|4|

1. Woord vooraf

 

 

Jaren geleden kocht ik bij een antiquariaat enkele publicaties over ‘oud’ en ’nieuw’ kerkrecht. Daarbij bevond zich de kleine studie van dr. W.A. van Es Over de bevoegdheid tot schorsing en afzetting van Ouderlingen en diakenen (1946) en het proefschrift van dr. M. Bouwman, Voetius over het gezag der synoden (1937). Mijn interesse voor het onderwerp werd gewekt, toen ik al lezend ontdekte dat de beide auteurs elkaar op fundamentele punten tegenspraken. Deze interesse nam nog toe bij de ontdekking, dat het genoemde proefschrift een groot aantal potloodaantekeningen bevatte van de hand van Van Es.

Prof. H.J. Selderhuis, mijn studiebegeleider aan de Theologische Universiteit van de Christelijke Gereformeerde Kerken te Apeldoorn bood mij de gewaardeerde mogelijkheid het onderwerp nader te bestuderen in het kader van de studie van het bijvak kerkrecht als onderdeel van het doctoraal examen historische vakken. Dat het door hem voorgestelde literatuurverslag uitgroeide tot een uitgebreide scriptie was vooral te danken aan de complexiteit van het onderwerp. Die vroeg voortdurend nader onderzoek om te kunnen komen tot verheldering van de problematiek ten einde oordeelsvorming mogelijk te maken.

Mr. L.J.M. Hage te Gouda, die als advocaat en procureur dr. M. Bouwman na de Tweede Wereldoorlog enkele malen persoonlijk ontmoette, ben ik dankbaar voor de geboden mogelijkheid om over het onderwerp van gedachten te wisselen. Dr. C.A. de Niet te Scherpenzeel, classicus en kenner van het Latijn van Voetius, gaf op mijn verzoek zijn gewaardeerde mening over enkele vertalingen van twee kernpassages in de Politica Ecclesiastica, die in het debat tussen ‘oud’ en ‘nieuw’ kerkrecht’ een rol spelen. Prof. dr. H.J. Selderhuis ben ik erkentelijk voor het beschikbaar stellen van een beknopte, niet gepubliceerde studie van prof. drs. D. Deddens Las Rutgers Voetius verkeerd? Deze studie bleek van belang voor vorming van een uiteindelijk oordeel over een kernpunt in de problematiek. Prof. dr. M. te Velde te Kampen zeg ik hartelijk dank voor zijn bereidheid om mij te ontvangen voor een indringend gesprek over het onderwerp. Mr. drs. D. Vergunst te Apeldoorn, lid van de rechterlijke macht, was zo vriendelijk mij enkele arresten en artikelen ter beschikking te stellen, die het mogelijk maakten om mij een indruk te vormen over de huidige rechtspraak bij geschillen over kerkelijke goederen.

Véél dank voor de ontvangen hulp bij de zoektocht naar literatuur ben ik verschuldigd aan de heer J. Bal, mevrouw Simone Maljaars en drs. G.D. Harmanny, respectievelijk bibliothecaris(esse) van de Theologische School van de Gereformeerde Gemeenten te Rotterdam, de Theologische Universiteit van de Christelijke Gereformeerde Kerken te Apeldoorn en de Theologische Universiteit van De Gereformeerde Kerken in Nederland te Kampen (Broederweg 15).

Gorinchem, 21 mei 2001

M. Golverdingen v.d.m.