Deddens, D., Kamphuis, J.

Ten geleide

Genre: Literatuur

1984

Ten geleide

 

Deze bundel opstellen over de Afscheiding van 1834 verschijnt in het herdenkingsjaar 1984. Honderdvijftig jaar is het geleden dat de eerste acte van afscheiding in het groningse Ulrum werd getekend. Aan het opschrift van die acte, nl. Acte van Afscheiding of Wederkeering is de titel van dit boek ontleend: Afscheiding — Wederkeer. Men merkt dat het ‘wederkeering’ uit 1834 slechts enigszins is gemoderniseerd. Het woord ‘wederkeer’ linkt ons nog ouderwets genoeg in de oren! We zeggen in 1984 bij voorbeeld niet meer: ik ‘keer weder’ tot mijn uitgangspunt.

Dat is een bezwaar dat kan worden ingebracht tegen de titel van een boek dat in het jaar 1984 verschijnt.

Toch zijn de auteurs hierover heengestapt.

Ze hebben het wèl als een bezwaar gezien. Want ze willen met deze opstellen over de Afscheiding van 1834 graag de mensen van 1984 bereiken!

Maar ze menen dat er in dit geval toch veel voor pleit dat oude woord vast te houden.

De belangrijkste reden is wel, dat we het woord telkens nog tegenkomen in de meest gangbare bijbelvertaling, nl. die van het Nederlands Bijbelgenootschap. En dan juist in de betekenis waarin het door de afgescheidenen van de Nederlandse Hervormde Kerk werd gebruikt, ook zó als het in de Schrift als een oproep klinkt: “Komt laat ons wederkeren tot de HERE”, Hos. 6, 1 en zo als het als een gebed tot God klinkt: “Breng ons tot U weder, dan zullen wij tot U wederkeren”, Klaagl. 5, 21.

Dat gebed heeft de Afscheiding beheerst. Die oproep heeft geklonken. De schrijvers van dit boek — allen behorende tot de Gereformeerde Kerken die in 1944/1945 de weg van de ‘Vrijmaking of wederkeer’ zijn gegaan — zijn één in de overtuiging dat de Here God ook in 1834 dit gebed heeft willen horen en heeft willen verhoren in zijn Zoon, toen Hij door zijn Geest velen gewillig maakte de smalle weg te gaan van de gehoorzaamheid aan de oproep tot wederkeer. De schrijvers zijn ook één in dankbaarheid voor dit kerkhistorisch feit van een afscheiding die ‘wederkeer’ was: terug naar de Here en terug naar zijn dienst en terug naar de door de kerk beleden leer van de Heilige Schrift.

Er is getracht uit de vóórgeschiedenis van ‘1834’, uit de geschiedenis zelf en uit het vervolg van de geschiedenis (het leven en werken van de kerken der Afscheiding) van verschillende kanten licht te laten vallen op de weg naar de wederkeer, zoals die in het Nederland van de eerste helft van de vorige eeuw werd gegaan als de weg van de gehoorzaamheid van het geloof — naar het bekende woord van Hendrik de Cock: blind in de uitkomst, ziende op het gebod. Een woord dat nog niets heeft ingeboet aan actualiteit.

De redactie is veel dank verschuldigd aan ds. H. Bouma voor zijn behartiging van de illustratieve verzorging van het boek, en aan ds. C. van Kalkeren voor zijn samenstelling van de registers.

Kampen 15 mei 1984