|333|
A.
Aalmoezen, hoe in te zamelen, 75, 130, 146; —
hoe uit te deelen, 72, 147.
Aalmoezeniers, correspondentie van diakenen met,
198, 232.
Acta, van kerkeraadsvergaderingen, 20, 64, 67,
103, 104, 179, 199, 234, 235; — van classes, 150, 179, 199, 202,
238; — van Synoden, 57, 59, 60, 108, 109, 150, 164, 165, 199,
202, 234, 235, 238; van de Dordtsche Synoden van 1618 en ’19,
291, 292.
Afkondigingen van verkoopingen enz., Aan de
Overheid verzoeken die te verbieden, 75; — van ondertrouwden, zie
Huwelijk.
Afsnijding, zie Tucht.
Aftreding van ambtsdragers, zie
Dienaren, Diakenen, Ouderlingen.
Apostelambt, opgehouden, 98.
Appel, op meerdere vergaderingen, 102, 127, 128,
148, 199, 234.
Approbatie van uit te geven boeken, 47, 112,
152, 205, 241; — van de Kerkenordening, zie Bepalingen;
van Verkiezingen door de Overheid, zie Dienaren.
Artikelen des geloofs, 74.
Attestatiën door den Kerkeraad aan vertrekkende
Lidmaten mede te geven, 159, 213, 249; — hoe in te richten, 213,
249; — wat op de attestatie moet aangeteekend worden, 45, 46,
104, 159; — aan haastig vertrekkende lidmaten, 104; — onderzoek
naar de redenen van het vertrek, 45; — aan vertrekkende arme
lidmaten, 45, 104, 159, 164, 213, 249; — geattesteerden moeten
toegelaten worden tot het Avondmaal, 115, 153, 206, 243; — voor
Dienaren des Woords, 67, 98, 162, 194, 227.
|334|
Avondgebeden, vrijgelaten, 112, 154, 207, 243; —
waarom af te schaffen, 76; — niet in te voeren, 112, 154; — hoe
in te richten, 112; — hoe alleen af te schaffen, 113, 154, 207,
243.
Avondmaal, alleen te bedienen waar een vorm van
kerk is, 81, 117, 154, 207, 243; — private viering, 183, 188; —
in de heimelijke gemeenten, 167; — hoe dikwijls en wanneer te
bedienen, 26, 27, 81, 117, 153, 167, 207, 243; — op de
christelijke feestdagen, 134, 135, 207, 243; — tijd van bediening
14 dagen van te voren af te kondigen, 25; — toelating tot het
Avondmaal, 25, 26, 81, 100, 115, 135, 153, 166, 206, 242; — van
geattesteerden, 115, 153, 206, 243; — niet toe te laten die de
vragen niet willen beantwoorden, 135; — over de toelating van
lombardiers, 93; — hunne vrouwen en knechten, 188; — kranken en
de Avondmaalsviering, 183; — melaatschen bij de
Avondmaalsviering, 183; — wijze van bediening van het Avondmaal
vrij gelaten, 5, 26, 83, 116, 153, 154, 167, 207, 243; — de
elementen en hunne behandeling, 26, 39, 134, 183, 188; — gebruik
van oblaten, 134; — Avondmaalsformule, 26, 83, 116, 167; — wat
onder het communiceeren geschieden zal, 84, 117, 167; — lezen van
het formulier, 207, 243; — Dienaren moeten altijd mee
communiceeren, 188; — Voorbereiding voor het Avondmaal, 82, 83,
116, 166; — Avondmaalspredicatien, 27, 83, 116, 167; —
Dankzegging na het Avondmaal, 84 167; — ’s namiddags predicatie
over den Catechismus, 84, 116, vrijgelaten 167; — huisbezoek vóór
het Avondmaal, 16, 116, zie verder: Huisbezoek; — de
Dienaren en Kerkeraden zijn verplicht na te gaan of de lidmaten
getrouw communiceeren, 82; na Synodale vergaderingen, 60, 108,
178.
B.
Bediening des Woords, zie Dienaren.
Beheer, van gelden voor den Kerkedienst 22; —
van armengoederen, 22, 72, 198, 232.
|335|
Bepalingen (kerkelijke), aangaande welke stukken
de Kerkenorde heeft te bepalen, 142, 191, 225; — door wie te
maken of te veranderen, 33, 48, 159, 160, 190, 214, 249, 251; —
kerkelijke geldigheid, 9, 18, 33, 48, 103, 148, 159, 160, 178,
190, 193, 199, 214, 227, 234, 249, 262; — of zij met de Schrift
moeten bevestigd worden, 49, 127; — politieke approbatie, 127,
161, 171, 218, 219, 252; — onderteekening, 66, 71, 99, 162, 183;
— belofte der Ouderlingen om naar de bepalingen te regeeren, aan
te teekenen in het Kerkenboek, 183; — in elke kerkeraad en in
elke classis moet een exemplaar aanwezig zijn 62; — samenstelling
van een corpus disciplinae, 161, 171.
