|45|

11-13 september 2012

Artikel 26B

Hoofdstuksgewijze bespreking van de Werkorde 3

A. de kerken

A1 eenheid van geloof en belijden
A1.1 De Gereformeerde Kerken in Nederland zijn onderling verbonden in eenheid van het christelijk geloof in gehoorzaamheid aan de Heilige Schrift.
A1.2 Zij aanvaarden met de oude christelijke kerk de Apostolische Geloofsbelijdenis, de geloofsbelijdenis van Nicea en de geloofsbelijdenis van Athanasius. Met de kerk van de Reformatie aanvaarden zij bovendien de Nederlandse Geloofsbelijdenis, de Heidelbergse Catechismus en de Dordtse Leerregels als betrouwbare samenvatting van de christelijke leer.

A2 vrede
A2.1 In de kerk van Christus moet alles op gepaste wijze en in goede orde gebeuren, zodat de vrede wordt gediend.
A2.2 Allen staan onder de ene Heer, Jezus Christus, het hoofd van zijn kerk. Geen persoon of kerk mag een andere persoon of kerk overheersen.

A3 kerkorde en naleving
A3.1 De kerkorde is door de kerken vastgesteld als een gemeenschappelijke regeling voor het leven in de gemeente en het samenleven van de kerken.
A3.2 De kerken, ambtsdragers en gemeenteleden houden zich aan de kerkorde en de kerkelijke regelingen en besluiten.

A4 statuut
A4.1 Het eigen recht van de kerken, dat tot uitdrukking komt in de kerkorde alsook in plaatselijke, classicale en generale kerkelijke regelingen en besluiten, vormt het statuut van de kerken in de zin van de Nederlandse wetgeving.

A5 kerk en overheid
A5.1 De kerken erkennen de overheid, die in dienst van God haar gezag uitoefent in de burgerlijke samenleving.
A5.2 Door overleg en correspondentie streven de kerken naar een goede verstandhouding met de overheid, gericht op respect voor ieders eigen positie.
A5.3 Bij ernstige openbare aantasting van Gods naam of bedreiging van de vrijheid van godsdienst spreken de kerken de overheid daarover aan.

Aanwezig zijn de deputaten S. Griffioen, ds. K. Harmannij, P.T. Pel en prof. M. te Velde. Ook de ambtelijk secretaris, br. L.H. Olde, is aanwezig.

Vanuit deputaten zijn er geen bijzondere mededelingen, niet anders dan de toelichting bij WO-3. Daar wordt geschreven dat WO-3 o.a. het beste is te kenschetsen als een product van voortschrijdende ontwikkeling. Als er punten gewijzigd zijn, is dat meestal vanwege een verfijning van de formulering, vanwege vereenvoudiging, versterking van de consistentie, e.d. Op meerdere punten zijn eerder gemaakte keuzes gehandhaafd. In die gevallen hebben de ontvangen reacties geleid tot heroverweging van de argumentatie en zo nodig tot nadere verantwoording in de MvT.

De commissie Gelderland/Holland-Noord, die de vergadering heeft gediend met aandachtspunten, merkt op dat we ons gelukkig mogen prijzen met de vele reacties uit de kerken, waaruit een sterk meeleven blijkt. Deputaten hebben er goed naar geluisterd.

|46|

Door de afgevaardigden wordt een aantal opmerkingen gemaakt. Deputaten worden gecomplimenteerd met het voorliggende stuk. Blij is men met de duidelijke positionering van de kerken in hoofdstuk A. Afgevraagd wordt wel of de formulering van A3.2 wel houdbaar is. Ambtsdragers en gemeenteleden zijn toch geen heiligen? De verwijzing naar de tekst van 1 Kor. 14: 33 en 40 in de MvT van WO-2 staat nu niet in WO-3 en dat is jammer. Waar moet aan gedacht worden als gesproken wordt over “ernstige openbare aantasting” (A5.3)? Is als criterium erg vaag.

Deputaten danken voor de gemaakte opmerkingen. Er moet gewaakt worden voor een te zware tekst. Gekozen is voor één taalkleed voor de hele KO. 1 Kor. 14 is verwerkt zonder dat dit als bijbelverwijzing is opgenomen. In geen enkel artikel komt een bijbelverwijzing voor. In de tekst is gekozen voor een stellende formulering in de tegenwoordige tijd. Een enkele keer is daarop een uitzondering gemaakt. In A2.1 is bewust gekozen voor het woordje “moet” vanwege de verwijzing naar Christus. Het voorstel om in A3.2 te lezen “.....leven de kerkorde en de kerkelijke regelingen en besluiten in kerkelijke stijl na” wordt verworpen (voor 5, tegen 29). Ook het voorstel om in A5.3 te lezen “Wanneer het optreden van de overheid de vrije uitoefening van de dienst van de Heer schaadt of bedreigt...” haalt het niet (voor 11, tegen 23). Alle artikelen worden daarop met algemene stemmen aanvaard. (Er zijn 34 stemgerechtigden aanwezig)

B. de ambten en overige diensten

B6 de ambten
B6.1 De kerken kennen de ambten van predikant, ouderling en diaken.
B6.2 De gemeente ontvangt haar ambtsdragers van Christus.
B6.3 Voor het vervullen van de ambten is een wettige roeping nodig.
B6.4 De ambtsdragers werken, ieder vanuit eigen taak, samen aan de opbouw van de gemeente.
B6.5 Ambt m/v: gereserveerd.

B7 binding aan Bijbel en belijdenis
B7 De ambtsdragers zijn gebonden aan de leer van de Bijbel, zoals samengevat in de belijdenisgeschriften. Zij bekrachtigen dit bij de aanvaarding van hun ambt door ondertekening van het bindingsformulier.

B8 regeling van predikantszaken
B8 Op de ambtsdienst van de predikanten is behalve de kerkorde de generale regeling voor predikantszaken van toepassing.

B9 taak van de predikanten
B9.1 De predikanten hebben als primaire taak de verkondiging van het Evangelie voor kerk en wereld. Ook bedienen zij de sacramenten en gaan zij voor in de dienst van de gebeden.
B9.2 De predikant rust de gemeente in prediking en onderricht toe tot een leven in geloof. Hij bestrijdt dwalingen en weerlegt valse leer.
B9.3 De predikant geeft met de ouderlingen leiding en herderlijke zorg aan de gemeente. Samen oefenen zij over de gemeente de kerkelijke tucht.

B10 predikanten met een bijzondere taak
B10.1 De kerken kunnen aan een predikant een bijzondere opdracht verlenen, zoals voor de theologische opleiding, bijzondere vormen van pastoraat of missionaire arbeid.
B10.2 De kerken voorzien waar mogelijk in predikanten die een geestelijke verzorgingstaak vervullen bij niet-kerkelijke instellingen, zoals ten behoeve van de gezondheidszorg, justitie of defensie.

B11 toegang tot het ambt van predikant
B11.1 Wie als kandidaat toegang tot het ambt van predikant vraagt, kan beroepen worden na een beroepbaarstellend onderzoek door de aangewezen classis.

|47|

B11.2 Een kandidaat-predikant die een beroep heeft aangenomen, verkrijgt toelating tot het predikantsambt na een toelatend onderzoek door de classis waar hij zal gaan dienen.
B11.3 Over de toelating van een predikant uit een andere kerk van gereformeerde belijdenis in binnen- of buitenland of uit een kerk waarmee geen kerkelijke gemeenschap bestaat, beslist de classis.

B12 roeping van de predikant
B12.1 De roeping van een predikant bestaat uit de beroeping, de instemming van de gemeente, de goedkeuring van de classis en de bevestiging.
B12.2 De kerkenraad voorziet in een regeling voor het beroepingswerk.
B12.3 De beroeping vindt plaats door de kerkenraad, gehoord de diakenen en met medewerking van de gemeente.
B12.4 Het beroep wordt door de kerkenraad uitgebracht via de beroepsbrief. De predikant aanvaardt het beroep door de aannemingsbrief.
B12.5 Als vanuit de gemeente geen gegrond bezwaar tegen leer of leven van de predikant wordt ingebracht, is de instemming van de gemeente verkregen.
B12.6 De classis verleent haar goedkeuring als zij zich heeft overtuigd dat is voldaan aan de vereisten van de kerkorde en de generale regelingen.
B12.7 De bevestiging vindt plaats in een kerkdienst met gebruik van het formulier. De bevestiging van hem die voor het eerst predikant wordt, gebeurt onder handoplegging.

