Herziening van de kerkorde art. 104 en 105 met besluit

Art. 362. De behandeling van het rapport van commissie II, rapporteurs ds M. Kamper, ds A.C. van Nood, mr P.F. Oosterhof en ds mr W.S. de Vries, over de herziening van de kerkorde (E 1, O 1a, 2, 4-13, 15-20, 22-29, 31-38, 41-43) (bijlage LXXVIII a, b en c) wordt voortgezet.

De praeses stelt aan de orde de bespreking van de artikelen 104 en 105 van de voorlopig vastgestelde kerkorde.

Bü artikel 104 heeft ds J.C. Hagen een voorstel ingediend, waarin voor de leden van dit artikel een enigszins andere formulering wordt gegeven. Ook is ter tafel een amendement van ouderling T. Spaan, waarin wordt voorgesteld de laatste woorden van lid 3 aldus te lezen: „tenzij deze andere leden daartoe machtigt”. Dit laatste amendement wordt door dr D. Nauta aanbevolen, waarbij hij echter adviseert het woord „leden” te laten vervallen. Het amendement-Spaan wordt echter verworpen. De door de deputaten en de commissie voorgestelde wijzigingen in de leden 1 en 2 worden nu aangenomen; ook lid 3 wordt goedgekeurd. Het voorstel-Hagen kan daarna niet meer in stemming komen.

Het amendement, dat ouderling T. Spaan bij artikel 105 heeft ingediend, wordt, nadat gebleken is, dat het nòch door de deputaten, nòch door de commissie gesteund wordt, ingetrokken. Vervolgens wordt artikel 105 onveranderd vastgesteld.

De synode besluit de artikelen 104 en 105 van de herziene kerkorde als volgt vast te stellen:

 

V.  Stoffelijke aangelegenheden

Artikel 104

1. Elke kerkeraad zal de nodige voorzieningen treffen voor een zorgvuldig beheer van de stoffelijke aangelegenheden der kerk.
2. De kerkeraad kan de zorg voor deze aangelegenheden toevertrouwen aan een commissie van administratie of beheer, die aan hem verantwoording schuldig is.
3. Ten aanzien van deze aangelegenheden wordt de kerk in en buiten rechte vertegenwoordigd door de praeses en de scriba van de kerkeraad, mits daartoe door deze gemachtigd.

Artikel 105

1. De kerken, die in de verschillende meerdere vergaderingen bijeenkomen, vormen tezamen even zovele vermogensrechtelijke eenheden ten aanzien van de stoffelijke aangelegenheden, die haar respectievelijk binnen het ressort van een classis, van een particuliere synode en van de generale synode gemeen zijn.
2. Deze eenheden worden in en buiten rechte vertegenwoordigd zowel door de verschillende meerdere vergaderingen als door deputaten, die door deze vergaderingen benoemd, geïnstrueerd en ontslagen worden en die in al hun handelingen door hun instructie gebonden zijn.