|39|
Wanneer wij het voorgaande nog eens kort samenvatten, zien wij het volgende beeld:
1. De plaatselijke N.T. gemeenten gingen geleidelijk over in
bisschoppelijk bestuurde diocesen, door synoden en concilies
verenigd. De eenheid van de gelovigen droeg daardoor niet zozeer
een plaatselijk als wel een Katholiek karakter. Samen vormde men
het wereldwijde Corpus Christi quod est ecclesia114 en
. . . men wist dat.
De geografische parochies werden uit pastorale noodzaak binnen de
bisdommen gevormd, waarbij ook financiële en politieke factoren
een grote rol speelden. Hierdoor kreeg de structuur van die
parochies een sterk maatschappelijk accent, dat niet spoorde met
de geestelijke structuur van de N.T. gemeente.
2. Dit ‘parochiale netwerk’ werd door de reformatoren overgenomen
met een dubbel doel: Zij wilden door de zuivere prediking van het
Woord deze parochies terugbrengen tot de geestelijke eenheid van
de N.T. gemeenten, èn tegelijk vasthouden aan de geografische
pretentie, nl. om de gemeente voor àllen in dat éne
gebied te zijn.
Door afhankelijkheid van de overheid en interne kerkelijke
verdeeldheid werd dit ideaal van de ene reformatorische gemeente
ernstig bemoeilijkt.
Toch hebben de mannen van Dordt aan dit dubbele doel van
confessionele duidelijkheid en geografische pretentie
vastgehouden en het kerkordelijk vastgelegd. Hoewel het op veel
plaatsen zegenrijk gewerkt heeft, bleef het landelijk gezien een
onwezenlijk ideaal. De overheid stelde zich afstandelijk op en .
. . Nederland was geen Genève . . .
114. ‘Het lichaam van Christus, dat de kerk is’. Vgl. H.B. Weijland, Augustinus en de kerkelijke tucht, diss. kampen, 1965, p. 90.
|40|
Daarom kon zelfs een Dordt, met alle juridische clausules in zake
de binding aan de belijdenis, het verval in de komende eeuwen
niet keren.
In het Reglement van 1816 werd dan ook een praktische keuze
gedaan. Men gaf voorrang aan de organisatorisch-geografische
eenheid van de gemeenten, boven de confessionele integriteit van
de kerken.
3. Afscheiding en Doleantie kozen — omgekeerd — voor confessionele duidelijkheid in één ‘vrije kerk’. De prijs voor de Vereniging moest echter betaald worden met het dulden van ‘A en B’ kerken. Teneinde deze ‘abnormale’ situatie te overwinnen werd de éénheid van de plaatselijke zelfstandige kerk nadrukkelijk als een Schriftuurlijk beginsel bepleit. Hierdoor kwam de idee van de geografische gemeente versterkt uit de strijd te voorschijn, zij het binnen de kleinere kring van een afzonderlijk kerkgenootschap.115 Het zich voegen daarin werd zelfs met zware geestelijke druk als een ‘ordinantie Gods’ aan de leden opgelegd.
115. Zie noot 68.