B13 opleiding voor predikanten
B13.1 De kerken onderhouden voor de opleiding van hun predikanten een theologische universiteit. De generale synode stelt voor de universiteit een statuut vast.
B13.2 De docenten aan de theologische universiteit zijn gebonden aan de leer van de Bijbel, zoals samengevat in de belijdenisgeschriften. Zij bekrachtigen dit door ondertekening van het desbetreffende bindingsformulier.
B13.3 Voor het predikantschap in de kerken is een voltooide opleiding tot predikant aan de theologische universiteit vereist. De generale regeling predikantszaken voorziet in bijzondere gevallen.
B13.4 De kerken spannen zich er voor in dat er voldoende studenten in de theologie zijn. De kerken bieden hun, zo nodig, financiële steun.

B14 levenstaak predikant
B14.1 Het predikantschap is in beginsel een ambt voor het leven, in dienst van de Heer.
B14.2 De kerken bevorderen dat de predikanten zich met volle toewijding kunnen geven aan hun levenstaak.
B14.3 Voor de uitoefening van het ambt in deeltijd of voor het onderbreken van de dienst voor langere tijd is de toestemming van de classis nodig.

B15 rechtspositie predikant
B15.1 Een predikant is altijd verbonden aan een plaatselijke kerk of aan twee of meer kerken die daarvoor een samenwerking zijn aangegaan.
B15.2 De verbintenis van de predikant met een kerk berust op overeenstemming krachtens de beroepsbrief van de kerkenraad en de aannemingsbrief van de predikant.
B15.3 De rechtspositie van de predikant heeft een eigen kerkelijk karakter. De rechtsverhouding tussen kerk en predikant wordt beheerst door het kerkelijk recht en niet door het statelijk recht.
B15.4 Ook in geval van een bijzondere taak is de predikant verbonden aan een plaatselijke kerk. De regeling van zijn rechtspositie vereist de goedkeuring van de classis en, indien van toepassing, de generale synode.

|48|

B16 levensonderhoud
B16.1 De kerkenraad is namens de gemeente verantwoordelijk voor het levensonderhoud van de predikant.
B16.2 De kerkelijke zorgplicht strekt zich mede uit tot het gezin van de predikant en, in geval van diens overlijden, zijn weduwe en zijn minderjarige kinderen.
B16.3 De kerken hanteren een gezamenlijk kader voor de invulling van hun zorgplicht, in overeenstemming met maatschappelijk aanvaarde normen.

B17 arbeidsongeschiktheid
B17.1 Bij tijdelijke arbeidsongeschiktheid van de predikant als gevolg van ziekte of ongeval worden de desbetreffende voorschriften in acht genomen.
B17.2 Bij blijvende verhindering van de ambtsdienst als gevolg van ziekte of ongeval beslist de kerkenraad over het verlenen van gezondheidsemeritaat of ontheffing van het ambt. Deze beslissing behoeft vooraf de goedkeuring van de classis. 

B18 op non-actief stelling predikant
B18 Bij dringende noodzaak kan de kerkenraad bij wijze van tijdelijke ordemaatregel overgaan tot gehele of gedeeltelijke op non-actief stelling van de predikant.

B19 losmaking predikant
B19 Indien sprake is van een situatie waarin de predikant de gemeente blijvend niet meer met vrucht kan dienen, besluit de kerkenraad de predikant los te maken van de gemeente. Dit besluit behoeft vooraf de goedkeuring van de classis.

B20 ontheffing predikant
B20.1 Een predikant wordt ontheven van zijn ambt wanneer binnen twee jaar na een losmaking geen verbintenis met een andere kerk tot stand komt.
B20.2 Een predikant wordt ontheven van zijn ambt wanneer hij als gevolg van ziekte of ongeval blijvend verhinderd is het predikantschap te vervullen, maar wel andere passende arbeid kan verrichten.
B20.3 In andere gevallen kan slechts wegens gewichtige redenen ontheffing plaats vinden.
B20.4 De kerkenraad beslist over een ontheffing. Dit besluit behoeft vooraf de goedkeuring van de classis.

B21 schorsing en afzetting predikant
B21.1 Een predikant die een openbare of in ander opzicht ernstige zonde begaat, zijn ambt niet trouw bedient, in strijd handelt met het bindingsformulier dan wel het ambtelijk vermaan hardnekkig verwerpt, wordt door de kerkenraad geschorst.
B21.2 Het besluit tot schorsing behoeft vooraf de instemming van de kerkenraad van de naburige kerk.
B21.3 De kerkenraad beslist of na de schorsing afzetting van de predikant moet volgen. Dit besluit behoeft vooraf de goedkeuring van de classis.

B22 emeritaat
B22.1 De kerkenraad verleent een predikant emeritaat bij het bereiken van de daarvoor in de generale regeling predikantszaken gestelde leeftijd.
B22.2 In onderlinge overeenstemming tussen kerkenraad en predikant kan het emeritaat later ingaan. Het besluit van de kerkenraad behoeft de instemming van de gemeente.
B22.3 Bij emeritering blijft de kerkenraad van de laatst gediende kerk verantwoordelijk inzake het ambt en het levensonderhoud van de predikant.
B22.4 Een emeritus-predikant behoudt de bevoegdheid om op verzoek van een kerkenraad het Woord en de sacramenten te bedienen of andere diensten te verrichten.
B22.5 Een besluit van de kerkenraad tot emeritering behoeft vooraf de goedkeuring van de classis.

|49|

B23 taak van de ouderlingen
B23.1 De ouderlingen geven met de predikant leiding en herderlijke zorg aan de gemeente. Samen oefenen zij over de gemeente de kerkelijke tucht.
B23.2 Als opzieners waken zij over het geestelijk leven van de gemeenteleden en bezoeken hen zo vaak als nodig is, tenminste eenmaal per jaar.
B23.3 De ouderlingen en de predikant zien er samen op toe dat elke ambtsdrager zijn dienst trouw vervult.
B23.4 Op verzoek van de kerkenraad kunnen gemeenteleden de ouderlingen assisteren in de pastorale zorg.
B23.5 De kerkenraad kan onderscheid aanbrengen bij de verdeling van taken onder de ouderlingen.

B24 taak van de diakenen
B24.1 De diakenen gaan de gemeente voor in de dienst van barmhartigheid en gerechtigheid in kerk en wereld. Zij stimuleren de onderlinge zorg en hulp alsook de christelijke inzet en vrijgevigheid voor anderen die hulp behoeven.
B24.2 De diakenen onderkennen in de gemeente moeiten in sociaal en materieel opzicht en bieden de gemeenteleden ondersteuning met woord en daad. Zij bezoeken daartoe de gemeenteleden. Zij verzamelen de liefdegaven, beheren die en delen die naar behoefte uit.

B25 roeping van ouderlingen en diakenen
B25.1 De roeping van ouderlingen en diakenen bestaat uit de verkiezing, de benoeming, de instemming van de gemeente en de bevestiging. De plaatselijke regeling wordt daarbij in acht genomen.
B25.2 Met het oog op de verkiezing wordt de gemeente in de gelegenheid gesteld om de kerkenraad vooraf te attenderen op hen die geschikt worden geacht voor het ambt van ouderling of diaken.
B25.3 De kerkenraad toetst, in direct overleg met de diakenen, de geschiktheid voor de ambten en let op redenen van verhindering.
B25.4 De kerkenraad stelt ter verkiezing zo mogelijk een dubbel aantal kandidaten.
B25.5 Na de verkiezing door de belijdende leden van de gemeente vindt de benoeming plaats door de kerkenraad. Eventueel kan benoeming zonder verkiezing plaatsvinden.
B25.6 Ontheffing van een benoeming kan slechts worden gevraagd en verleend wegens gegronde redenen.
B25.7 De instemming van de gemeente wordt verkregen als de namen van de benoemde personen op twee achtereenvolgende zondagen zijn afgekondigd en er vanuit de gemeente geen gegrond bezwaar tegen hun leer of leven wordt ingebracht.
B25.8  De bevestiging vindt plaats in een kerkdienst met gebruik van het formulier.

B26 aftreden van ouderlingen en diakenen
B26.1 De ouderlingen en diakenen vervullen hun ambtsdienst drie of meer jaren, afhankelijk van de plaatselijke regeling.
B26.2 Als regel is elk jaar een evenredig deel van de ouderlingen en diakenen aftredend. Zij zijn niet direct herkiesbaar, behoudens bijzondere omstandigheden.
B26.3 De kerkenraad verleent tussentijdse ontheffing slechts wegens gegronde redenen.