Beroeping, zie Dienaren.
Besluiten der meerdere vergaderingen, bindend
voor alle kerken, 178.
Bid- en Vastendagen, wanneer te houden, 7, 69,
76, 77, 117, 154, 178, 179, 208, 244; — hoe uit te schrijven, 77,
154, 208, 244; — hoe in te richten, 77, 117, 167; — niet op
Zondag te houden, 118; geen huwelijken op deze dagen bevestigen,
27, 84, 121.
Bidstonden, elke week te houden, 13.
Boeken, (kerkelijke) Doopboeken, 24, 64, 104,
153, 206, 242; — van toegelatenen tot het Avondmaal, 24, 25, 64,
104, 164; — van getrouwden, 64, 104, 164; — van overledenen, 24,
64, 104, 190; — van hen die geen professie gedaan hebben, 190; —
van Kerkeraadsacten, 20, 64, 67, 104, 179, 199, 234, 235; — van
Classicale acten, 150, 179, 199, 202, 238; — van Synodale acten,
57, 59, 60, 108, 109, 150, 164, 165, 199, 202, 234, 235, 238.
(Kettersche), maatregelen tegen het drukken en lezen van
kettersche boeken, 62, 63, 181, 182.
(Aanbevolen), zorg voor en aanbeveling van goede boeken, 63, 131,
172, 173; — vertaling van goede boeken, 131, 132, 176, 177.
Borden, in de Kerkgebouwen, 14.
Bijbelvertaling, 49, 87, 131.
|336|
C.
Canones van Dordrecht, vertaling, 271, 272, 273;
— Onderteekening, 269, 277, 278.
Catechisatiën, noodzakelijk, 15; — wijze van
catechiseeren, 15; — censureeren wie weigert zijne kinderen te
laten catechiseeren, 16.
Catechismus, van Genéve, 15, 36, 111, 165; — van
Beza, 176; — van Heidelberg, 8, 15, 26, 36, 62, 111, 165, 208,
209; — kleinere catechismi, 282, 283; — onderteekening van den
Heidelbergschen Catechismus, 205, 241, 257, 263, 269; — de
Catechismus op de Scholen, 69; — prediking over den Catechismus,
62, 87, 116, 208, 209, 244; — proeven van uitlegging op de
classis, 87; — homoliën over den Catechismus, 87, 176.
Censura fraterna, wanneer te houden, 115, 159,
166; — waarover zij gaat, 115, 159.
Censuur, zie Tucht.
Censuur, aan het einde der kerkelijke
vergaderingen, 106, 150, 202, 237.
Classis, samenstelling, 3, 36, 104, 111, 149,
164, 201, 236; — hoe vaak zij vergaderen, 32, 36, 65, 105, 149,
236; — plaats van vergadering, 32, 65, 105, 190, 236; —
afvaardiging naar de classis, 105, 149, 164, 201; —
credentiebrieven en instructiën, — zie: Vergaderingen; —
moderamen, 56, 105, 149, 201, 236; — werkzaamheden, 2, 8, 11, 18,
23, 30, 32, 33, 37, 44, 47, 53, 56, 57, 63, 65, 67, 68, 96, 97,
101, 105, 106, 127, 129, 130, 136, 139, 149, 150, 158, 162, 165,
169, 171, 192-195, 202, 207, 216, 218, 226-230, 235, 236, 237,
238, 243, 247, 248, 254, 256, 257, 258, 259, 260, 265, 270, 278,
313; — wie keurstem hebben, 105, 164, 237, 257; — ouderlingen uit
kleine Kerken mogen om de kosten niet wegblijven, 180; — moeten
bepalingen intrekken die strijden tegen besluiten den Synoden,
187; — korte predicatie, 56, 105, 150, 178, 202, 237; —
rondvraag, 56, 105, 149, 150, 201, 236; — zorg voor de acta, 202;
|337|
— gedeputeerden, 202; — censuur aan het slot der vergaderingen,
106, 150, 202, 237; — zeggenschap over de kerkeraden, 235.
Collecten, 75, 130.
Colleges (van wetenschappen, 2.
Collegia voor arme studenten, 181.
Combinatie van kerken tegen te gaan, 218.
Comediën, het spelen van geestelijke comediën
tegen te gaan, 133, 186.
