|27|
Vanzelfsprekend is theologie bedrijven in deze tijd een volop oecumenische activiteit. Ecclesiologie, als onderzoek naar het wezen van de kerk, illustreert dit in het bijzonder. De concrete, historisch gegroeide kerken zijn slechts in gesprek met de andere kerken, geworteld in andere tradities en/of culturen, in staat door te stoten naar de betekenis, naar het wezen van de kerk. Ook de ambtstheologie, als onderdeel van de ecclesiologie, kan niet meer zonder de oecumenische context. Door het ambtsgesprek op te tillen tot het niveau van de oecumenische dialoog, verkleint de kans dat de ambtstheologie verschrompelt tot een oefening in identiteitsbevestiging.
Open dialogeren is een spannende bezigheid. In plaats van alleen maar de ander proberen te overtuigen van mijn of onze waarheid, staat waarachtige dialoog in het teken van samen verderkomen op de weg naar de volle waarheid. De woorden van de apostel Paulus indachtig over de voorlopigheid van ons kennen (1 Kor. 13, 9), willen we zoeken naar optimale mogelijkheden voor deze dialoog tegen de horizon van een eschatologisch volledig kennen. Echte dialoog heeft niet alleen behoefte aan goed gemotiveerde argumenten en standpunten, maar meer nog aan luisterbereidheid. Daarom stellen we onze studie van de resultaten van de oecumenische ambtsdialoog uit. We wachten zelfs met de noodzakelijke theologische peiling van een aantal bronteksten van de gereformeerde traditie betreffende het ambt in de kerk. In de plaats daarvan plaatsen we in eerste instantie een luisteroefening naar de ambtstheologie van een andere kerkelijke traditie. We speuren naar de motieven en de argumenten om onze kennis te vergroten en te nuanceren en om beter te begrijpen. Zo een oefening is verre van belangeloos. Niet alleen helpt ze mogelijke karikaturen over de ambtstheologie van andere tradities te doorprikken, maar ze maakt ons ook bewust van het zwaartepunt in de eigen ambtsleer en ze stimuleert de bevraging van de eigen traditie.
Alhoewel we overtuigd zijn van de waarde van een luisteroefening naar de ambtstheologie van alle tradities, vraagt de begrensdheid van dit onderzoek
|28|
om beperking. We hebben gekozen voor de ambtstheologie van de Rooms-Katholieke Kerk. De reden ligt voor de hand. De kerk van Rome, als moederkerk van de kerken van de westerse christenheid, blijft een eerste gesprekspartner voor de kerken van de gereformeerde traditie. Binnen de Romana heeft het denken over de kerk en de ambten een belangrijke evolutie doorgemaakt in de loop der eeuwen, maar de aandacht voor en de bezinning op de kerk en de ambten zijn onverminderd gebleven. In die continuïteit manifesteert zich de vooraanstaande plaats die ecclesiologie en ambtsvragen in het geheel van de theologie innemen binnen de kerk van Rome. Dit blijvende gewicht van de ecclesiologie hangt samen met het fundamentele aanvoelen dat de kerk sacramentele betekenis heeft en dat ambtsvragen geen zaken van het tweede plan zijn of slechts ordeningsvragen betreffen, maar handelen over wezenlijke punten, die rechtstreeks verbonden zijn met het heil.12 Het belang van de leer van de kerk wordt wellicht nog het best geïllustreerd door te letten op het grote aandeel van de ecclesiologische partijen in de conciliedocumenten, de meest fundamentele en gezaghebbende teksten van deze traditie.
In het kader van dit onderzoek, zullen wij ons voornamelijk beperken tot de betekenis van de concilie-uitspraken over het kerkelijk ambt, en dit vanaf de tijd van de Reformatie. Verdere gedachtestromingen, zoals die tot uiting komen in de documenten van pausen, curie of individuele theologen, worden slechts zijdelings aangestipt voor zover zij voor ons beperkt onderzoek van belang zijn. De bedoeling van de luisteroefening is de algemene teneur van de concilie-uitspraken over het ambt in de kerk te vatten en weer te geven vanuit hun achtergrond en receptie, maar vooral vanuit een intra- en intertekstuele lezing van de teksten zelf. De theologisch-hermeneutische reflectie, dus de kritische bezinning door katholieke theologen is bewust achterwege gelaten. We realiseren ons dat hiermee geen recht wordt gedaan aan de volle breedte van de gedachteontwikkeling op het vlak van de ambten binnen de theologie van de Romana, waarvan slechts een gedeelte zijn neerslag vindt in de officiële verslagen en documenten. Maar vanuit de begrenzing dit dit onderzoek vraagt, is deze keuze verantwoord, omdat precies deze teksten de hoogste status bezitten binnen de rooms-katholieke traditie en omdat het de Romana zelf is die altijd als eerste de vraag stelt naar het hoogste en laatste gezagvol spreken.
12 P.E. Persson, Repraesentatio Christi. Der Amtsbegriff in der neueren römisch-katholischen Theologie, Göttingen 1966, 22.
|29|
We hebben gekozen voor een behandeling van deze periode in twee delen: vanaf de Tridentijnse ambtstheologie tot voor Vaticanum II en vanaf Vaticanum II tot nu. Hiermee zijn meteen de twee pijlers van de officiële rooms-katholieke ambtstheologie uitgezet, namelijk de theologische uitspraken van het Concilie van Trente, dat met zijn apologetische en disciplinaire teksten vier eeuwen de visie op het ambt in de kerk zou bepalen, en de theologie van het Tweede Vaticaans Concilie. We zullen hierna ontdekken in welke mate zij elkaar aanvullen of tegenspreken.