B27 op non-actief stelling ouderlingen en diakenen
B27 Bij dringende noodzaak kan de kerkenraad bij wijze van tijdelijke ordemaatregel overgaan tot gehele of gedeeltelijke op non-actief stelling van een ouderling of diaken. Dit besluit behoeft de goedkeuring van de kerkenraad van de naburige kerk.

B28 schorsing en afzetting ouderlingen en diakenen
B28.1 Een ouderling of diaken die een openbare of in ander opzicht ernstige zonde begaat, zijn ambt niet trouw bedient, in strijd handelt met het bindingsformulier dan wel de kerkelijke vermaning hardnekkig verwerpt, wordt door de kerkenraad geschorst.

|50|

B28.2 Het besluit tot schorsing behoeft vooraf de instemming van de kerkenraad van de naburige kerk.
B28.3 Een schorsing geldt voor ten hoogste een periode van vier maanden.
B28.4 De kerkenraad beslist of na de schorsing afzetting moet volgen. Dit besluit behoeft vooraf de goedkeuring van de classis.

B29 kerkenraad en diaconie
B29.1 In elke kerk is een kerkenraad, die bestaat uit de predikant(en) en de ouderlingen.
B29.2 De diakenen vormen samen de diaconie.
B29.3 Ten minste tweemaal per jaar overleggen de kerkenraad en de diaconie over hun pastoraal en diaconaal ambtswerk in de gemeente en over de materiële zaken van de kerk.
B29.4 De kerkenraad rekent met de eigen verantwoordelijkheid van de gemeenteleden en raadpleegt de gemeente met het oog op de hoofdzaken van zijn beleid.

B30 werkwijze van kerkenraad en diaconie
B30.1 De werkwijze van de kerkenraad en die van de diaconie en de wijze waarop zij samenwerken worden vastgesteld in een plaatselijke regeling.
B30.2 De kerkenraad en diaconie dragen beide zorg voor een goede instructie en regeling van de taken en werkzaamheden die onder hun verantwoordelijkheid in de gemeente worden verricht.
B30.3 De diaconie doet eenmaal per jaar verantwoording van haar beleid en beheer aan de kerkenraad.

B31 kerkelijk werkers
B31.1 De kerkenraad kan een of meer kerkelijk werkers benoemen om een deel van het dienstwerk in de gemeente uit te voeren.
B31.2 De kerkelijk werkers zijn gebonden aan de leer van de Bijbel, zoals samengevat in de belijdenisgeschriften. Zij bekrachtigen dit bij de aanvaarding van hun werk door ondertekening van het bindingsformulier.
B31.3 De kerkenraad houdt zich voor wat betreft profiel, taken en positie van de kerkelijk werkers aan de generale regelingen.

B32 voorgaan in de kerkdiensten
B32.1 Een predikant mag het Woord en de sacramenten niet elders bedienen zonder toestemming van de kerkenraad daar ter plaatse.
B32.2 Aan niet-predikanten kan door de classis preekbevoegdheid worden verleend in overeenstemming met de generale regeling.

B33 kleine gemeenten
B33.1 Indien een gemeente te klein wordt om een eigen kerkenraad te hebben, besluit de classis over de gevolgen daarvan.
B33.2 Indien in een kleine gemeente minder dan drie diakenen zijn, wonen een of meer ouderlingen de diaconievergaderingen bij met adviserende stem.
B33.3 Indien in een kleine gemeente minder dan drie ouderlingen zijn, wonen een of meer diakenen de kerkenraadsvergaderingen bij met adviserende stem.

B34 instituering, splitsing en samenvoeging van kerken
B34.1 Instituering, splitsing of samenvoeging van kerken vindt plaats krachtens besluit van de betrokken kerkenraden, na raadpleging van de gemeenten en met voorafgaande goedkeuring van de classis.
B34.2 De besluitvorming voorziet in een regeling van de gevolgen naar kerkelijk en eventueel statelijk recht.

Nu het over predikanten gaat zal het weinig verbazing wekken dat bij dit hoofdstuk meerdere artikelen besproken worden. Naast meer of minder principiële zaken komen ook zakelijke dingen aan de orde. Voor

|51|

de bespreking is het hoofdstuk in tweeën geknipt, waarvoor grofweg drie dagdelen nodig waren en voor deputaten nog het nodige avondwerk om de gestelde vragen van antwoord te voorzien. Dit laatste is de definitieve besluitvorming zeker ten goede gekomen.

Door deputaten wordt benadrukt dat er voor de vervulling van het ambt een wettige roeping noodzakelijk is, ook al is het ambt van Christus gegeven. De ambten van predikant, ouderling en diaken hebben een duidelijke plaats in de KO. Het benoemen van ‘voorgaan in de gebeden’ bij de taak van de predikant (B9.1) hoeft niet in te houden dat anderen dit niet mogen doen. Het behoort echter wel tot een kernbestanddeel van het werk van een predikant. In de KO. wordt naast de genoemde ambtsdienst verwezen naar de generale regeling voor predikantszaken (GRP). Hierin zullen veel andere zaken worden vastgelegd, zoals toezicht bij de toegang tot het ambt van predikant vanuit het kerkverband. Ook de rol van een consulent bij het beroepen van een predikant kan hierin opgenomen worden. Verder moet er het nodige in vastgelegd worden in relatie met de VSE die bepalingen over de emeritaatsuitkering geeft. Deze GRP gaat de volgende GS bespreken.

De nieuwe KO regelt veel zaken op hoofdlijnen. In plaatselijke regelingen kunnen deze nader bepaald worden, bijvoorbeeld het wel of niet beroep aantekenen over de procedure bij het beroepen van een predikant.

Over de levenstaak van de predikant (B14) ontspint zich enige discussie. Er is een duidelijk verschil tussen de roeping van een predikant en andere ambtsdragers. Voor de predikant is dit als regel een levenstaak terwijl de andere ambtsdragers weten dat het na een bepaalde periode weer afgelopen is. Alhoewel het thans voorkomt dat het predikantschap ook als deeltijd wordt ingevuld, wordt van hem een ongedeelde toewijding gevraagd. Hij moet dan ook niet met allerlei praktische beslommeringen van levensonderhoud geconfronteerd worden. Zijn ambt is breed, lang en vol. Wijden aan de dienst van de Heer is onverdeeld. De kerken hebben dan ook een grote verantwoordelijkheid om dit voor de predikant mogelijk te maken. Een voorstel om B16.1 aan te vullen met; “overeenkomstig maatschappelijk aanvaarde normen”, wordt aanvaard (20 voor, 7 tegen en 7 onthoudingen), maar op voorstel van deputaten verplaatst naar B16.3. Bij het doorspreken over de “taak voor het leven” van de predikant wordt benadrukt dat dit van belang is voor hen die staan naar het ambt. Het is niet zo maar een baan, maar je wordt vrijgesteld voor de verkondiging van het evangelie. Je krijgt het ambt in beginsel voor het leven, waarbij de woorden “in beginsel” zijn toegevoegd. Het is ook goed te weten dat er bij overlijden gezorgd wordt voor de weduwe en de kinderen.

De predikanten kennen een beroepscode en het lijkt zinvol om een koppeling te maken met de GRP. In de GRP is de eigen rechtspositie van de predikant geregeld.

De KO is de basisregeling voor o.a. de rechtspositie van de predikant, waaronder maatregelen van schorsing en afzetting. De uitwerking komt in de GRP inclusief de verwerking van jurisprudentie.

De KO is niet de plaats om alles in detail te regelen, zo dat al zou kunnen. Het vaststellen van de emeritaatsgerechtigde leeftijd (B22.1) kan de generale synode niet zonder overleg met VSE en de bepalingen van de GRP.

Ouderling/diaken en volgende artikelen.

Ook in dit deel worden door de afgevaardigden de nodige zaken aangeroerd, tekstvoorstellen gedaan en amenderingen ingediend. Deze worden deels door deputaten overgenomen en in definitieve tekstvoorstellen opgenomen. De talstelling van ambtsdragers krijgt de nodige aandacht. Strookt het voorstel nog wel met de huidige praktijk? Is het werken met een “meertal” in plaats van een “dubbel(ge)tal” ook mogelijk? Opgemerkt wordt dat bij enkelvoudige voordracht, naast benoeming door de kerkenraad, er ook een verkiezing kan plaats vinden. Je kunt de voordracht van de kerkenraad n.l. ook verwerpen. Deze opvatting wordt door deputaten niet gedeeld.

|52|

Aangaande de kerkelijk werker maakt de huidige formulering het mogelijk om in de toekomst het eigen kerkelijk arbeidsrecht binnen de kerken te houden. Dat is wat anders dan bij kosters.