Confessie, vaststelling en uitgave, 7, 35, 111,
181, 252, 273; — veranderingen in de Confessie, 273, 274; — een
exemplaar dient in elken kerkeraad en classis aanwezig te zijn,
62; — onderteekening van de Confessie, 257, 263; — onderteekening
door Dienaren des Woords, 35, 66, 99, 111, 152, 162, 204, 240,
269; — door Ouderlingen, 71, 111, 152, 278; — door Diakenen, 71,
152; — door krankbezoekers, 278; — door Hoogleeraren, 111, 152,
205, 240, 278, 277; — door schoolmeesters, 69, 152, 205, 240,
278; — hoe te handelen wanneer Dienaren de onderteekening
weigeren, 205, 240, 241.
Correspondentie, van kerken onderling, 45; — van
Synoden, 239, 255; — met Waalsche kerken, 204, 240; — met
buitenlandsche kerken, 262.
Credentiebrieven, 102, 148, 199, 201, 234, 236.
D.
Dansen, met afhouding van het Avondmaal te
straffen, 136, 137.
Diaconessen, 21, 175.
Diakenen, hun ambt en vereischten, 20, 21, 22,
72, 78, 101, 129, 146, 147, 175, 187, 190, 197, 198, 232; — hoe
velerlei soort, 20, 21; — getal, 20; — verkiezing enz. 20, 37,
70, 71, 89, 96, 100, 146, 173, 188, 189, 197, 315; —
uitzonderingsbepaling voor de verkiezing in plaatsen waar
gemeenschap met de Overheid in armengoederen is, 71; — aftreding,
23,
|338|
37, 38, 71, 89, 101, 147, 198, 233, 314, 315, 316; — ontslag, 23;
— verlaten van dienst, 23; — inzamelen en uitdeelen der
aalmoezen, 72, 75, 130, 146, 147; — te verleenen hulp: 21, 45,
72, 101, 104, 146, 147, 159, 164, 197, 198, 213, 232, 249; —
bezoldiging, 316, 317, 318; — vergaderingen, 63, 72, 101, 149,
201, 236; — Dienaren des Woords bij de vergaderingen, 201, 236; —
zitting in den Kerkeraad toegelaten, 36, 63, 96, 143, 163, 192,
196, 201, 226, 227, 228, 231, 235, 236, 258, 259; — zijn
rekenschap schuldig aan den Kerkeraad, 20, 72, 147, 198, 232; —
de gemeente bij de rekening tegenwoordig, 72, 147, 198, 232; —
rekenschap aan de Overheid 72; — hoe te handelen als de Overheid
den dienst der Diakenen verhindert, 130, 131; — onderteekening
van de Confessie, 71, 152; tucht over Diakenen, 42, 125, 212,
213, 248; — of afgezette Diakenen weer verkiesbaar zijn, 170; —
of gewezen geestelijke personen, die hunne beneficien behouden,
verkiesbaar zijn, 187; — of bastaarden toe te laten zijn, 187,
188; — hulp aan armen, die uit andere kerken gekomen zijn, 45,
46, 48, 49; — hulp aan vertrekkende armen, 46; — Correspondentie
met aalmoezeniers, 198, 232; — vrouwen van Diakenen, 129,
175.
Dienaren des Woords, hun ambt en vereischten, 9,
40, 78, 88, 129, 144, 174, 195, 216, 230; — Opleiding (ook
beurzen, collegien enz.), 1, 2, 13, 43, 110, 145, 146, 180, 181,
190, 196, 231; beroeping van die in den Dienst nog niet geweest
zijn, 143, 192, 258; — hunne verkiezing, door wie, 6, 37, 65, 96,
98, 99, 128, 143, 162, 193, 226, 258; — de Overheid en hunne
verkiezing, 6, 96, 128, 226, 258; — uit een dubbeltal, 6; —
oordeel der classis, 143, 192, 226; — na bidden en vasten, 7, 69,
192, 226; — hoe plaatsen waar de kerk niet is geinstitueerd of
waar het volk niet geschikt is om te kiezen, 7; — hun examen,
door wie af te nemen, 8, 38, 65,
|339|
96, 130, 143, 161, 162, 173, 190, 192, 226, 258; — waarover het gaat, 7, 8, 143, 173, 192, 226, 258; — niet aan vasten vorm te binden, 173; — ten overstaan van Deputaten Synodi, 239, 260; — stem der Ouderlingen, 130, 190; — examen van Candidaten der Universiteit, 161, 162; — examen van Dienaren die in den Dienst zijnde nog niet geëxamineerd waren, 66; — examen van Dienaren die niet ten volle zijn geëxamineerd, 161; — de approbatie, door wie, 8, 36, 65, 96, 97,143, 173, 192, 226, 258, 259; — van hen die geene wettige getuigenissen kunnen overleggen, 162; — de bevestiging, stipulatien, 8, 9, 97, 143, 162, 