Hoofdstuk III
1. Elke meerdere vergadering bestaat uit ambtsdragers, die
afgevaardigd zijn door de in haar bijeenkomende mindere
vergaderingen.
2. De mindere vergaderingen dragen zorg, dat haar afgevaardigden
in het bezit zijn van deugdelijke en behoorlijk getekende
credentiebrieven, op vertoon waarvan zij stemrecht hebben, met
dien verstande evenwel dat dit recht hun niet toekomt in die
zaken, welke hen persoonlijk of de vergaderingen, door welke zij
afgevaardigd zijn, in het bijzonder aangaan.