Bij instituering hebben deputaten zich meermalen het hoofd gebroken over gemeentestichting. Dit is niet eenvoudig en elke situatie is weer anders. Het zijn vaak groeisituaties. De nieuwe kerkorde kan in analogie van toepassing zijn op gemeentestichtingsprojecten.

Alle artikelen in dit hoofdstuk worden met algemene stemmen (er zijn 35 stemgerechtigden aanwezig) vastgesteld (behoudens B16: voor 33, 2 onthoudingen).

C. het leven van de gemeente

C35 de gemeente
C35 De gemeente vervult met de haar geschonken gaven de dienst in kerk en wereld waartoe Christus haar roept. De ambtsdragers stimuleren haar hiertoe en gaan haar hierin voor.

C36 kerkdiensten op zondag
C36.1 De gemeente viert de zondag als dag van Christus’ opstanding. De kerkenraad roept de gemeente daarvoor samen in openbare kerkdiensten, als regel twee maal per zondag.
C36.2 In de kerkdiensten vindt de bediening van Gods Woord en van de sacramenten plaats alsook de dienst van lied en gebed en de dienst van barmhartigheid.

C37 inrichting van de kerkdiensten
C37.1 De kerkenraad ziet toe op een inrichting van de kerkdiensten die is tot eer van God en die de opbouw en eenheid van de gemeente dient.
C37.2 De kerken houden zich aan de generale regeling voor de kerkdiensten en maken gebruik van het kerkboek dat door de generale synode is vastgesteld.
C37.3 Een van de zondagse kerkdiensten is doorgaans een leerdienst waarin aan de hand van de belijdenis van de kerk onderwijs wordt gegeven in de christelijke leer.

C38 bijzondere kerkdiensten
C38.1 Op christelijke feestdagen komt de gemeente in kerkdiensten samen voor de verkondiging en viering van de grote heilsfeiten.
C38.2 Het houden van kerkdiensten op andere dagen, in bijzondere situaties of voor bijzondere groepen wordt in de vrijheid van de kerken gelaten.

C39 bediening van de doop
C39.1 De heilige doop wordt als zegel van Gods verbond bediend aan de pasgeboren kinderen van de gelovigen en aan volwassenen die zich tot God bekeren en nog niet eerder waren gedoopt.
C39.2 Aan volwassenen wordt de doop bediend nadat zij openbare belijdenis van hun geloof hebben gedaan.
C39.3 De kerken erkennen de doop die elders in een christelijke kerkgemeenschap op geldige wijze en in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest is bediend.

C40 viering van het avondmaal
C40.1 De gemeente viert in haar kerkdiensten regelmatig het heilig avondmaal zoals het door Christus is ingesteld.
C40.2 De kerkenraad kan zijn medewerking verlenen aan een viering van het avondmaal aan huis of in bijvoorbeeld instellingen van gezondheidszorg, justitie of defensie.

C41 toegang tot het avondmaal
C41.1 Tot het avondmaal in de gemeente worden toegelaten zij die belijdenis van hun geloof hebben afgelegd naar de gereformeerde leer en die godvrezend leven.

|53|

C42.2 Doopleden en wie zich van buiten de gemeente komend tot God bekeren, ontvangen kerkelijk onderwijs ter voorbereiding op hun openbare geloofsbelijdenis.
C41.3 Voor de toelating tot de openbare geloofsbelijdenis is onderzoek door de kerkenraad en instemming van de gemeente nodig.
C41.4 Voor het ontvangen van gasten aan het avondmaal houden de kerken zich aan de generale regeling.

C42 kerkelijke registratie
C42.1 De kerkenraad draagt zorg voor een goede registratie van wie tot de gemeente behoren.
C42.2 De geregistreerde gegevens worden zorgvuldig beheerd en alleen gebruikt voor kerkelijke doeleinden.
C42.3 Het kerklidmaatschap sluit aan bij het feitelijke woonadres en de vastgestelde kerkgrenzen. Afwijking hiervan is alleen mogelijk bij onderlinge overeenstemming tussen de betrokken kerkenraden.

C43 binnenkomst in de gemeente
C43.1 Wie uit een zusterkerk bij de gemeente binnenkomt, wordt door de kerkenraad op basis van zijn attestatie als lid aanvaard. Hiervan wordt aan de gemeente mededeling gedaan.
C43.2 Over de toelating in andere gevallen beslist de kerkenraad met inachtneming van de generale regeling. De toelating behoeft de instemming van de gemeente.

C44 vertrek uit de gemeente
C44 Kerkleden die verhuizen, ontvangen op hun verzoek en na mededeling aan de gemeente een attestatie voor de kerkenraad in de plaats waarheen zij vertrekken, met gelijktijdige kennisgeving aan die kerkenraad.

C45 onttrekking
C45.1 Wanneer iemand aangeeft niet langer tot de gemeente te willen behoren, zich zonder kennisgeving bij een andere kerkgemeenschap aansluit of bij verhuizing naar elders geen attestatie aanvraagt, en daar ondanks inspanningen van de kerkenraad en de gemeente bij blijft, berust de kerkenraad daarin en doet hij van de beëindiging van het lidmaatschap mededeling aan de gemeente.
C45.2 Wanneer iemand lange tijd elk contact met de ambtsdragers onmogelijk maakt, verklaart de kerkenraad na instemming van de gemeente zijn lidmaatschap voor beëindigd.

C46 huwelijk
C46.1 De kerkenraad bevordert een goede voorbereiding op het christelijk huwelijk.
C46.2 De kerkenraad ziet er op toe dat leden van de gemeente die zich als man en vrouw aan elkaar willen verbinden, daarvoor een burgerlijk huwelijk aangaan en dat kerkelijk laten bevestigen.
C46.3 De huwelijksbevestiging vindt plaats in een kerkdienst en behoeft de instemming van de gemeente.
C46.4 Over de bevestiging van een huwelijk van doopleden of van een huwelijk waarin man of vrouw niet tot een gereformeerde kerk behoort, beslist de kerkenraad.
C46.5 In geval van echtscheiding en van hertrouwen na echtscheiding is de kerkenraad bevoegd tot een eigen oordeel over de kerkelijke consequenties daarvan met inachtneming van de generale regeling.

C47 opvoeding en onderwijs
C47.1 Ouders verplichten zich bij de doop hun kinderen te onderwijzen in de leer van de Schriften en hen op te voeden tot een leven met God.
C47.2 De kerkenraad spoort de ouders aan om voor hun kinderen zoveel mogelijk gebruik te maken van onderwijs dat overeenstemt met de leer van de kerk.
C47.3 De kerken streven naar goede relaties met het gereformeerd en ander christelijk onderwijs.

|54|

C48 geloofsleven en toerusting
C48.1 De gemeenteleden geven inhoud aan hun geloofsleven in dagelijkse omgang met God in bijbellezing en gebed en ook door lied en gesprek.
C48.2 Zij zetten zich ook gezamenlijk in om te groeien in kennis van God en inzicht in de Schriften.
C48.3 De ambtsdragers rusten de gemeente toe in de weg van prediking, catechese, pastoraat en diaconaat. Zij bestrijden denkwijzen en invloeden die met de zuivere leer in tegenspraak zijn of die schade doen aan een heilig leven.

C49 samenleven in de gemeente
C49.1 De gemeenteleden zien als leden van het lichaam van Christus in liefde naar elkaar om en dienen elkaars heil en welzijn in woord en daad.
C49.2 De ambtsdragers en gemeenteleden dragen ieder voor hun deel bij aan de pastorale en diaconale zorg in de gemeente.
C49.3 De kerken treffen voorzieningen voor pastoraat in bijzondere situaties, zoals voor mensen met een bijzondere beperking en leden die voor enige tijd in het buitenland verblijven.
C49.4 De kerk is met Woord en gebed rond het sterven van een gemeentelid aanwezig.

C50 de missionaire roeping
C50.1 De kerken zoeken in woord en daad met het evangelie van Christus hen die God niet kennen of van hem vervreemd zijn.
C50.2 De evangelieverkondiging is er op gericht de medemens te brengen tot een leven met God in de gemeenschap van de kerk.
C50.3 Waar kerken de gelegenheid krijgen om elders in de wereld mee te werken aan de verkondiging van het evangelie, gebeurt dat zo veel mogelijk in samenwerking met in de regio reeds aanwezige kerken. De inrichting van het werk en de positie van de werkers worden voor de Nederlandse zijde daarvan geregeld in de generale regelingen.

