Artikel 2.
De colleges voor de behandeling van bezwaren en geschillen
Een regionaal college voor de behandeling van bezwaren en
geschillen bestaat uit vijf leden. Naast de leden worden ten
minste vijf toegevoegde leden benoemd, die elk door de voorzitter
— of het die hoedanigheid waarnemende lid van het college — ter
verrichting van de werkzaamheden van het college kunnen worden
opgeroepen. De leden en de toegevoegde leden worden benoemd door
het classicaal-regionaal overlegorgaan uit de belijdende leden
van de kerk binnen het rechtsgebied van het college nadat de
betrokken classicale vergaderingen in de gelegenheid zijn gesteld
aanbevelingen in te dienen.
Ten minste drie leden van het college zijn (voormalig)
ambtsdrager, waarbij zo mogelijk de drie ambten vertegenwoordigd
zijn.
De leden en de toegevoegde leden worden benoemd voor een periode
van ten hoogste tien jaar. Zij kunnen niet voor een aansluitende
periode in het college worden benoemd.
De leden en de toegevoegde leden van de regionale colleges zijn
tevens toegevoegd lid in de andere regionale
colleges.1
1 Wijziging kerkorde, ordinantie 12-2-3, besluit generale synode d.d. 20 april 2012, deels ingegaan 30 april 2012 en deels 1 januari 2013.