|8|

II. Uitgebrachte kritiek

 

In dit hoofdstuk wil ik kort het probleemgebied waarop mijn onderzoek zich richt in kaart brengen.

1. de artikelen 34 en 35

Ongetwijfeld is art 34 het meest bekritiseerde artikel van het AKS. Omdat het hier echt een kernpunt betreft, geef ik eerst de volledige tekst ervan weer:

‘Een besluit van de regionale of landelijke vergadering zal door de plaatselijke kerken bekrachtigd worden en in onderlinge liefde nagekomen, tenzij dit besluit strijdig bevonden wordt met de Heilige Schrift of ook als het niet overeenstemt met het Akkoord van kerkelijk samenleven. De kerk die een besluit niet bekrachtigt om bovengenoemde redenen, of niet kan uitvoeren om redenen die het welzijn van de gemeente betreffen, zal hiervan aan de zusterkerken rekenschap geven.’ 

Dat het ‘welzijn van de gemeente’ als grond genoemd wordt voor het niet uitvoeren van bepaalde besluiten van meerdere vergaderingen, wordt als een groot bezwaar ervaren. Het zou de deur openzetten voor het alom gevreesde independentisme en dynamiet leggen onder het kerkverband.1 In het verlengde hiervan ligt de kritiek op art. 35 (beroep op meerdere vergaderingen) waarin de zinsnede voorkomt: ‘Naar de verkregen uitspraak zal men zich voegen, tenzij dit niet recht zou zijn voor God.’2

Een tweede bezwaar dat wordt geuit, betreft het zgn. ratificatierecht. Besluiten van meerdere vergaderingen zijn onmiddellijk rechtskrachtig en hoeven niet eerst door de plaatselijke kerken


1 Deze vrees werd vanuit de Chr. Geref. kerken al gehoord bij de moeizame vaststelling van dit artikel op de voortgezette L.V. van Wezep op 19 mei 1979 (Notulen, blz. 100; vgl. ook het ‘Rapport van de commissie voor contact en samenspreking met andere kerken inzake de verhouding tot de Chr. Geref. kerken’, Akta Breukelen, blz. 121, en het ‘Rapport van de deputaten voor de eenheid van de gereformeerde belijders en de correspondentie met buitenlandse kerken’, (Acta G.S. Chr. Geref. Kerken, Amersfoort 1980, blz. 148-152). De bewuste passage uit art. 34 luidde sinds Wezep: ’(....), tenzij dit besluit strijdig bevonden wordt met de Heilige Schrift of met het Akkoord van kerkelijk samenleven of niet strekt tot heil van de gemeente. De kerk, die een besluit niet bekrachtigt, zal hiervan aan de zusterkerken rekenschap geven.’ (Besluiten, blz. 1). I.v.m. de kritiek die ook in eigen kring werd gehoord, werd art. 34 op de L.V. te Breukelen op 31 okt. 1981 met overgrote meerderheid gewijzigd in de huidige vorm (Akta, blz. 66). W.G. de Vries (De Vrijmaking in het vuur, blz. 90v) sluit zich aan bij het oordeel van C. Trimp (Reformatie, 2 jan. 1982: ‘Het independentisme woekert voort’): ‘Elkaar in liefde vasthoudende, gaat ieder zijn eigen gang in een kennelijk onstuitbaar independentisme.’
2​ De bezwaren van de Chr. Geref. deputaten werden te Wezep aldus verwoord: ‘Dergelijke uitdrukkingen zijn subjectief te interpreteren en leiden daarom makkelijk tot independentisme.’ (Notulen, blz. 100). Vgl. ook het overzicht van de interne discussie in Opbouw, 13 nov. 1981.

|9|

bekrachtigd (= geratifi­ceerd) te worden. De uitzondering van art. 31 DKO wordt nu tot uitgangspunt gemaakt in art. 34 AKS, waardoor het gevaar van independentisme dreigt.3