Bij de behandeling van dit hoofdstuk worden verscheidene tekstvoorstellen gedaan en amendementen ingediend. De woorden “als regel” in C36.1 krijgen breed aandacht. Deputaten willen het echter handhaven. Het is het resultaat van heel veel met elkaar overleggen. Bij een andere formulering worden weer andere bezwaren opgeroepen. Deputaten zijn zelfs uitgedaagd helemaal niet meer over twee te spreken. Binnen het deputaatschap is vanaf het begin gezegd dat er nergens “als regel” in de KO moet staan. Dan hol je het uit, maar voor dit artikel komt men hiermee dichter bij een afgewogen formulering. Wij bedoelen niet de deur open te zetten, maar met “als regel” bedoelen wij: de stelregel, daar gaan wij vanuit. Niet stoeien of het wel of niet twee moet zijn. Wat er in de KO staat moet echter breed gedragen worden. De GS kan op een goede manier richting geven over hoe er wordt geleefd op de zondagen. In het kerkboek komen psalmberijmingen, liederen, belijdenisgeschriften, liturgische bepalingen en formulieren. Aangaande de leerdienst is met opzet voor de nieuwe tekst gekozen, waarin de Heidelbergse Catechismus niet afzonderlijk genoemd wordt. Zij is inbegrepen in de belijdenis van de kerk die wel expliciet genoemd wordt.
Op het voorstel om bij de doop aan kinderen (C39.1) “pasgeboren” te vervangen door “zo spoedig mogelijk” reageren deputaten terughoudend. Voor de hele KO geldt dat er op veel punten alleen de hoofdregel staat. Niemand zal bij een toegetreden gezin met een kind van zes jaar de doopsbediening aan het kind als een probleem ervaren.
Perforatie kerkgrenzen (C42.3). De bedoeling is dat betrokkene met goede argumenten bij een kerkenraad moet komen, Daarbij is de achterliggende gedachte dat de kerkenraad de motieven moet wegen. Geestelijk heil van mensen moet zwaarder wegen dan kerkgrenzen. Bij afwijking moet er overeenstemming zijn bij de betrokken kerken. Kerkenraden moeten niet tegenover elkaar komen te staan en als mensen eenmaal naar een andere gemeente gaan, moet men elkaar rustig in de ogen kunnen kijken. Er mogen geen onverzoende zaken blijven zitten, zowel tussen gemeenteleden onderling als kerkenraad en gemeentelid. Het welkom moet serieus ingevuld worden. Bij blokkering is er beroepsrecht bij de classis. Wat dit laatste

|55|

betreft wordt opgemerkt dat de ervaring is dat men eerder naar een ander kerkgenootschap gaat dan bezwaar in te dienen bij een classis.
Bij overlijden (C49.4) wordt “rond de begrafenis” vervangen door “rond het sterven”. De ruimte om dit verschillend in te vullen zit in het woord “rond”. Gemeenteleden kunnen zelf alles invullen, inclusief het vragen van een andere predikant.
Behoudens artikel C37, waarbij bij de stemming een onthouding wordt genoteerd, worden de overige artikelen uit dit hoofdstuk met algemene stemmen aanvaard (35 stemgerechtigden aanwezig).

D. de kerkelijke tucht

D51 karakter en reikwijdte van de tucht
D51.1 Aan de verkondiging van het Woord van God en de bediening van de sacramenten is de kerkelijke tucht verbonden.
D51.2 De tucht wordt toegepast wanneer er sprake is van ernstige zonde in leer of leven, die de eer van God tekort doet, het behoud van de zondaar bedreigt en de heiligheid van de gemeente aantast.
D51.3 Zij is gericht op de verzoening met God en de gemeente.
D51.4 De tuchtoefening draagt als kerkelijke discipline een geestelijk karakter.

D52 onderling vermaan
D52.1 De leden van de gemeente zijn van Godswege verplicht elkaar te steunen in de strijd tegen de zonde. Zij vermanen elkaar liefdevol naar de regel die Christus in Matteüs 18 heeft gegeven.
D52.2 Wanneer het onderling vermaan tot bekering en verzoening leidt, wordt geen mededeling aan de kerkenraad gedaan.
D52.3 Leidt het vermaan niet tot bekering, dan wordt de kerkenraad ingelicht.

D53 middelen van kerkelijke tucht
D53.1 De kerkenraad gebruikt als middelen van kerkelijke tucht:
1. het ambtelijk vermaan;
2. de ontzegging van de toegang tot het avondmaal;
3. de inschakeling van voorbede en vermaan door de gemeente.
D53.2 Als laatste middel kan de kerkenraad overgaan tot buitensluiting uit de gemeente.

D54 wijze van optreden
D54.1 Voor maatregelen van tucht zijn zorgvuldig onderzoek en oordeelsvorming vereist. De betrokkene heeft daarbij de gelegenheid zich te verantwoorden.
D54.2 De kerkenraad is verantwoordelijk voor zorgvuldige communicatie in het proces van tuchtoefening.

D55 vermaan over belijdende leden
D55.1 De kerkenraad gaat over tot ambtelijk vermaan wanneer er sprake is van een ernstige zonde waarvan iemand zich niet bekeert.
D55.2 In het vermaan confronteren de ambtsdragers de zondaar met het Woord van God en trachten zij hem in regelmatig bezoek en gesprek liefdevol tot berouw en bekering te brengen.
D55.3 Wanneer de zondaar zijn schuld belijdt, echte tekenen van berouw toont en zich metterdaad bekeert, aanvaardt de kerkenraad daarin zijn verzoening met God en de gemeente. De kerkenraad oordeelt over de mededeling daarvan aan de gemeente.

D56 afwijkende opvattingen
D56 Wanneer er bij iemand sprake is van opvattingen die afwijken van de gezonde bijbelse leer, kan de kerkenraad besluiten hem in zijn overtuiging te verdragen onder de volgende voorwaarden:
a. hij is bereid om zich te verantwoorden tegenover de Heilige Schrift en zich daaruit te laten onderwijzen;

|56|

b. hij voert geen propaganda voor zijn opvattingen;
c. hij houdt zich aan eventuele aanwijzingen van de kerkenraad;
d. hij is niet benoembaar als ambtsdrager.

D57 ontzegging en afhouding van het avondmaal
D57.1 Wanneer iemand het vermaan van de ambtsdragers verwerpt of zich schuldig maakt aan een ernstige zonde die de gemeente dreigt te besmetten, ontzegt de kerkenraad hem de toegang tot het heilig avondmaal zolang er geen bekering volgt.
D57.2 Wanneer iemand de toegang tot het avondmaal is ontzegd, heeft hij niet het recht om een kind te laten dopen en huwelijksbevestiging te ontvangen. Ook mag hij zijn stemrecht niet uitoefenen.
D57.3 In een ernstige situatie waarover een goed oordeel nog niet mogelijk is, kan de kerkenraad iemand van de avondmaalsviering afhouden ter wille van de heiligheid van de gemeente.

D58 vermaan over volwassen doopleden
D58.1 Wanneer iemand als kind is gedoopt, maar als volwassene niet komt tot openbare belijdenis van geloof, blijven de gemeenteleden en de ambtsdragers hem daartoe stimuleren en vermanen.
D58.2 Wanneer een volwassen dooplid zich in woord en daad afkerig toont van de dienst van God, roepen de ambtsdragers hem op tot bekering.
D58.3 Wanneer hij echte tekenen van berouw toont en zich metterdaad bekeert, aanvaardt de kerkenraad daarin zijn verzoening met God en de gemeente. De kerkenraad begeleidt hem op de weg naar openbare geloofsbelijdenis.

D59 voorbede en vermaan door de gemeente
D59.1 Wanneer een belijdend lid of volwassen dooplid ondanks het vermaan in zijn ernstige zonde blijft volharden, gaat de kerkenraad over tot publieke tuchtoefening door bekendmaking aan de gemeente. Het besluit van de kerkenraad behoeft vooraf de goedkeuring van de classis. Hierbij is art. D54.1 van toepassing.
D59.2 Bij de mededeling aan de gemeente worden de zondaar en zijn verharding bekend gemaakt, met de oproep om voor hem te bidden en hem aan te sporen tot bekering. De kerkenraad kan deze oproep herhalen.
D59.3 Wanneer de zondaar zijn schuld belijdt, echte tekenen van berouw toont en zich metterdaad bekeert, aanvaardt de kerkenraad daarin zijn verzoening met God en de gemeente. De kerkenraad doet daarvan mededeling aan de gemeente.

