Hoofdstuk III
1. De besluiten van de vergaderingen zullen steeds na
gemeenschappelijk overleg en zoveel mogelijk met eenparige
stemmen worden genomen. Blijkt eenparigheid niet bereikbaar, dan
zal de vergadering zich voegen naar het gevoelen van de
meerderheid. De besluiten van de vergaderingen dragen een bindend
karakter.
2. Degenen, die enige uitspraak of handeling van een vergadering
in strijd achten met de bepalingen van de kerkorde, of op andere
wijze door zulk een uitspraak of handeling het welzijn der kerk
geschaad achten, of menen dat hun daardoor onrecht aangedaan is,
kunnen in appèl gaan bij de naastvolgende meerdere vergadering.
Indien zij zulk een uitspraak of handeling in strijd achten met
duidelijke uitspraken van Gods Woord, zijn zij gehouden in appèl
te gaan; in welk geval de vergadering, hangende dit appèl, hen
niet zal verplichten tot het verrichten van of tot het medewerken
aan enige handeling, die naar hun gevoelen zou ingaan tegen de
bedoelde duidelijke uitspraken van Gods Woord, met dien
verstande, dat ze zich voor het overige te gedragen hebben naar
de door de desbetreffende vergadering gegeven aanwijzingen.
3. Ten aanzien van grensgeschillen tussen kerken reikt, voorzover
niet meer dan één particuliere synode erbij betrokken is, het
recht van appèl niet verder dan tot de particuliere synode.
4. Degenen, die bij een meerdere vergadering in appèl gaan, zijn
verplicht daarbij de door de generale synode vastgestelde
bepalingen aangaande vorm en termijn van dat appèl in acht te
nemen.
5. Een vergadering kan, in geval van appèl, de uitvoering van een
door haar genomen besluit opschorten.