|3|

Inleiding

 

Aleer ik iets anders zeg, wil ik hier mijne waardeering uitspreken voor den ijver welke de Nederlandsche Gereformeerde kerken hebben voor de waarheid.

In onze tijden van dogmatisch indifferentisme, in onze tijden waarin men in alles precies wil zijn behalve in wat men op godsdienstig gebied gelooft en belijdt, is zulk een ijver voor de waarheid een zegen.

In dezen ijver voor de waarheid zijn er in de behandeling van de zaak-Geelkerken echter door genoemde kerken wel eenige dingen gedaan welke ons eenigszins — laat ik zeggen — vreemd voor komen.

Misschien ligt het in den afstand waarop wij hier van over den oceaan de worsteling in de Nederlandsche kerken in deze zaak gadeslaan; misschien dat ons niet alle gegevens bereikten — hoewel we toch nauwkeurig de mededeelingen in de Christelijke Pers (let er op, ik zeg Christelijke Pers) nagingen en deze Pers toch verondersteld mag worden hare lezers van het voornaamste nauwkeurig op de hoogte te houden; misschien ook — ik waag het bescheiden uit te spreken — ligt de oorzaak aan de andere zij die van den oceaan en kunnen wij hier bij kalm toezien de lijnen welke naar Gereformeerd gevoelen op kerkrechtelijk gebied gevolgd moeten worden nauwkeuriger onderscheiden en beter vasthouden. We willen echter dit alles laten rusten en aan onze ‘broeders aan de overzijde “the benefit of the doubt” geven, en ons bij onderscheiden kerkrechtelijke verklaringen der synode aangaande de wijze van behandeling der genoemde zaak neerleggen. Althans voor het oogenblik.

Daar is echter één zaak waar schrijver dezer regelen en onderscheiden predikanten in de Chr. Geref. Kerk van Amerika met hem zich niet bij neerleggen kan.

Toen in de week van Goeden Vrijdag de Nederlandsche Christelijke bladen ons bereikten was het bij onderscheidenen onder ons alsof we door een donderslag getroffen werden. Daar stond het, het onmogelijke, het nimmer verwachtte: “de synode besluit den kerkeraad van Amsterdam-Zuid af te zetten”. De synode, een meerdere vergadering, zet een mindere vergadering, zet een kerkeraad af! We wreven onze oogen uit of we het wel goed gelezen hadden. Want zoo iets kan toch niet! Kan wel in Roomsche of Herv. Kerk, maar

|4|

toch niet in Geref. Kerken! En kan toch zeker niet gedaan zijn door de zoo voor de waarheid strijdende synode der huidige Nederlandsche Geref. kerken. We lazen het nog eens, en konden het schier niet gelooven. Maar het stond er. In “De Reformatie”; in De Heraut nog wel! In denzelfden toon schreven ons onderscheiden predikanten. “Ik sta verbaasd” schrijft ons een predikant in onze kerkengroep, “Ik sta verpletterd” schrijft een ander, “Ik begrijp er niets meer van” betuigt een derde, “Zijn we zoo dom dat we wat de leiders in de Nederlandsche kerken ons geleerd en keer op keer voorgehouden hebben, zoo geheel verkeerd begrepen hebben?” zoo vraagt een hunner. En zoo ging dat in die week door.

Nu hangt — to be sure — ons geloof ook voor de Geref. kerkrechtelijke beginselen niet aan het getuigenis der Nederlandsche broeders, of wat zij doen, zelfs niet aan het besluit eener synode. Onze overtuiging heeft dieper grond dan dat. Maar de Nederlandsche broeders hadden ons zóó gesterkt in wat we oordeelden en nog beslist oordeelen dat eisch van de Geref. kerkrechtelijke beginselen is, ons zóó gesterkt door hun publieke verklaringen, in woorden voor geen tweeërlei uitlegging vatbaar. En we zien hier zoo hoog tegen de Geref. Kerken in Nederland op. Zoo dat ge begrijpen kunt hoe ons hart geschokt was. Het hart van velen onzer. Van schrijver dezes niet het minst.

Het hart van velen onzer was diep geschokt. Want — en ziedaar een andere reden voor onze ontroering bij het lezen van dit besluit — wij hebben sinds eenige jaren over datzelfde onderwerp een strijd hier in onze eigen kerken, een strijd die juist nu en op onze aanstaande synode in Juni tot een climax komt — een strijd die met ernst en gloed van overtuiging aan weerszijden gestreden is, een strijd waarin door onderscheidenen warm deel is genomen, of waarin zij gereed waren warm deel te nemen; een strijd die doorging tot in den boezem der commissie welke door de vorige synode aangesteld was om over deze zaak te rapporteeren, zoodat we twee rapporten krijgen.

Een ontroering dus voor velen, zeiden we, en voor schrijver dezes in het bijzonder. Daar zijn naam wel nauw verbonden is met de zijde dergenen, die zeiden en nog beslist zeggen, dat zoo iets — het afzetten van een kerkeraad door een meerdere vergadering — naar Geref. kerkrecht niet geschieden kan, nooit niet, in geen geval niet. Dat de Geref. methode een andere is.

|5|

Het is daarom, dat wij na na het lezen van meergenoemd besluit der synode te Assen onverwijld de pen opnemen.

Niet uit lust om meerdere verwarring in de Nederlandsche kerken aan te richten.

Of uit bemoeizucht.

Maar allereerst uit liefde voor de waarheid en uit getrouwheid jegens onze Nederlandsche zuster kerken, die hier naar onze stellige overtuiging een ernstigen misstap maakten.

Ik neem het niet op voor Dr. Geelkerken en zijn dwaling. Ook niet voor den onwililigen kerkeraad van Amsterdam-Zuid. Maar ik wensch dat de synode der Nederlandsche Geref. kerken ook Gereformeerd zij in haar kerkrecht. Ze heeft hier, als we hopen aan te toonen, een fundamenteele fout begaan. Tegen een der voornaamste grondbeginselen van ons kerkrecht gezondigd. Haar eigen leiders rechters zijnde.

En verder spreken we, omdat diezelfde zaak onder ons nog in discussie is. We gevoelen dat het met het besluit der synode van Assen is "tua res agitur”, dat het ook over onze zaak gaat.

En daarom onverwijld een woord van protest.

Te wachten tot de Acta der synode van Assen verschenen zouden zijn, wat anders gewis de juiste weg zou wezen, zou het protest voor onze synode in Juni a.s. te laat doen komen.

En daarom doen we het nu.

En we doen het niet overhaast. Deze dingen zijn sinds jaren — als de broeders aan deze zijde van den oceaan weten — onder ons in dispuut en in studie geweest.

Moge dit protest er toe bijdragen om de oogen der Nederlandsche kerken te openen. Mogen die kerken terugkeeren tot de lijn door haar eigen leiders in kalmer dagen uitgestippeld. Moge ze op een volgende synode haar besluit anders inkleeden.

Het resultaat kan practisch hetzelfde zijn, maar de methode zou verschillend zijn. En niet alleen in het einddoel, maar ook in de middelen hebben wij Gereformeerd te zijn.

Moge het bloed der verzoening, waaraan de Goede Vrijdag ons herinnerde, genadiglijk over deze afdwaling uitgespreid worden.

Want hier is naar onze vaste overtuiging een ernstige dwaling begaan. Hier is de wissel verlegd. Hier is men gekomen op het spoor van een stelsel waaronder de mannen van 1834 en 1886 zoo bitter geleden en waartegen zij zoo met al de kracht getuigd hebben.