen een aantal van die bijbelse uitgangspunten niet ongemerkt verloren gaat. Voor kerken die de Bijbel als het gezaghebbende Woord van God voor heel het leven als norm hebben, zal toch ook wat dit onderwerp betreft met de bijbelse principes gerekend moeten worden.
Als eerste vraag is daarom te stellen: wanneer de Bijbel inderdaad de norm is, ook voor het kerkelijke leven van vandaag, wat zijn dan elementen die op grond van de Schrift beslist niet losgelaten mogen worden? Met andere woorden: wat is werkelijk essentieel voor het ambt zoals de Bijbel daarover spreekt, zodat het ook in deze tijd en in de kerkenraadsstructuren van vandaag vormgegeven moet worden? De tweede vraag is hoe de ambten zich in de loop van de kerkgeschiedenis ontwikkeld hebben en of er vanuit deze geschiedenis dingen naar boven komen die van belang zijn met het oog op het vormgeven van de ambtsstructuur in onze tijd. Wanneer op deze twee vragen een antwoord is gezocht, gaat het er vervolgens
|8|
om hoe in het licht van het gevondene verschillende vernieuwingspogingen in onze tijd te beoordelen zijn. En tenslotte is het de vraag of er een weg te wijzen is die aan de ene kant recht doet aan het verlangen om zo efficiënt mogelijk kerkenraad en ambtsdrager te zijn en die aan de andere kant te verantwoorden is ten opzichte van de principiële bijbelse uitgangspunten.