Artikel 7.
De ambtstermijn van ouderlingen en diakenen
De eerste ambtstermijn van ouderlingen en diakenen is in de regel vier jaar. Zij zijn telkens terstond als ambtsdrager herkiesbaar, voor een per geval vast te stellen termijn van tenminste twee jaar en ten hoogste vier jaar, met dien verstande dat zij niet langer dan twaalf aaneengesloten jaren ambtsdrager kunnen zijn.1
1 Wijziging kerkorde, ordinantie 3-7-1, besluit generale synode d.d. 23 september 2011, ingegaan 1 november 2011.