Herziening van de kerkorde art. 119-125

Art. 382. De behandeling van het rapport van commissie II, rapporteurs ds M. Kamper, ds A.C. van Nood, mr P.F. Oosterhof en ds mr W.S. de Vries, over de herziening van de kerkorde (E 1, O 1a, 2, 4-13, 15-20, 22-29, 31-38, 41-43) (bijlage LXXVIII a, b en c) wordt voortgezet.

De praeses stelt aan de orde de bespreking van de artikelen 119-125 van de voorlopig vastgestelde kerkorde.

Met de behandeling van artikel 119 is de synode in een vorige zitting reeds aangevangen (zie art. 365 slot). Het toen door ds J. van Herksen verdedigde amendement bij lid 1 wordt thans door de deputaten en de commissie bestreden, en nadat het in stemming is gebracht, door de synode verworpen. Ook het subsidiaire amendement-Van Herksen wordt niet aangenomen. Lid 1 wordt daarna in de door de deputaten en de commissie voorgestelde redactie aangenomen. Hetzelfde is het geval met lid 2. Ook bij lid 3 heeft ds J. van Herksen een amendement ingediend, dat evenwel door de synode niet aanvaard wordt. Wel besluit de synode lid 3 onveranderd vast te stellen en op de suggestie van de particuliere synode van Zuid-Holland-Zuid om nog een 4e lid toe te voegen, niet in te gaan.

Nadat vervolgens artikel 120 onveranderd is vastgesteld, ontstaat over artikel 121 weer enige discussie. Ds J. van Herksen is van mening dat het begrip „wanbestuur” voor verschillende uitleg vatbaar is en stelt daarom voor dit artikel in zijn geheel te laten vervallen. Ds H. van der Veen vindt de aan het slot door de deputaten en de commissie voorgestelde wijziging („niet met voorbijgaan van de kerkeraad” wordt „niet zonder dat vooraf de kerkeraad erin gekend is”) geen verbetering en geeft de voorkeur aan de redactie, die door de synode van Leeuwarden werd aanvaard. Na enige bespreking wordt het voorstel-Van Herksen verworpen en wordt het door ds H. van der Veen van dr D. Nauta overgenomen advies om na het woord „gekend” nog in te voegen „en zich erover uitgesproken heeft” aangenomen. Overigens wordt dit artikel goedgekeurd met de door de deputaten en de commissie erin voorgestelde veranderingen.

Hierna worden onveranderd vastgesteld de artikelen 122, 123 en 125, terwijl artikel 124 wordt goedgekeurd met de kleine wijziging, die de commissie heeft voorgesteld en waartegen de deputaten geen bezwaar hebben.

Over de censura morum zal, gelijk reeds eerder besloten werd (zie art. 334), nog afzonderlijk gesproken worden. (Zie verder art. 449 en 473.)