D60 buitensluiting
D60.1 Wanneer een zondaar geen berouw toont en zich niet bekeert, gaat de kerkenraad over tot buitensluiting uit de gemeente.
D60.2 Het besluit van de kerkenraad behoeft vooraf de goedkeuring van de classis en de instemming van de gemeente.
D60.3 Voor de buitensluiting worden de vastgestelde formulieren gebruikt.

D61 terugkeer

D61.1 Wanneer iemand die als belijdend lid is buitengesloten, met berouw tot God en tot de gemeente terugkeert, wordt hij in de weg van openbare schuldbelijdenis weer in de gemeenschap van de kerk opgenomen. Hiervoor is de instemming van de gemeente vereist.
D61.2 Wanneer iemand die als volwassen dooplid is buitengesloten, met berouw tot God en tot de gemeente terugkeert, wordt hij in de weg van openbare geloofsbelijdenis weer in de gemeenschap van de kerk opgenomen. Hiervoor is de instemming van de gemeente vereist.
D61.3 Bij schuldbelijdenis en geloofsbelijdenis worden de vastgestelde formulieren gebruikt.

Artikel D51, “karakter en reikwijdte van de tucht”, geeft veel stof tot discussie. In het oorspronkelijke laatste lid werd gesproken over “aanstoot geven”, een term die in het huidige spraakgebruik niet weergeeft wat eigenlijk wordt bedoeld. Getracht is te verwoorden wat geschreven staat in 1 Kor. 8: 10.

|57|

Het gaat niet in de eerste plaats om het ergernis geven, maar om het risico dat mensen besmet worden en daardoor van Christus afgetrokken. Zonde is infectueus. Wel is het zo dat niet elke zonde voorwerp van kerkelijke tucht is. Er is verschil tussen miserabel en censurabel. Deze discussie wordt vertaald in het samenvoegen van de oorspronkelijke leden 2 en 4.
Bij D53 “middelen van kerkelijke tucht”, ben je in D53.1 met iemand bezig in een continu proces. Vermaning, ontzegging avondmaal, voorbede, gemeente inlichten. Het onderling elkaar aanspreken is ook vermanen. Alles met als doel de persoon te redden. Bij D53.2 is een andere fase van de tucht gekomen. Je constateert dat de middelen van 53.1 niet hebben gewerkt. Dan volgt het laatste middel, buiten Gods Koninkrijk sluiten. Als God iemand buitensluit, dan is iemand niet gered, maar verloren. Die consequentie zet betrokkene hopelijk aan om alsnog terug te keren van zijn zondige weg.
Het woord “verzoenen” (D51.3) maakt eveneens de tongen los. Het bevat drie componenten: schuldbelijdenis, tekenen van berouw en elkaar aanvaarden. Bij verzoening moeten er tekenen van berouw (ook naar het slachtoffer) zijn van de dader. Naast verzoening met God moet het er om gaan dat er in de gemeente geen verhindering meer mag zijn om het avondmaal te vieren. Dat neemt niet weg dat er oog is voor slachtoffers die zodanig beschadigd zijn, dat verzoening (vooralsnog) niet haalbaar is.
Uit de discussie blijkt dat de oorspronkelijke tekst van D56 (“afwijkende opvattingen”) verduidelijking behoeft. Ook deputaten worstelen met een juiste verwoording. Bij afwijkende leer kun je iemand verdragen mits hij het niet praktiseert, appellabel blijft en geen propaganda voert. De scoop is op de afwijkende opvatting. Ook is hierbij verschil tussen een gewoon gemeentelid en een ambtsdrager. Na beraad stellen deputaten een aangepaste tekst voor, waarbij wordt toegevoegd dat iemand met afwijkende opvattingen niet benoembaar is als ambtsdrager. Deze tekst wordt aanvaard (1 onthouding). Bij vermaan volwassen doopleden (D58) gaat het kort en goed om belijdenis doen. Als iemand zich dat vermaan aantrekt, dan moet hij komen tot het doen van openbare geloofsbelijdenis. Maar het is niet zo dat je, totdat je openbare geloofsbelijdenis hebt gedaan, vermaand blijft worden.
Gehoord de discussie hebben deputaten enkele tekstwijzigingen aangebracht. Enkele amendementen krijgen minimale steun uit de vergadering. Bij stemming waren er bij artikel D55 twee onthoudingen en bij artikel D56 één. De overige artikelen zijn met algemene stemmen aanvaard (35 stemgerechtigden aanwezig).

E. kerkelijk samenleven

E62 meerdere vergaderingen
E62.1 De kerken komen in het verband van de Gereformeerde Kerken in Nederland samen in classes, particuliere synodes en de generale synode.
E62.2 Deze meerdere vergaderingen behandelen evenals de kerkenraden alleen kerkelijke zaken en doen dat op kerkelijke wijze.
E62.3 Zij stellen een regeling vast voor hun werkzaamheden met inachtneming van de hun door de kerkorde opgedragen taken.
E62.4 De ambtsdragers die naar een meerdere vergadering worden afgevaardigd, hebben opdracht en bevoegdheid te handelen en te besluiten in gebondenheid aan de Bijbel, de belijdenis van de kerk en de kerkorde.
E62.5 Na behandeling van hun agenda worden de meerdere vergaderingen gesloten en eindigt de bevoegdheid van de afgevaardigden.
E62.6 De meerdere vergaderingen kunnen zich laten bijstaan door deputaten, die met uitvoerende taken worden belast en nieuwe besluitvorming voorbereiden.
E62.7 Elk deputaatschap ontvangt een instructie voor zijn taken en bevoegdheden.

E63 classis
E63.1 De kerken in een classis komen ten minste vier keer per jaar in vergadering bijeen.
E63.2 Uit elke kerk worden de predikant en een ouderling afgevaardigd. Zijn er meer predikanten aan een kerk verbonden, dan gaan zij bij toerbeurt. Waar een predikant ontbreekt, neemt een ouderling zijn plaats in.

|58|

E63.3 Predikanten die niet zijn afgevaardigd wonen zoveel mogelijk de vergadering bij en hebben adviserende stem.
E63.4 In de classis ontmoeten de kerken elkaar voor onderlinge steun en advies en zien zij op elkaar toe.
E63.5 De classis is verder bevoegd om te handelen over alle zaken waarvan de kerken eerder afgesproken hebben ze gezamenlijk te behartigen.

E64 naburige kerk
E64 De classis wijst voor elke kerk in de classis een andere classiskerk aan als naburige kerk. De kerkenraad van de naburige kerk is belast met de taken die hem door of krachtens de kerkorde worden opgedragen.

E65 kerkvisitatie
E65.1 Jaarlijks vindt namens de classis in elke kerk de kerkvisitatie plaats.
E65.2 De visitatie is gericht op het adviseren, aansporen en vermanen van de ambtsdragers met het oog op de opbouw van de gemeente en de vrede tussen de kerken.
E65.3 Voor de visitatie stelt de classis een college van visitatoren aan, waarvan de taken en de werkwijze worden vastgelegd in een regeling.
E65.4 Desgevraagd bieden visitatoren hulp bij moeiten of conflicten in een gemeente.

E66 particuliere synode
E66.1 De particuliere synode wijst de afgevaardigden naar de generale synode aan. Zij is verder uitsluitend belast met de kerkelijke rechtspraak volgens art. F76.
E66.2 Er zijn vier particuliere synodes. De ressorten worden vastgesteld door de generale synode.
E66.3 Elke classis vaardigt een predikant en een ouderling af naar de particuliere synode.

E67 generale synode
E67.1 De kerken komen eens in de drie jaar samen in een generale synode.
E67.2 In buitengewone omstandigheden kan de generale synode vervroegd worden samengeroepen op verzoek van tenminste twee classes.
E67.3 Elke particuliere synode vaardigt vier predikanten en vier ouderlingen af naar de generale synode.
E67.4 In de generale synode komen alle kerken bijeen ter regeling van de zaken:
a. die de kerkorde daarvoor aanwijst; of
b. die in de classes niet konden worden afgehandeld; of
c. waarvan door de kerken eerder is afgesproken om die gezamenlijk in de generale synode te behartigen.

