Hoofdstuk VI
1. De kerken zullen aan de Hoge Overheid haar medewerking
verlenen ten behoeve van de geestelijke verzorging van zee-,
land- en luchtmacht alsmede van degenen die gedetineerd of
opgenomen zijn in gevangenissen en andere dergelijke
inrichtingen, in het bijzonder door dienaren des Woords af te
staan ter benoeming als leger- en vlootpredikanten en als
gestichtspredikanten in vaste en in tijdelijke dienst.
2. Het onderhouden van de daartoe nodige betrekkingen vertrouwt
de generale synode toe aan hiertoe aangewezen deputaten, terwijl
de positie van de in lid 1 bedoelde predikanten geregeld wordt
overeenkomstig de door de generale synode vastgestelde
bepalingen.
3. Ten behoeve van de geestelijke verzorging van zee-, land- en
luchtmacht en in het bijzonder van het onderhouden van het
contact met de leger- en vlootpredikanten kan de generale synode
een dienaar des Woords benoemen, die overeenkomstig het in
artikel 21 bepaalde geacht wordt in dienst te staan van de
gezamenlijke kerken.