192, 226, 259; — handoplegging, 8, 38, 69, 70, 97, 143, 173, 174, 192, 226, 227, 259; — formulier, 192, 226, 259; de beroeping en bevestiging van Dienaren die alreeds gediend heben, 96, 143, 173, 174, 193, 227, 259; — recht van presentatie, 227; — toelating van niet gestudeerden, 68, 228, 256, 257; — van nieuwelingen, monniken, enz., 68, 95, 96, 143, 192, 228, 264; — van blinden, 174; — van bastaarden, 187, 188; — aan ééne kerk verbonden, 38, 42, 43, 66, 97, 128, 129, 144, 175, 193, 227, 228; — voor het leven aan den kerkedienst verbonden, 98, 144, 162, 194, 229; — ook die hun dienst een tijdlang onderlaten blijven aan de beroeping onderworpen, 162, 195, 229, 230; — hoe te handelen als Dienaren tot een anderen staat des levens overgaan, 194, 229; — losmaking, 23, 175; — verplaatsing, 130, 189, 194; — onderlaten van den dienst, 23; — indringen in den kerkedienst, 38, 67, 99; — indringen in andere kerken, 139, 140; — prediken in andere kerken, 38, 144, 195, 230; — vertrek en ontvangst van Dienaren, 66, 67, 98, 194, 218, 228, 229; — oordeel des classis over voorwaarden den Dienaar gesteld, 129; — reizende Dienaren, 98, 144, 193, 195, 230; — Dienaren in heerlijkheden, enz. 98, 99, 162, 163, 193, 227; — Dienaren in dienst van buitenlandsche Kerken, 42, 43; — van Vlaamsche geboorte, 128, 129; — werk
|340|
van een Dienaar om eene kerk te vergaderen, 163, 228; —
onderhoud, 43, 44, 98, 130, 145, 194, 229;— over het bekleeden
van andere betrekkingen, 88, 129, 216; — vrouwen der Dienaren
mogen geen winkelnering hebben, 88; — tucht over de Dienaren, 30,
31, 32, 42, 99, 125, 212, 213, 248; — hoe te handelen als een
Dienaar onder suspicie valt, 172; — die zich niet onder eene
classis willen stellen, 127; — niet lichtvaardig beschuldigingen
aannemen tegen een Dienaar, 99; — of afgezette Dienaren weer
verkiesbaar zijn, 170; — afzetten en Overheid, 128; — hoe te
handelen met die zuiver zijn in de leer, maar zonder gaven, 129;
— gelijkheid der Dienaren, 35, 126, 144, 145, 159, 195, 211, 231,
248; — onderteekening van de Confessie, 35, 66, 99, 111, 152,
162, 204, 240, 269; — emeritaat, 98, 145, 194, 195, 229; —
weduwen en weezen, 145, 195, 229; — hoe te handelen in Kerken,
waar de Dienst des Woords niet kan worden ingericht, 44; —
ordonnantiën betreffende den Dienst des Woords, 72 – 77.
Diensten, hoe velerlei, 5, 142, 191, 225.
Doctoren en Professoren, 3, 9, 25, 47, 112, 142,
145, 152, 190, 191, 106, 204, 225, 226, 230, 241, 264, 265, 266,
276, 277.
Doop, door wie te bedienen, 24, 80; — door
„Papen”, 89, 261; — door „vagebunde Priesters”, 182; — door
monniken, 182; — door geëxcommuniceerde Dienaars, 262; — door
Wederdoopers en Mennonieten, 182, 261, 262; — door Ouderlingen,
134; — door vrouwen, 89; — aan wie te bedienen, 50, 51, 52, 53,
133, 176; — van kinderen van geëxcommuniceerden, hoereerders,
papisten, 89, 133; — van kinderen van ouders die der religie
vreemd zijn, 176; — van volwassenen, 133, 134, 242, 261, 263; —
waar te bedienen, 24, 78, 114, 152, 205, 241, 263, 264, 281; —
private doop, 24, 133, 134, 183, 281; — van kranke kinderen en
van veroordeelde misdadigers, 263, 264; — wanneer in de
godsdienstoefening te bedienen, 79;
|341|
— zoo spoedig mogelijk te bedienen, 78 113, 152, 205, 206, 241; —
presentatie voor den Doop, 114, 152, 166, 206, 242; — vaders
dienen bij den Doop tegenwoordig te zijn, 79, 114; —
doopgetuigen, 24, 38, 39, 51, 52, 79, 114, 134, 152, 153, 176,
206, 242; — besprenging, 38, 80; — vragen bij den Doop, 80, 166,
263; — doopsformulieren, 24, 81, 114, 153, 206, 242, 263, 278,
281; — namen, 114, 166; — doopboeken, 24, 64, 104, 153, 206, 242;
— quaestien bij reeds toegedienden doop, 89, 134, 182.
