Artikel 2.
Het college van kerkrentmeesters
Het college van kerkrentmeesters heeft tot taak:
a. het in overleg met en in verantwoording aan de kerkenraad
scheppen en onderhouden van de materiële en financiële
voorwaarden voor het leven en werken van de gemeente door:
− het meewerken aan de totstandkoming van het beleidsplan, de
begroting en de jaarrekening van de gemeente overeenkomstig het
bepaalde in ordinantie 4-7-1 en het bepaalde in artikel 6 en
7;
− het zorg dragen voor de geldwerving;
− het zrog dragen voor het beschikbaar zijn van ruimten voor de
eredienst en de andere activiteiten van de gemeente;
en voorts
b. het beheren van de goederen van de gemeente;
c. het verzorgen van het, in het beleidsplan en de begroting
geformuleerde, personeelsbeleid;
d. het zorgdragen voor de arbeidsrechtelijke aangelegenheden van
hen die krachtens arbeidsovereenkomst bij de gemeente werkzaam
zijn op niet-diaconaal terrein;
e. het fungeren als opdrachtgever van kosters en beheerders van
gebouwen en ander beherend en administratief personeel dat op
arbeidsovereenkomst in dienst van de gemeente werkzaam is;
f. het bijhouden van de registers van de gemeente, het doopboek,
het belijdenisboek en — indien aanwezig — het trouwboek;
g. het beheren van de archieven van de gemeente;
h. het beheren van de verzekeringspolissen.
Met het oog op deze taak kan de ouderling-kerkrentmeester worden
vrijgesteld van
− het toerusten van de gemeente tot het vervullen van haar
pastorale en missionaire roeping en
− de herderlijke zorg.