Dezelve kerken zullen echter, naar hare bijzondere behoeften en omstandigheden, hare afzonderlijke huishoudelijke inrigtingen kunnen hebben, mogende nogtans deze inrigtingen niets behelzen, strijdig met die eenheid in beginselen en gelijkvormigheid in hoofdzaken, welke de onderscheidene kerken, als deelen van hetzelfde geheel, behooren te kenschetsen. Ten aanzien der kerken in de zuidelijke Provinciën, en in Nederlandsch Oost- en West-Indiën, zullen nadere bepalingen gemaakt worden.