|11|

 

Hoofdstuk II.

Het hedendaagsche Kerkregt der Nederlandsche Hervormde Kerk, zoo als het thans is.

 

§ 1.
De tegenwoordige staat van zaken, in ’t algemeen beschouwd.

a. De Nederlandsche Hervormde kerk maakt slechts een deel uit van de Christelijke Kerk op aarde, en wel, getrouw aan haar historisch karakter, dat gedeelte, hetwelk door den naam, dien zij draagt, duidelijk genoeg wordt aangewezen.
b. Door haren oorsprong en hare allengs voortgezette ontwikkeling worden de beginselen bepaald, die haar, ook in den tegenwoordigen vorm van haar bestaan, noodwendig beheerschen.
c. In overeenstemming met deze beginselen treedt zij als genootschap zigtbaar op, in den vorm eener kerkelijke republiek, welgeordend en door vaste, ofschoon niet onveranderlijke, wetten bestuurd.
d. De vorm van haar bestuur is alzoo in den grond demokratisch, met dien verstande echter, dat door den Presbyteriaal-Synodalen vorm van haar bestuur de demokratie aristokratisch gewijzigd is.
e. In het bezit van hare autonomie, maakt zij daarvan ook tot handhaving en uitoefening van hare regten gebruik; — terwijl de kerkelijke Statistiek haren omvang en hare sterkte kennen doet.

|12|

§ 2.
Het kerkbestuur.

a. Het bestuur der Nederlandsche Hervormde kerk wordt uitgeoefend over gemeenten door kerkeraden; over meer gemeenten vereenigd door klassikale besturen en Provinciale kerkbesturen; over al de gemeenten te zamen door de Synode, bij wie, onder verschillende waarborgen, de hoogste wetgevende, regtsprekende en besturende magt berust.
b. De ringsvergaderingen oefenen geen eigenlijk gezegd bestuur uit; de klassikale vergaderingen zijn meerendeels enkel kerkelijke kieskollegiën; de algemeene synodale commissie behartigt, onder verantwoording aan de Synode, gedurende den tijd, dat deze niet vergaderd is, de algemeene belangen der kerk; de commissie tot de Oost- en West-Indische kerken staat meer onmiddellijk in betrekking tot den Staat en de ministeriëele Departementen.
c. Het beheer der algemeene kerkelijke fondsen berust bij de Synode; dat der bijzondere kerkelijke goederen en fondsen is deels aan kerkvoogden toevertrouwd, deels aan predikanten of diakenen, onder behoorlijk toezigt en verantwoording.

 

§ 3.
Kerkelijke personen, zaken en handelingen.

a. Al kent de Nederlandsche Hervormde kerk geene geestelijken, in onderscheiding van leeken, zij noemt toch allen, die aan de dienst der kerk verbonden of daarin tijdelijk werkzaam zijn, kerkelijke personen.

|13|

b. Tot kerkelijke zaken behooren niet slechts kerkelijke goederen, gebouwen en geldmiddelen, maar ook kerkelijke boeken, schriften en papieren, benevens het gewijde huisraad.
c. De kerkelijke handelingen, hier bedoeld, hebben betrekking op het godsdienst-onderwijs, de openbare godsdienstoefeningen, de uitoefening van de herderlijke zorg, het kerkelijk opzigt en de tucht, voor zoover daaromtrent kerkelijke voorschriften bestaan.

 

§ 4.
De betrekking der Nederlandsche Hervormde kerk tot andere kerkgenootschappen.

De Nederlandsche Hervormde kerk, met alle andere door den Staat erkende kerkgenootschappen in gelijken rang geplaatst, stelt, vooral tegenover de Roomsch-Katholieke kerk, op hare onvervreemdbare regten, maar niet minder, vooral met opzigt tot de overige Protestantsche kerkgenootschappen, op den band der onderlinge broederschap hoogen prijs.

 

§ 5.
De betrekking van de Nederlandsche Hervormde kerk tot den Staat.

a. Uit de Grondwet blijkt, dat de scheiding tusschen Kerk en Staat niet tot stand gebragt is, zonder dat de regten zoowel als de pligten van den Staat jegens de Kerk naauwkeurig omschreven zijn.
b. In overeenstemming hiermede kennen dan ook thans de kerkelijke Reglementen aan den Staat geen’ anderen invloed toe dan die bestaanbaar is met hare vrijheid en zelfstandigheid.