|5|

Woord vooraf

 

 

Op 7 juni 1968 heb ik mijn afscheidscollege mogen geven als hoogleraar in de Faculteit der godgeleerdheid aan de Vrije Universiteit. Reeds toen was het de bedoeling tot publicatie over te gaan van het in dat college behandelde onderwerp, echter in een breder uitgewerkte vorm en met de onontbeerlijke verantwoording. De uitvoering van dat voornemen heeft meer tijd gevergd dan ik toen dacht, mede als gevolg van allerlei verplichtingen die in de tussenliggende periode mijn aandacht en tijd opeisten.

Hoewel ik er mij van bewust ben dat het onderhavige thema niet zonder belang is voor allerlei actuele kwesties in de Gereformeerde Kerken, heb ik mij onthouden van beschouwingen of toespelingen in die richting. Mijn verhandeling draagt een louter historisch karakter. In de ondertitel van dit geschrift heb ik aan dat karakter uitdrukking gegeven.

 

Amsterdam, maart 1969.

D. Nauta