Een derde bezwaar betreft het ‘aan de zusterkerken rekenschap geven’. Dit zou een verzwakking zijn van het recht en de plicht tot appèl (vgl. art. 35 AKS) en daardoor het zich onttrekken aan besluiten van meer­dere vergaderingen vereenvoudigen.4

2. Preambule

De zgn. Preambule die op de L.V. van Utrecht in 1974 werd aangenomen bestaat uit een verklaring, een uitspraak en een verzoek. De meeste kritiek richt zich op de uitspraak en het verzoek. Deze luiden:

‘De kerken spreken uit, dat het al of niet aanvaarden van het (een) kerkelijk akkoord geen oorzaak van breuk of verwijdering mag zijn tussen gemeenten die één zijn in geloof en belijden.’

‘De kerken verzoeken alle gemeenten die bezwaren hebben tegen aanvaarding van het (een) kerkelijk akkoord zich zoveel mogelijk te richten naar hetgeen met de meeste stemmen goedgevonden wordt, en inzonderheid haar medewerking te verlenen aan en haar stem te doen horen op de gemeenschappelijke vergaderingen, ook al kan voor hetgeen daar wordt besloten geen medeverantwoordelijkheid worden gedragen.’

De kritiek van vrijgemaakte zijde is het felst. W.G. de Vries5 stemt in met het oordeel van D. Deddens: ‘De vrijblijvendheid is voluit aanvaard als een permanente mogelijkheid.’6 Ook in eigen kring worden er wel vraagtekens gezet bij de Preambule. Zo bijvoorbeeld J.F. Arends in een interview met het Nederlands Dagblad: ‘De bewoordingen van de preambule dreigen te gaan functioneren als een toegangsdeur voor allerlei zaken die ingaan tegen wat we gezamenlijk willen belijden.’7


3 Zie het hierboven genoemde rapport, Akta Breukelen blz. 121. Ook vóór 1967 hadden de Chr. Geref. kerken al wel bezwaren tegen deze praktijk in de vrijgem. kerken, maar nu die praktijk officieel werd geijkt, moesten zij zich hier ook officieel tegen uitspreken (deputatenrapport, Acta Amersfoort 1980, blz. 150). Hetzelfde bezwaar werd ook in eigen kring gehoord (Notulen Wezep, blz. 26,101).
​4 Zie het eerder genoemde rapport, Akta Breukelen, blz. 122. Vonkeman vond het een probleem om in Zuid-Afrika uit te leggen dat het ‘rekenschap afleggen’ niet betekent dat een ieder maar doet wat hij goed vindt en elkaar daarvan op de hoogte stelt (Rapport ds. J. Vonkeman, Akta Dronten, blz. 72).
5 W.G. de Vries, De Vrijmaking in het vuur, blz. 92. Ik verwijs regelmatig naar dit boekje omdat het een vrij recent (zonder overigens iets nieuws te zeggen) overzicht van de kritiek geeft en binnen ieders bereik kan worden geacht.
​6 D. Deddens, Reformatie 7 mei 1983 (‘Notities bij een ‘Akkoord’’).
7 Aangehaald door W.G. de Vries, a.w., blz. 96. Ook Vonkeman heeft deze mening in zijn rapport, Akta Dronten, blz. 72.

|10|

3. artikel 31

In art. 31.1 (eendrachtig samenwerken) wordt het oude art. 84 DKO in de volgende zin bewerkt: ‘Zij (nl. de kerken, die van Christus zijn, JD) mogen daarbij niet over elkaar heersen, maar zullen geduld met elkaar hebben en samen de tijd van God verwachten waarin Hij de weg duidelijk zal maken.’ De Vries vindt dat dit laatste, het artikel erg ongrijpbaar maakt en wat mystiek klinkt.8

4. kritiek op (ontbrekende) onderdelen

Nu de kernpunten van de kritiek afzonderlijk zijn genoemd, rest nog een hoeveelheid kritiek-in-de-marge. De Vries9 geeft hier in navolging van D. Deddens10 een overzicht van:

