(twee voorbeelden)
In de plaatselijke regeling kan worden vastgelegd dat de leden van de algemene kerkenraad jaarlijks of telkens voor twee jaar worden aangewezen.
In het eerste rooster wijst elke wijkkerkenraad drie of vier
leden van de algemene kerkenraad aan;
in het tweede rooster afwisselend een of twee.
Het tweede rooster is gebaseerd op de verdeelsleutel
‘o-d-p-o-k-d-o-p-d-k’ (zie de eerste kolom, van boven naar
beneden), zodat er per tien ambtsdragers steeds 2 predikanten, 3
ouderlingen, 2 ouderlingen-kerkrentmeester en 3 diakenen worden
aangewezen.
Een algemene kerkenraad van vijftien leden telt dus 3
predikanten, 3 ouderlingen-kerkrentmeester en afwisselend telkens
4 of 5 ouderlingen en diakenen.