Cap. I. Byzondere Vragen.

Ad vndecimam1) Coloniensium quaestionem, an possent susceptores admitti, qui etiamsi religionem puram amplectantur, sese tamen Ecclesiae nolint adiungere, sic responsum est: quia visum est fratribus susceptorum in Baptismo vsum liberum relinquere; quibus in Ecclesiis adhibebuntur, ut testes dumtaxat sint Baptismi collati, ii de quibus agitur, admittentur; sed vbi adhibentur, sic vt curam quoque instituendi infantis suscipiant, eos Ecclesiae membra esse oportet.

Op de elfde vrage van die van Keulen2), of men Gevaders3) zal moeten toelaten, dewelke, hoewel dat zy de reine Leere toestaan, zig nogtans niet tot de Gemeente begeeven? is aldus geantwoort, dewyl het den Broederen goedgedagt heeft het gebruik der Gevaders vry te laaten in den Doop, dewelke in de Kerken genoomen worden, op dat zy Getuigen zyn, dat het Kind gedoopt is, zoo zullen die genee, daar van gevraagt word, mogen toegelaaten worden; maar daar zy genoomen worden, op dat zy ook zorgen voor de onderwyzinge des Kinds, de zoodanige behooren Lidmaaten der Kerke te zyn.


1) Bij F. staat hiervoor: decimam.
2) Voor de laatste acht woorden heeft C. slechts: Op de vraaghe. Bij J. staat hier: Auff die zehende deren von Coln frage, niettegenstaande de vorige vraag ook reeds de tiende genoemd was; dit laatste zeker bij vergissing.
3) Voor dit woord staat hier en drie regels verder in nr. 3 en bij C. beide: ghetuijghen.