Artikel 16.
Werkwijze
In dezelfde bijeenkomst waarin de moderamenleden worden gekozen,
wordt op dezelfde wijze voor de tijd van een jaar een aantal
andere leden van de classicale vergadering gekozen die met het
moderamen het breed moderamen vormen.
Het breed moderamen wordt zo samengesteld dat tenminste twee
predikanten, twee ouderlingen die niet tevens kerkrentmeester
zijn, twee ouderlingen-kerkrentmeester en twee diakenen van het
breed moderamen deel uitmaken.
Ten behoeve van de vergaderingen van het breed moderamen wordt
voor elk lid daarvan uit de classicale vergadering een secundus
gekozen die aan dezelfde vereisten voldoet als de primus en die
bij verhindering of ontstentenis van deze als primus
fungeert.1
1 Aanvulling kerkorde, ordinantie 4-16-5, besluit generale synode d.d. 23 september 2011, ingegaan 1 januari 2013.