Hoofdstuk 4
Artikel 116
Wanneer ambtsdragers in strijd handelen met hun instemming met het belijden der kerk, of zich schuldig maken aan een schromelijk veronachtzamen of misbruiken van hun ambt of op een andere wijze in ernstige mate afwijken van de gezonde leer of de godvrezende wandel, zullen zij in de vervulling van hun ambt geschorst of terstond daaruit ontzet worden.