Dooperschen, hoe te weren, 87, 88, 132, 133,
171.
Drukken, van kettersche boeken ongeoorloofd,
180, 181, 182.
E.
Evangelistenambt, opgehouden, 98.
F.
Feestdagen, welke en waarom te vieren, 77, 118,
155, 208, 244, 261.
Formulieren, van den h. Doop, 24, 81, 114, 153,
206, 242, 263, 278, 281; — van het h. Avondmaal, 207, 215, 243; —
van den Ban, 158, 169, 170, 211, 212, 247, 248; — van bevestiging
van ambtsdragers, 192, 197, 226, 231.
Formuliergebeden, 13, 73, 74, 183.
G.
Gebeden, openbare gebeden moeten in
overeenstemming zijn met het onderwerp der predicatie, 13.
Gecommiteerden, voor de verzorging van den
kerkedienst, 22.
Geldhandel, 53, 310-313.
Gelijkheid, der Dienaren en der Kerken, 33, 35,
126, 144, 159, 195, 213, 231, 248.
|342|
Geschiedenis, der Ned. Kerken, 46, 47, 131, 132,
218.
Gestorvenen, hun namen opteekenen, 24, 64, 104,
190; — rouw dragen over gestorvenen, 135.
Getuigen, hooren en beëedigen van getuigen in
den Kerkeraad, 49; — bij den Doop, zie: „Doop".
Gezangen, welke toe te laten zijn, 73, 155, 245,
261.
Godsdienstgesprekken, met tegenstanders der
belijdenis, 87, 88, 132, 133, 171.
Goederen, kerkelijke en geestelijke, 22, 23,
145; — van de armen, 71, 197, 232.
H.
Handoplegging, zie: Dienaren
(bevestiging).
Hofpredikers, zie: Dienaren.
Hoogescholen, 96, 111, 161, 180, 264-266.
Hoornsche tuchtzaak, 275, 267, 280, 281.
Huisbezoek, door wie, wanneer, en waarover het
gaat, 9, 16, 25, 63, 115, 116, 133, 146, 197, 232.
Huwelijk, ten deele kerkelijk en ten deele
politiek, 63; — onderzoek aan de afkondiging voorafgaande, 27; —
afkondiging, 27, 40, 85, 86, 121, 156, 184; — wanneer te
bevestigen, 27, 75, 84, 121, 135, 168; — waar te bevestigen, 86,
156, 184; — huistrouw, 85; — bewilliging der ouders, 39, 85, 120;
— ondertrouw, 39, 40, 119, 121, 155, 156; — heimelijke beloften,
119, 155; — verboden huwelijken, 120; — met die aan de Geref.
kerk vreemd zijn, 267; — van gedoopten met ongedoopten, 217; —
van geëxcommuniceerden, 137, 267; — van onbekende vreemdelingen,
120; — van wettig gescheidenen, 156; — burgerlijk huwelijk, 135,
136; — overspel, 122, 217; — echtscheiding, 27, 86, 87; —
bezwaren met de Overheid samen te beslissen, 122, 183, 184, 209,
245; — hertrouw, 85, 120, 121, 122, 156; — huwelijksquaesties,
49, 54, 55, 89, 90, 91, 92, 93, 136, 168, 175, 176, 184, 185,
216, 217, 218, 219, 262, 313.
|343|
I.
Indringers, in kerkelijke bedieningen, zie:
Dienaren.
Instructiën, 102, 148, 199, 203, 234.
J.
Jus Patronatus, 252-254.
K.
Kerk, eerste inrichting eener Kerk, 100, 163,
200.
Kerkenordening, zie: Bepalingen.
Kerkeraad, in elke kerk moet een kerkeaad zijn,
101, 102, 149, 200, 235; — samenstelling, 11, 36, 63, 96, 143,
149, 163, 192, 196, 200, 226, 228, 231, 235, 236; — vergadering,
19, 36, 64, 102, 189, 200, 234, 235; — werkzaamheden, 28, 29, 40,
63, 65, 70, 73, 96, 102, 103, 112, 115, 123, 143, 159, 192, 210
v.v., 226, 228, 231, 235, 246; — praesideeren van den Kerkeraad,
64, 103, 149, 200, 235; — hoe de besluiten te nemen, 103; — alle
leden tot de vergadering op te roepen, 189; — getuigen in den
Kerkeraad, 49; — en Overheid, 200, 233, 235; — hoe waar geen
kerkeraad is, 100, 193, 201, 206, 235; — notulen, zie:
Boeken.