E68 bijzondere kerkelijke organisaties en kerkelijke instellingen
E68.1 De kerken kunnen voor speciale doeleinden, zoals voor missionair werk of kerkelijke beheerszaken, samenwerken in bijzondere kerkelijke organisaties.
E68.2 Een meerdere vergadering kan voor de uitvoering van haar taken of voor het werk in de kerken een kerkelijke instelling in het leven roepen.
E68.3 Zowel voor een bijzondere kerkelijke organisatie als voor een kerkelijke instelling wordt een rechtsvorm gekozen binnen de mogelijkheden die art. 2:2 van het Burgerlijk Wetboek daarvoor biedt. Hun bestuur en beheer wordt geregeld bij statuut.
E68.4 De bijzondere kerkelijke organisaties en de kerkelijke instellingen houden zich aan de kerkorde en de regelingen en besluiten van de meerdere vergaderingen.

E69 andere kerken in Nederland
E69.1 De kerken werken in relaties met andere kerkgemeenschappen aan kerkelijke eenheid die in Gods Woord en de gereformeerde belijdenis is verankerd.

|59|

E69.2 De kerkenraden dragen bij contact en samenwerking met andere kerken zorg voor goede communicatie met de gemeente en met de classis. Bij gewichtige beslissingen is de instemming van de gemeente en de goedkeuring van de classis nodig, een en ander volgens de generale regeling.
E69.3 Wanneer een samenwerkingsgemeente tot stand komt, bepalen de kerkenraden gezamenlijk welk kerkelijk recht van toepassing zal zijn.
E69.4 In contacten met kerken en groepen waarmee nog geen overeenstemming in geloven en belijden bestaat, komen de kerken op voor de gezonde bijbelse leer.
E69.5 De kerken tonen betrokkenheid bij gemeenschappen van christenen die zich van buiten Nederland hier hebben gevestigd.

E70 kerken buiten Nederland
E70.1 De kerken onderhouden naar vermogen oecumenische betrekkingen met kerken van gereformeerde belijdenis in het buitenland, gericht op geestelijke ontmoeting, bemoediging en hulp. Zij respecteren daarbij de eigen historie en context van elke kerk.
E70.2 Met kerken waarmee bijzondere banden bestaan kan door de generale synode een zusterkerkrelatie worden aangegaan, die wederzijdse aanvaarding van elkaars leden en predikanten inhoudt.
E70.3 De kerken kunnen participeren in internationale kerkelijke verbanden, organisaties en instellingen.

Veel zaken in dit hoofdstuk moeten nog nader uitgewerkt worden in generale regelingen. Een discussie over de vraag om de terminologie eigentijds te maken leidt tot de conclusie dat je van mening kunt verschillen over wat eigentijds is.
Het weer een plaats geven van de particuliere synode (PS) in de kerkorde brengt de tongen in beweging. Over de taakstelling van de PS bestaat een grote mate van eenstemmigheid, maar over het door deputaten voorgestelde aantal van vier ressorten wordt breed van gedachten gewisseld. Handhaven van het huidige aantal van 9 wordt sterk ontraden, omdat daarvan een signaal uitgaat dat er niets is veranderd, terwijl de taakstelling van de PS wel degelijk is veranderd. Maar is een ressort van ca. 25.000 kerkleden wel zo verstandig? Wordt de afstand tot het gewone kerklid niet te groot? Een visie op het kerkelijk samenzijn wordt gemist. Deputaten benadrukken hierbij de beperkte taak van de PS. En voor rechtspraak is het juist van belang dat er een tamelijk brede PS is om over voldoende capaciteit te kunnen beschikken en de juiste afstand tot de zaak in kwestie te bewaren. Dat is in de huidige situatie, waarbij de PS uit drie of vier classes bestaat, niet altijd eenvoudig. Over de plaats van de taken van de PS, die in de nieuwe situatie komen te vervallen, zal nagedacht moeten worden.

Het amendement om bij de afvaardiging naar de generale synode (E67.3) bij ouderlingen, het woordje “oud-” toe te voegen, haalt het in de stemming niet (14 voor, 21 tegen). Daarbij wordt wel de nuance uitgesproken dat recent afgetreden ouderlingen afgevaardigd kunnen blijven.
Op de vraag of er niet iets geregeld moet worden over de classisgrenzen is de reactie dat we niet opnieuw beginnen. Indien er behoefte is bij de kerken om de huidige grenzen aan te passen kunnen die dat zelf in classisverband bespreken. Dat hoeft niet in de KO vastgelegd te worden.

Artikel E66 wordt met één stem tegen, twee onthoudingen en tweeëndertig voor aanvaard. De rest van de artikelen ondervindt algemene instemming (35 stemgerechtigden aanwezig).

F. besluitvorming en rechtsmiddelen

F71 besluitvorming
F71.1 De kerkelijke vergaderingen nemen hun besluiten na goede voorbereiding en met verwerking van eerdere besluitvorming.
F71.2 Besluiten worden bij meerderheid van stemmen genomen.
F71.3 Een afgehandelde zaak behoort niet opnieuw aan de orde te worden gesteld, tenzij er sprake is van nieuwe feiten of gewijzigde omstandigheden of inzichten.

|60|

F71.4 De kerkelijke vergaderingen voorzien in zorgvuldige vastlegging, communicatie en archivering van hun besluiten.

F72 rechtskracht, inwerkingtreding en uitvoering
F72.1 Een besluit van een kerkelijke vergadering heeft bindende rechtskracht.
F72.2 Een besluit treedt direct in werking, tenzij het besluit zelf een andere termijn vermeldt.
F72.3 De kerkenraden dragen zorg voor de uitvoering van de besluiten van de meerdere vergaderingen.
F72.4 De uitvoering van een besluit kan niet van iemand worden verlangd, als dit hem persoonlijk in zijn geweten in strijd brengt met Gods Woord. De betrokkene dient bereid te zijn zich te verantwoorden volgens art. F73, F76 en F77.

F73 bezwaar
F73.1 Tegen een besluit van de kerkenraad dat aantoonbaar:
a. in strijd is met het Woord van God of de kerkorde; of
b. de opbouw van de gemeente schaadt; of
c. iemand persoonlijk onrecht aandoet waarin hij niet kan berusten;
kan bij de kerkenraad bezwaar worden gemaakt door een gemeentelid of door iemand die persoonlijk belanghebbende is bij het besluit.
F73.2 Het bezwaar wordt schriftelijk ingediend binnen zes weken na de bekendmaking van het besluit en heeft geen opschortende werking.
F73.3 Op een verzoek tot opschorting beslist de kerkenraad zo spoedig mogelijk. Tegen dit besluit is beroep mogelijk volgens art. F76.
F73.4 De kerkenraad heroverweegt zijn eerder besluit en neemt een beslissing op het bezwaar.
F73.5 In zaken waarin de classis in eerste aanleg beslist, geldt het recht van bezwaar overeenkomstig art. F73.1 tot F73.4 op dezelfde wijze.

F74 kerkelijke rechtspraak
F74.1 De kerkelijke rechtspraak is een bijzondere taak van de meerdere kerkelijke vergaderingen in onderscheiding van hun reguliere besluitvorming.
F74.2 In een kerkelijk geschil dient de kerkelijke rechtsgang te worden gevolgd zoals in de volgende artikelen omschreven.

F75 vrede door recht
F75.1 De kerkelijke rechtsgang is gericht op herstel van vrede door recht.
F75.2 Zij kenmerkt zich door bijbelse wijsheid en voldoet aan de eisen van eerlijke en onpartijdige rechtspraak. Daartoe worden in het bijzonder gewaarborgd:
a. het doen van zorgvuldig onderzoek;
b. het toepassen van hoor en wederhoor;
c. het recht om zich te laten bijstaan door een adviseur of raadsman;
d. de mogelijkheid van het horen van getuigen;
e. het zo nodig raadplegen van deskundigen;
f. gelijke toegang tot relevante stukken voor beide partijen;
g. een gemotiveerde schriftelijke uitspraak;
h. het treffen van een voorziening in spoedeisende situaties;
i. het recht van wraking.
F75.3 De generale synode stelt een generale regeling vast voor de kerkelijke rechtspraak. Deze is van toepassing op de procedures volgens art. F76 tot F80.

F76 beroep
F76.1 Tegen een beslissing op bezwaar van de kerkenraad staat beroep open op de classis op de gronden als vermeld in art. F73.1 voor het gemeentelid dat bezwaar heeft ingesteld en voor degene die persoonlijk belanghebbende is bij de beslissing.

|61|

F76.2 Tegen een beslissing van de kerkenraad die met goedkeuring van de classis is genomen en tegen een beslissing op bezwaar van de classis als bedoeld in art. F73.5 staat op gelijke wijze beroep open op de particuliere synode.
F76.3 Het beroep wordt schriftelijk ingesteld binnen zes weken na verzending van de beslissing op bezwaar en heeft geen opschortende werking.
F76.4 De uitspraak van de classis respectievelijk particuliere synode is bindend voor partijen.