  • er is geen artikel meer over het onderwijs aan de jeugd
  • classes en particuliere synoden zijn verdwenen
  • er is geen apart artikel meer over hoogleraren en studenten
  • ook niet meer over rouwdiensten
  • noch over psalmen en gezangen
  • noch over het censura morum
  • advies van de classis bij voortgaande tucht is weggevallen
  • ook de taak van de gemeente hierin is zoekgeraakt
  • alleen op verzoek mag een consulent worden toegewezen
  • iedere kerk oordeelt voor zich over de kerkelijke feestdagen
  • kerkvisitatie wordt in de vrijheid van de kerken gelaten

Zo worden er door Deddens en De Vries nog meer zaken genoemd, die voor mijn op kerkverbandelijke vragen toegespitste onderzoek niet zo van belang zijn. Ook het rapport van prof. Du Plooy voegt eigenlijk geen nieuwe belangrijke punten aan het bovenstaande toe.11

5. conclusie critici

Aan het slot van dit hoofdstuk wil ik proberen de op het AKS uitgebrachte kritiek samen te vatten. Dat is niet zo moeilijk want verschillende critici hebben dit zelf al voor ons gedaan. ‘In de nu


8 W.G. de Vries, De Vrijmaking in het vuur, blz. 92. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat De Vries in zijn citaat de zinsnede ‘maar zullen geduld met elkaar hebben’ weglaat. Min of meer dezelfde kritiek werd ook gehoord van O. Mooiweer en H.L. Faber op de L.V. van Kampen in 1976 (Notulen, blz. 8v).
9 W.G. de Vries, De Vrijmaking in het vuur, blz. 92v.
​10 D. Deddens, Reformatie 14 en 21 mei 1983 (‘Notities bij een ‘Akkoord’’).
​11 ‘Rapport oor “Akkoord van kerkelijk samenleven van de Nederlands Gereformeerde Kerken” — kerkregtelike evaluering’, Handelinge van die vier en veertigste nasionale sinode van die Gereformeerde Kerke in Suid-Afrika te Potchefstroom op 7 Januarie 1991 en volgende dae, blz. 223-228.

|11|

gepresenteerde nieuwe kerkorde die Akkoord heet, is het nieuwe independentistische kerkrecht gecodificeerd.’12 De Vries oordeelt (in navolging van D. Deddens): ‘Over heel de linie worden heel veel zaken die de gereformeerde kerkorde regelt aan de vrijheid van de kerken overgelaten. Het plaatselijk kerkelijk individualisme heeft in dit Akkoord grote overwinningen geboekt. Dat stemt volledig overeen met de wijze waarop deze kerken zijn ontstaan: in independentisme ontvangen en geboren.’13 De kritiek van Chr. Geref. zijde is aanmerkelijk milder en opbouwender. Deze kan uit de in dit hoofdstuk aangehaalde kritische opmerkingen het best zo samengevat worden: het AKS ontkomt niet aan het gevaar voor independentisme en subjectivisme.14 Du Plooy spreekt van enkele artikelen die vanuit ‘’n oorreaksie’ en vanuit ‘independentistiese oorwegings’ gestimuleerd zijn.15 Onlangs was kritiek op de vrijblijvendheid van het AKS nog één van de redenen voor een predikant om uit het Ned. Geref. kerkverband te stappen.16


12 D. Deddens, Reformatie 21 mei 1933 (‘Notities bij een ‘Akkoord’’).
13 W.G. de Vries, De Vrijmaking in het vuur, blz. 93.
14 Zie het rapport van de Chr. Geref. deputaten, Acta G.S. ’s-Gravenhave 1986, blz. 139.
15 Zie rapport in Handelinge Nasionale Sinode Potchefstroom 1991, blz. 226.
16 Zie H. de Jong, Opbouw, 13 sept. 1991.