Hiertoe behoren onder andere:
  a. het toezicht op en de zorg voor de naleving door de
  ambtsdragers der gemeente van het bepaalde in de Prae-ambulaire
  artikelen;
  b. het plegen van broederlijk overleg met elkaar omtrent het
  uitoefenen van de in hoofdstuk 3 genoemde ambten;
  c. het toezicht op het houden van openbare erediensten;
  d. de zorg voor en het toezicht op wijkgemeenten en huisgemeenten
  voor zover in het kerkelijk gebied aanwezig;
  e. het verkiezen dan wel het leiden van de verkiezing van de
  predikant(en), het op grond van de verkiezing beroepen, het
  ontslaan van de predikant(en), alsmede het leiden van de
  verkiezing van de kerkeraadsleden, met inachtneming van de
  bepalingen van deze en andere ordeningen en overeenkomstig de
  huishoudelijke reglementen;
  f. het stichten van nieuwe dan wel het samenvoegen van bestaande
  predikantsplaatsen, zulks na verkregen toestemming van de
  Synodale Commissie;
  g. het zorgdragen voor de vervanging of waarneming van de
  predikant indien deze zijn werkzaamheden als gevolg van het
  bepaalde in artikel 36 niet of niet geheel kan vervullen, met
  dien verstande dat in geval een verhindering langer dan twee
  maanden zal kunnen duren, een consulent wordt benoemd;
  h. het medewerken aan de kandidaatstelling en verkiezing van
  leden der Synode;
  i. het benoemen van een of meer kerkmusici, pastorale medewerkers
  en anderen die in de gemeente geroepen zijn tot bijstand in het
  Openbare Ambt van Woord en Sacrament, alsmede het aanstellen,
  schorsen en ontslaan van medewerkers die een dienstbetrekking in
  de gemeente vervullen;
  j. de zorg voor en het toezicht op de stipte bijhouding en het
  bewaren van de boeken en registers als bedoeld in hoofdstuk 4,
  het stellen van regels voor het inrichten en bijhouden van de
  registers bedoeld in artikel 63 en het nemen van besluiten tot
  afvoeren van het (doop)ledenregister overeenkomstig de artikelen
  51 lid 5, of 57 lid 4 en het nemen van besluiten tot het toelaten
  en afvoeren van gastleden overeenkomstig artikel 60;
  k. het aan nieuwe doopleden en leden der gemeente na hun doop of
  bevestiging uitreiken van het bewijs van dooplidmaatschap of
  lidmaatschap als bedoeld in de artikelen 50 en 57, alsmede het
  verstrekken aan doopleden of hun wettelijke vertegenwoordigers
  respectievelijk aan leden of gastleden van de gemeente na hun
  inschrijving in het doopledenregister respectievelijk in het
  ledenregister of het gastledenregister van de gegevens die
  betreffende hen in deze registers staan vermeld;
  l. het zorgdragen dat bij vertrek van een dooplid of een lid naar
  het kerkelijk gebied van een andere gemeente respectievelijk naar
  het buitenland, de gegevens die van hen zijn vermeld in het
  doopleden register of in het ledenregister, zo spoedig mogelijk
  worden toegezonden aan de kerkeraad van de nieuwe woongemeente
  respectievelijk aan de Synodale Commissie;
  m. het vaststellen en wijzigen van (huishoudelijke) reglement als
  bedoeld in artikel 78 A;
  n. het toezicht op het vermogen van de  gemeente als bedoeld
  in artikel 79;
  o. de zorg voor de aan de gemeente toebehorende voorwerpen die
  geschiedkundige of oudheidkundige waarde dan wel kunstwaarde
  hebben, overeenkomstig de richtlijnen van de
  Kunstschattencommissie;
  p. de zorg voor de archivalia overeenkomstig de richtlijnen van
  de Archiefcommissie;
  q. de zorg voor het uitbrengen aan de Synodale Commissie van een
  jaarlijks verslag betreffende de staat der gemeente met inbegrip
  van in het kerkelijk gebied aanwezige wijkgemeenten en
  huisgemeenten, alsmede voor het toezenden van de jaarstukken als
  bedoeld in artikel 91 lid 2, een en ander in een door de Synodale
  Commissie aan te geven vorm;
  r. de zorg voor het tenminste eenmaal per jaar houden van een
  gemeentevergadering als bedoeld in de artikelen 165 t/m 168;
  s. het erop toezien dat zowel de voorzitter als de secretaris
  beschikken over een bijgewerkt exemplaar van de Kerkorde en dat
  deze bij aftreden van voorzitter of secretaris aan de nieuw
  benoemde wordt overgedragen;
  t. het onderhouden van interkerkelijke contacten in het kerkelijk
  gebied van de gemeente;
  u. het uitvoeren van alle overige werkzaamheden die in deze of
  andere ordeningen aan de kerkeraad zijn opgedragen;
  v. het behartigen van al hetgeen verder nodig is voor de
  instandhouding van de gemeente, voor zover dit niet in deze of
  andere ordeningen uitdrukkelijk aan andere colleges of aan
  bepaalde ambtsdragers is opgedragen.