Herziening van de kerkorde. Besluit over art. 119-125

Art. 383. De synode besluit de artikelen 119—125 van de herziene kerkorde als volgt vast te stellen:

 

Artikel 119

1. Ten opzichte van een dienaar des Woords zal een maatregel van schorsing genomen worden òf door de kerkeraad van de gemeente, waaraan hij verbonden is, tezamen met de kerkeraad van de volgens de classicale regeling aangewezen naburige gemeente, òf door de classis, bij welke de kerkeraad de zaak aanhangig heeft gemaakt.
2. Indien het oordeel van beide kerkeraden, als bedoeld in lid 1, niet overeenstemt, zal de zaak ter beslissing aan de classis voorgelegd worden.
3. Een maatregel van afzetting zal genomen worden door de classis, evenwel niet zonder de medewerking en het goedvinden van de daartoe door de particuliere synode aangewezen deputaten.

Artikel 120

1. Ten opzichte van ouderlingen en diakenen zal een maatregel van schorsing of afzetting genomen worden door de kerkeraad van de gemeente, waartoe zij behoren, die daartoe vergadert tezamen met de kerkeraad van de volgens de classicale regeling aangewezen naburige gemeente.
2. Indien het oordeel van beide kerkeraden, als bedoeld in lid 1, niet overeenstemt, zal de zaak ter beslissing aan de classis voorgelegd worden.
3. Het staat aan de kerkeraad vrij, indien naar zijn oordeel aan het volgen van de in lid 1 genoemde weg ernstige bezwaren verbonden zijn, de zaak terstond ter beslissing aan de classis voor te leggen.

Artikel 121

Onverminderd het in de artikelen 119 en 120 bepaalde zal het aan de classis en eveneens, indien door bijzondere omstandigheden het inroepen van de hulp der classis overwegende moeilijkheden opleveren zou, aan de andere meerdere vergaderingen vrijstaan de maatregelen van schorsing en afzetting te nemen, wanneer, in geval van wanbestuur bij de kerkeraad, op haar door een deel van de kerkeraad of ook door een deel van de gemeente, niet zonder dat vooraf de kerkeraad erin is gekend en er zich over uitgesproken heeft, een beroep wordt gedaan om hulp en medewerking.

Artikel 122

Bij het vermaan en de tucht over missionaire dienaren des Woords, die beroepen zijn door een kerk in Nederland in samenwerking met een zelfstandige kerk op het zendingsterrein, zal gehandeld worden naar het bepaalde in de voor dat doel aangegane overeenkomst.

Artikel 123

1. Degenen, die de eer en de naam van dienaar des Woords behouden hebben en die als lid behoren tot een andere kerk dan die, waaraan zij nog verbonden zijn ten aanzien van hun ambtelijke positie, zijn onderworpen aan het vermaan en de tucht van de beide kerkeraden, die in voorkomende gevallen zich met elkander zullen verstaan om tot een eenparige beslissing te komen.
2. Indien de beide kerkeraden met elkander niet tot overeenstemming kunnen komen, zullen zij de beslissing in handen leggen van de classis, onder welke de kerk, waaraan de dienaar des Woords verbonden is ten aanzien van zijn ambtelijke positie, ressorteert.
3. De maatregel van afzetting zal genomen worden door de in lid 2 bedoelde classis, evenwel niet zonder de medewerking en het goedvinden van de daartoe door haar particuliere synode aangewezen deputaten.
4. Voorzover degenen, die de eer en de naam van een dienaar des Woords behouden hebben, geacht moeten worden in dienst van de gezamenlijke kerken te staan, zal de kerkeraad van de gemeente, waartoe zij als lid behoren, zich in voorkomende gevallen moeten wenden tot de classis. Deze zal, na de deputaten onder wier toezicht zij gesteld zijn gehoord te hebben, het recht hebben de maatregel van schorsing te nemen, evenwel niet zonder de medewerking en het goedvinden van de daartoe door haar particuliere synode aangewezen deputaten. De maatregel van afzetting kan uitsluitend door de generale synode genomen worden.
5. Wanneer zich een geval als in artikel 121 bedoeld voordoet, geldt het aldaar bepaalde eveneens bij toepassing van het in de leden 2, 3 en 4 van dit artikel bepaalde.

Artikel 124

1. Een terecht opgelegde maatregel van schorsing kan niet worden opgeheven dan nadat genoegzame blijken van boetvaardigheid zijn betoond en de verzoening tot stand gekomen is.
2. Tot opheffing is bevoegd de vergadering, die de maatregel heeft genomen, of die in appèl uitspraak doet.

Artikel 125

1. Een vergadering zal iemand, die uit het ambt werd ontzet, niet opnieuw tot het vervullen van een ambt roepen dan na ernstig onderzocht te hebben, of daarmede wel de eer Gods gediend en het welzijn van de kerken bevorderd wordt.
2. Een classis zal iemand, die uit het ambt van dienaar des Woords werd ontzet, niet opnieuw beroepbaar stellen, dan met de medewerking en het goedvinden van de classis en de particuliere synode, waartoe de kerk, aan welke hij verbonden was als dienaar des Woords, behoort.