Kerkgezang, borden in de kerken, 14; — zingen
van alle psalmen, 14.
Kinderen, van geëxcommuniceerden, of zij buiten
het verbond zijn, 186.
Klokluiden, bij begrafenissen af te schaffen,
76, 77 113.
Krankenbezoek, 18, 21 78; — roeping der
Dienaren, 21, 78; — bezoek der pestkranken, 88.
Krankenbezoekers, onderteekenen de formulieren
van eenigheid, 278.
L.
Leer, zaken de leer betreffende het eerst op de Synoden te behandelen, 107; — de stukken der leer, uiteengezet in de Walchersche art., 319 v.v.
|344|
Lezing, van Gods Woord, voor den Dienst, 13, 14,
74.
Liturgie, op de Dordtsche Synode, 291.
Lijkpredicatiën, niet in te voeren, 113, 154,
208, 244; — af te schaffen, 76, 113, 154, 208, 244; — hoe in te
richten waar ze nog moeten geduld worden, 113; — de dankzegging
bij de begrafenis niet meer te drukken, 183.
M.
Martelaarsboek, 131.
Mendacium officiosum, 215.
Middelmatige dingen, in het algemeen, 4; — in de
Doopsbediening, 5, 38; — in de Avondmaalsbediening, 5, 6, 116; —
in deze stukken anderen niet te verachten, 117, 154, 214, 249; —
behoeven niet uit Gods Woord bewezen te zijn, 49, 127.
Minderjarigheid, hoe lang zij duurt, 168.
Monniken, zie: Dienaren.
N.
Nieuwelingen, zie: Dienaren.
O.
Onderteekening, van de belijdenisgeschriften,
zie: Confessie enz.
Ondertrouw, zie: Huwelijk.
Onderwijs, zie: Scholen en
Hoogescholen.
Onderzoek, het korte onderzoek des geloofs toe
te laten, 62, 111, 165; — eene uitdrukking daarin te veranderen,
174.
Openbare belijdenis, al of niet voorgeschreven,
81, 82, 115, 166; — wanneer af te nemen, 115, 166.
Openbare verzoening, 40, 41, 93, 124, 125, 137,
138, 139, 158, 184, 186, 210, 211, 217, 246.
Openbare zonden, zie: Tucht.
|345|
Orgels, in de kerk, 76, 119, 167, 168.
Ouderlingen, hun ambt en vereischten, 16, 17,
18, 19, 40, 78, 129, 130, 134, 142, 144, 146, 175, 187, 190, 192,
193, 197, 226, 230, 231, 232; — verkiezing, 17, 70, 100, 146,
188, 189, 196, 197, 231; — approbatie, 146, 197, 231; —
bevestiging, 17, 18, 71, 146, 231; — aftreding, 23, 71, 89, 101,
130, 147, 233, 314, 315, 316; — ontslag, 23; — bij het examen der
Dienaren, 130; — vermanen der Dienaren, 186, 187; — bij de
propositiën, 190; — niet te belasten met de bezorging der
kerkelijke goederen, 22; — onderteekening van de Confessie enz.
71, 111, 152, 278; — of zij de kerkenorde moeten onderteekenen,
185; — bezoldiging, 316-318; — tucht over ouderlingen, 19, 30,
42, 125, 212, 248; — of een ouderling kan dienen die eene kwade
huisvrouw heeft, 129, of eene vrouw die geen lidmaat der kerk is,
175; — of afgezette ouderlingen weer verkiesbaar zijn, 170; — of
gewezen geestelijke personen die hunne beneficiën behouden,
verkiesbaar zijn, 187; — of Overheidspersonen verkiesbaar zijn,
187; — of bastaarden toe te laten zijn, 187.
Overheid, en autorisatie van kerkelijke
bepalingen, 127, 161, 171, 218, 219, 252; — en approbatie van
Dienaren, zie: Dienaren; — in kerkelijke vergaderingen, zie:
Vergaderingen; — bevorderen de zaken door de keren gewenscht,
233, 260; — roeping der kerkedienaren jegens de Overheid, 233,
260; — request der Dordtsche Synode over de grieven der kerken,
283-290.
P.
Particuliere Synode, zie Synoden.
