Ingeval het op een andere wijze dan door een verzoek bedoeld in lid 1 of lid 3 aan een kerkeraad ter kennis komt dat zich een dooplid in zijn gemeente heeft gevestigd, verzoekt deze kerkeraad aan de kerkeraad van de gemeente waar het dooplid uit afkomstig is, alsnog te handelen overeenkomstig artikel 53 lid 1.