Cap. I. Byzondere Vragen.

Ad eorundem propositionem, an liceat mulieri fideli et infideli marito coniunctae, illo invito infantem suum Ecclesiae baptizandum offerre, Responsum est, licere quidem et debere: sed quia forsitan non semper expediret, pro Ecclesiarum conditione operae pretium erit, vt ea in difficultate consistorii consilium requiratur1), cuius prudentiae erit, nec timidioribus frena laxare, nec rigore nimio conscientias grauare.

Op der zelver vrage, of een geloovige Vrouw die met eenen ongeloovigen Man verbonden is, zou mogen zyn Kind, tegen zyn dank in de Gemeente ten Doop praesenteeren? is geantwoort; dat het wel geoorlooft is, en behoort te geschieden, maar dewyl het mooglyk niet altyd profytig zoude weezen om de gestalte der Kerken, zoo zal het van nooden weezen, dat zy in deeze zwarigheid den raad der Consistorie begeeren zal, dewelkers bescheidentheid het zal toestaan hier in alzoo te handelen, dat men noch den vreesagtigen den toom niet te lang geeve, noch de conscientie door al te grooten hardigheid niet en bezwaare.


1) Bij F. staat hier: requirat.