De gemeenten zullen haar predikanten, ook indien deze door
ziekte, ouderdom of soortgelijke oorzaken niet meer in staat zijn
hun ambtelijk werk te verrichten, en eveneens hun weduwen en
wezen, van behoorlijk levensonderhoud voorzien.
Als regel zal aan de dienaren des Woords ontheffing van hun
ambtelijk werk worden verleend, wanneer zij de leeftijd van 65
jaar bereikt hebben, tenzij met wederzijdse bewilliging anders
overeengekomen wordt en zullen zij de naam en de eer van dienaar
des Woords behouden.