Prediking, inhoud, 12; — tekstkeus, 73, 112,
165, 235; — manier, 11, 12; — niet te lang, 12, 73; — aanhaling
van schrijvers, 141; — zonden beschrijven op den predikstoel,
215; — op de classicale vergaderingen, zie: Classis. Zie
verder: Dienaren.
|346|
Priesters, die zich willen reformeeren, 174,
175.
Professoren der Theologie, hoe zij hebben te
onderwijzen, 266; — wie hunner mogen prediken, enz. 111; —
stemrecht op classes en Synoden, 111, 190; — onderteekening van
de Confessie, enz. 111, 152, 205, 240, 276, 277. Zie verder:
Doctoren.
Profeten, hun taak, 9, 10; — hoe de profetiën in
te richten, 10, 11; — wie tot dit werk moeten toegelaten worden,
10; — wanneer zij zitting hebben in den Kerkeraad, 10, 19, 25,
28.
Propositiën, waar en waartoe in de richten, 12,
13, 47, 68, 110, 146, 196, 231; — in het privé, 228; —
ouderlingen bij de propositiën, 190.
Psalmberijming, van Datheen, 14, 74, 118; — eene
verkorte uitgave toegestaan, 182; — alleen psalmen te zingen, 74,
118, 155, 182, 209, 245.
Psalmgezang, hoe in te richten, 14. Zie ook:
Kerkgezang.
R.
Regeering (kerkelijke), gelijke regeling
noodig.
Register, van Dienaren die geen dienst hebben,
43; — van die tot den kerkedienst bekwaam zijn, 43.
Rouwdragen, over vrienden, 135.
S.
Sabbath, noodzakelijkheid van de onderhouding
van den Sabbath, 267; — regelen voor de onderhouding van de
Sabbath, 84, 268, 269; — verzoek om plakkaten tegen de
ontheiliging van den Sabbath, 75, 177, 267.
Scheurmakers, zie: Dienaren.
Scholen, zorg voor de scholen, 68, 69, 110, 196,
231; — schoolordening, 221-224.
Schoolmeesters, hun werk, 145, 196, 221-224,
231; — examen, 163, 181; — onderhoud, 69, 180; — ontslag, 69; —
lid van de kerk, 181; — onderteekening van de Confessie, enz. 69,
152, 205, 240, 278.
|347|
Spelen, van geestelijke comediën, zie:
Comediën.
Studenten, zorg voor het onderhouden van
Studenten, 43, 48, 145, 146, 180, 181, 196, 231; — moeten in het
proponeeren geoefend worden, zie: Propositiën.
Superintendenten, 178.
Synoden, particuliere, samenstelling, 36, 57,
106, 150, 203, 238; — credentiebrieven, zie:
Vergaderingen; — wie keurstem hebben, 59, 106, 179; —
afgevaardigden, 178, 203, 216, 238; — hun taak in den eersten
tijd, 3; — opening, 58, 106, 164; — praeses, enz. 58, 59, 107,
164, 165 — orde van vergadering, 58, 107, 165; — sluiting, 60; —
notulen, zie: Acta; — deputaten, 239, 255, 260; —
bepalingen, 57-60; — Avondmaal na de Synode, 60, 108, 179; — de
particuliere Synode vóór de generale Synode, 109; — roepende
kerk, 59, 60, 108, 150, 165, 203, 238; — samenkomst van
particuliere Synoden in ééne provincie, 189; — correspondentie
met andere Synoden, 238, 255; — als Ouderlingen niet willen
komen, 190; — vergaderen jaarlijks, 16, 106, 150, 151, 203, 238;
— Nationale, wanneer te houden, 109, 151, 180, 203, 239; — hoe
samen te stellen, 60, 151, 239; — wie keurstem hebben, 179; —
afgevaardigden, 109, 178, 203, 239; — vastendag bij vergadering
der Synode, 178, 179; — ketters op de Synode te roepen, 177, 178;
— roepende kerk, 204, 291; — buitengewone samenroeping, 110, 203,
204, 239; — regeling voor de Waalsche kerken, 151, 204, 240; —
uitnoodiging van Ned. kerken in het Buitenland, 291.
T.
Toelating tot het Avondmaal, wie alleen mogen toegelaten worden, 100, 153, 206, 242; — over welke stukken moet onderzocht worden, 25, 26, 115, 135, 153, 166; — voor wie het onderzoek plaats vindt, 25, 81, 115, 166; — niet toe te laten die de vragen niet
|348|
willen beantwoorden, 135; — inschrijving in het lidmatenboek, 26;
— uit andere kerken, 115, 153, 206, 243; — Zie ook:
Avondmaal.