F77 hoger beroep
F77.1 Indien de betrokkene of de kerkenraad niet kan berusten in de uitspraak in beroep van de classis respectievelijk particuliere synode, staat hoger beroep open op de generale synode op de gronden als vermeld in art. F73.1.
F77.2 Het hoger beroep wordt schriftelijk ingesteld binnen zes weken na verzending van de uitspraak in beroep en heeft geen opschortende werking.
F77.3 De uitspraak van de generale synode is bindend voor partijen.

F78 herziening
F78.1 Herziening van een uitspraak in hoger beroep van de generale synode is slechts mogelijk:
a. op verzoek van een partij in het geschil dat bij de uitspraak is beslist; en
b. indien er sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden, die dateren van vóór de uitspraak en die, waren zij bij de synode bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
F78.2 De herzieningsuitspraak is bindend voor partijen.

F79 rechtspraak in predikantszaken
F79.1 Bij een besluit van de kerkenraad op basis van art. B14 tot B22 staat, in afwijking van art. F76, voor de predikant beroep open bij de commissie van beroep in predikantszaken, met dien verstande dat:
a. beroep inzake de gronden van een besluit tot schorsing of tot afzetting wordt ingesteld bij de particuliere synode;
b. geen beroep mogelijk is tegen de verlenging van een schorsing.
F79.2 Van een uitspraak van de commissie of van de particuliere synode staat voor de predikant en de kerkenraad hoger beroep open op de generale synode. Art. F77.3 is van overeenkomstige toepassing.
F79.3 De generale synode stelt een generale regeling vast voor de rechtspraak in predikantszaken.

F80 klachtrecht bij seksueel misbruik
F80 Ter zake van seksueel misbruik door een kerkelijke functionaris in een kerkelijke relatie staat een klachtrecht open op de klachtencommissie seksueel misbruik in kerkelijke relaties volgens de generale regeling.

F81 revisie
F81.1 Revisie kan worden verzocht van besluiten van de generale synode, voor zover het niet betreft uitspraken in hoger beroep.
F81.2 Kerkenraad en classis kunnen revisie verzoeken met betrekking tot elk besluit van de generale synode.
F81.3 Kerkleden kunnen alleen revisie verzoeken van besluiten van de generale synode waardoor zij rechtstreeks in hun eigen belang zijn getroffen.
F81.4 Een revisieverzoek wordt ingediend en door de generale synode behandeld volgens de vastgestelde generale regeling.

Bij F72.4 wordt benadrukt dat het gaat om een besluit dat iemand persoonlijk in gewetensnood brengt. Een kerkenraad mag zich dus niet op dit artikel beroepen. Een kerkenraad met “gewetensnood” dient dit op de classis aan de orde te stellen.

|62|

Diegenen die gerechtigd zijn bezwaar in te dienen krijgen de aandacht. Is dat ook iemand van buiten de kerk of iemand van een andere kerk in het kerkverband? Dit wordt duidelijk gemaakt in F76.1 waarin naast het gemeentelid staat, “en voor degene die persoonlijk belanghebbende is bij de beslissing”. Waar gesproken wordt over hij, kan het uiteraard ook gaan over zij. Uit de tekst is wel duidelijk wie bedoeld wordt.
Om partijdigheid uit te sluiten wordt op voorstel van br. J Feenstra in F75.2 toegevoegd “i. het recht van wraking”.
Kerkelijke rechtspraak leidt niet tot strafrechtelijke immuniteit. Het Nederlandse strafrecht blijft van kracht.

Alle artikelen zijn met algemene instemming vastgesteld (34 stemgerechtigde aanwezig).

G. materiële aangelegenheden

G82 financiële bijdragen en onderlinge steun
G82.1 De kerkleden dragen naar vermogen bij aan de financiële instandhouding van de kerk.
G82.2 De kerken ondersteunen elkaar zo nodig in financiële zin.

G83 bestuur en beheer
G83.1 De kerkenraden, de classes, de particuliere synodes en de generale synode zorgen voor een behoorlijk bestuur en beheer in alle materiële aangelegenheden.
G83.2 Zij voorzien in een passende administratieve organisatie, waarin begrepen voorschriften omtrent de financiële administratie, de jaarrekening, het jaarverslag en de jaarlijkse begroting en zij waarborgen dat er sprake is van een deugdelijke periodieke financiële controle en toezicht.
G83.3 De kerkenraad legt jaarlijks aan de gemeente verantwoording af van zijn financieel beleid en beheer.
G83.4 Bij beslissingen met verstrekkende financiële gevolgen vraagt de kerkenraad vooraf de instemming van de gemeente.

G84 rechtspersoonlijkheid
G84.1 Overeenkomstig Nederlands recht komt rechtspersoonlijkheid toe aan:
a. de plaatselijke kerk;
b. de classis en de particuliere synode waarin de kerken regionaal en ressortaal zijn verenigd;
c. de gezamenlijke Gereformeerde Kerken in Nederland.
G84.2 Bijzondere kerkelijke organisaties en kerkelijke instellingen, als bedoeld in art. E68.3, bezitten eveneens rechtspersoonlijkheid overeenkomstig Nederlands recht.

G85 vertegenwoordiging
G85.1 Ten behoeve van het statelijk rechtsverkeer gelden de volgende vertegenwoordigingsregels in en buiten rechte:
a. een kerk wordt vertegenwoordigd door twee of meer personen die daartoe bij schriftelijk besluit van de kerkenraad zijn aangewezen en gevolmachtigd;
b. de classis respectievelijk de particuliere synode wordt vertegenwoordigd door twee of meer deputaten of andere personen die daartoe bij hun instructie of bij schriftelijk besluit zijn aangewezen en gevolmachtigd;
c. de gezamenlijke Gereformeerde Kerken in Nederland worden vertegenwoordigd door twee of meer deputaten of andere personen die daartoe door de generale synode bij hun instructie of bij schriftelijk besluit zijn aangewezen en gevolmachtigd.
G85.2 De vertegenwoordiging in het statelijk rechtsverkeer in en buiten rechte van bijzondere kerkelijke organisaties en kerkelijke instellingen, als bedoeld in art. E68.3, wordt geregeld in hun statuut. 

|63|

Artikel G82.2 heeft een bredere scope dan het oude artikel 11 KO, dat hulpbehoevendheid beperkte tot de bekostiging van de predikant. Dit artikel is breed geformuleerd, maar zal er niet toe leiden dat een willekeurige kerk moet bijspringen als een andere kerk door financieel wanbeheer in nood komt. Iedere kerk is zelf verantwoordelijk voor de financiën. Daar zijn andere kerken niet voor aansprakelijk. Het opent dus geen deur voor ongebreidelde verhaalsplicht naar andere kerken. Over hoofdelijke aansprakelijkheid wordt opgemerkt dat je als bestuurder, bij normaal regulier handelen binnen de gegeven bevoegdheden, niet aansprakelijk bent. Deputaten wijzen er op dat in alle materiële aangelegenheden verantwoording moet afgelegd aan de gemeente, terwijl de diaconie zich verantwoordt aan de KR.

Als gevolg van de discussie over G83 “bestuur en beheer”, worden een tweetal leden toegevoegd (leden 3 en 4) waarin duidelijker de procedure over verantwoording door de kerkenraad wordt weergegeven. De gemeente kan overigens de kerkenraad geen decharge verlenen, zoals bij een vereniging gebruikelijk is. Wel kan instemming verleend worden.

Een poging van ds. Van Benthem om consequent op hoofdlijnen te formuleren en daarom in G83.2 achter “organisatie” een punt te zetten wordt in zijn intentie gewaardeerd, maar in dit geval door deputaten ontraden. Bij stemming blijkt de synode deputaten te volgen (4 voor, 30 tegen).

Alle artikelen zijn met algemene instemming vastgesteld.

H. slotbepaling

H86 vaststelling en wijziging kerkorde
H86.1 Deze kerkorde is in eerste lezing vastgesteld door de generale synode van Harderwijk 2011-2012 en in tweede lezing door de generale synode...
H86.2 Wijziging van de kerkorde kan alleen plaats vinden door de generale synode met inachtneming van de generale regeling.

Bespreking vindt over dit onderdeel niet plaats.
Het artikel wordt met algemene instemming vastgesteld.