Tucht, kerkelijke, noodzakelijk, 28, 40, 56,
105, 122, 123, 149, 157, 195, 201, 209, 210, 220, 245; — karakter
en doel, 28, 123, 157, 209, 210, 245; — door wie te oefenen, 28,
29, 40; — wanneer toe te passen, 29, 40, 53, 54, 82, 123, 135,
137, 140, 157, 176, 192, 210, 215, 226, 246, 313; — over
heimelijke zonden, 29, 40, 123, 157, 210, 246; — over openbare
zonden, 29, 30, 40, 140, 141, 157, 210, 246; — wanneer zonden in
vergetelheid zijn gekomen, 137; — over die het „pardoen” gehaald
hadden, 93, 137; — over die tot de Mennonieten vervallen zijn,
93; — over die tot ketterij vervallen, 186; — over Doopleden,
138; — voorafgaand onderzoek en vermaan, 29, 40, 49, 90, 123,
157, 168, 169, 191, 210, 211, 220, 246; — de afhouding van het
Avondmaal, 29, 41, 42, 84, 85, 90, 93, 123, 125, 137, 140, 157,
168, 186, 188, 211, 216, 246; — de excommunicatie, 28 v.v., 41,
42, 52, 82, 93, 124, 140, 158, 169, 186, 211, 246; — formulieren
van den ban, zie: Formulieren; — Openbare verzoening, 40, 41, 93,
124, 125, 137, 138, 139, 158, 184, 186, 210, 211, 217, 246; —
beroep op meerdere vergaderingen, 30, 67, 68, 102, 127, 128, 148,
199, 234; — tucht over ambtsdragers, 30, 31, 32, 42, 52, 53, 67,
88, 89, 99, 125, 128, 142, 143, 158, 159, 172, 189, 191, 192,
205, 212, 213, 248; — bijzondere tuchtquaesties, 52, 53, 54, 55,
93, 140.
V.
Vacante Kerken, 43.
Valsche leering, zie: Kettersche
boeken.
Vasten, zie: Bid – en Vastendagen.
Verborgen zonden, zie: Tucht.
Vergaderingen, kerkelijke, getal, 102, 147, 198,
233;
|349|
— bevoegheid en werkzaamheden, 56 v.v., 63, 102, 147, 148, 149,
187, 198, 234; — algemeene regelingen, 56 v.v., 102 v.v., 147
v.v., 198 v.v., 233 v.v., — credentiën en instructiën, 58, 87,
102, 103, 107, 148, 150, 164, 199, 201, 234, 236, 238; — opening
en sluiting, 199, 234; — ambt van den praeses en moderamen, 148,
149, 199, 200, 234, 235; — verplichting tot bijwoning, 63, 65,
99, 107, 162, 164, 180, 187, 189; — welke besluiten bondig te
houden zijn, 148; — appel op de meerdere vergaderingen, 102, 127,
128, 148, 199, 234; — onderlinge verhouding, 149, 179, 180, 187,
200, 235; — kosten, 2, 22, 60, 178, 180.
Verkiezing, zie: Diakenen, Dienaren des
Woords, Ouderlingen.
Verplaatsing, zie: Dienaren des
Woords.
Vertrekkenden, die zich niet bij de gemeente
voegen, 137, 138; — zie verder: Attestatiën.
Verzoening, zie: Openbare
Verzoening.
Visitatie, waarover de kerkvisitatie gaat, 237,
255, 262; — door wie ze geschiedt, 178, 236, 255; — reglementen,
220, 221, 297—302, 303-309; — rapport, 178; — voor hoelang de
visitatoren worden aangesteld, 238, 255.
Voorbereiding, zie: Avondmaal.
Voorlezen, der wet, enz. 74.
Voorlezers, 13, 14. 174.
Votum, 72.
Vreemdelingen, hulp aan vreemdelingen, zie:
Diakenen.
W.
Wederdoopers, zie: Dooperschen.
Weduwen en weezen, zie: Dienaren des
Woords.
Wederopname, zie: Tucht.
Wijkverdeeling, 17.
Wijze van Avondmaalsviering en Doopsbediening,
zie: Avondmaal en Doop.
|350|
Z.
Zaken, ten deele kerkelijk en ten deele
politiek, 163.
Zaken, op de kerkelijke vergaderingen, zie:
Classis, Kerkeraad, Synoden, Vergaderingen.
Zegen, naar Numeri 6, 72.
Zondagsviering, zie: Sabbath.
Zonden, bestrijding van zonden, 136, 177, 186;
voor verborgen en openbare zonden, zie: Tucht; — voor
zonden der ambtsdragers, zie: Diakenen, Dienaren,
Ouderlingen en Tucht.