Vormen van een ringverband
Genre: Literatuur, Bladartikel
|255|
Een vragensteller schreef me het volgende. ‘Wij zijn bezig met
het oprichten van een modaliteitsring. Ook dit is een van de
nieuwe mogelijkheden van de nieuwe kerkorde. Mijn vraag aan u is:
wat houdt dat precies in, een modaliteitsring, en welke
bevoegdheden heeft ze.
Onze kerkenraad heeft in een vergadering beslist om hier aan mee
te doen. Moet de gemeente hiervoor ook geraadpleegd worden, heeft
zij hierin ook een stem en hebben gemeenteleden ook de
mogelijkheid om hiertegen bezwaar aan te tekenen?
De kerkenraad moet aan de classis toestemming vragen om hieraan
mee te mogen doen. Maar kan de classis dit weigeren en zo ja op
welke gronden, of kan zij voorwaarden opleggen?
Voor hoelang is een kerkenraad aan zo’n besluit om mee te doen
gebonden of kan hij per jaar of per direct besluiten om weer uit
de modaliteitsring te stappen.
Ik zou het fijn vinden als u een en ander eens uit zou leggen. Er
wordt door de omgeving nogal argwanend op gereageerd alsof men
afgedankt wordt, niet goed genoeg bevonden. Dit geldt zowel voor
reacties uit de classis als uit delen van de gemeente. Terwijl
wij als kerkenraad er toch van overtuigd zijn, dat het voor de
gemeente alleen maar positieve kanten heeft. Gelukkig denkt ook
het grootste deel van de gemeente zo.’ Tot zover de
briefschrijver.
De nieuwe kerkorde heeft inderdaad in de ordinantie over de
ambtelijke vergaderingen (ord. 4) het vormen van een ringverband
mogelijk gemaakt.
Ik wil daarbij voorop stellen dat dit ringverband in de
Protestantse Kerk een ander karakter heeft dan de vroegere ring
in de Nederlandse Hervormde Kerk. De hervormde kerkorde kende
weliswaar de ‘ring van gemeenten’ maar in de praktijk
functioneerde vrijwel uitsluitend in de samenkomst van de
predikanten van deze gemeenten (het zogenaamde breed ministerie).
Dit breed ministerie was bedoeld als geestelijke werkgemeenschap
waarin de predikanten samenkwamen om de taken te verdelen in de
vacante gemeenten en om elkaar op te bouwen door gezamenlijke
bezinning en studie. De meeste van deze taken zijn nu overgenomen
door de nieuw gevormde werkgemeenschappen van
predikanten (ord. 4-18).
Het belangrijkste verschil met de situatie in de NHK is dat
vroeger alle gemeenten waren ingedeeld in ringen van gemeenten.
In de PKN worden de gemeenten uitsluitend op hun verzoek
in een ringverband samengebracht. Het overgrote deel van de
gemeenten behoort dus niet tot een dergelijk samenwerkingverband.
Voor gemeenten die tot een hervormde classis behoren (dus waar
nog geen gemeenschappelijke classis is gevormd) is het zelfs
onmogelijk te worden samengebracht in een ringverband, zegt
overgangsbepaling 195e.
Waarom heeft de kerkorde de mogelijkheid van een ringverband
opgenomen? Zoals bekend kent de Protestantse Kerk naast
protestantse gemeenten ook hervormde gemeenten, gereformeerde
kerken en evangelisch-lutherse gemeenten. In de periode voor de
vereniging is er dikwijls op aangedrongen om die lijn door te
trekken zodat er behalve protestantse classicale vergaderingen
ook gereformeerde en hervormde classicale vergaderingen zouden
kunnen blijven bestaan. Men zag op tegen de verplichte
samenwerking van hervormden en gereformeerden in één classicale
vergadering.
De synode heeft dit verzoek steeds afgewezen. Het belangrijkste
motief daarvoor was dat men weliswaar op plaatselijk niveau als
gemeente zelfstandig kan blijven maar dat men tegelijk moest
beseffen dat we — samen met die andere gemeenten — tot één kerk
behoren zodat we bovenplaatselijk wel samen verantwoordelijkheid
moeten dragen. Daarom zullen na een overgangsperiode van vijf
jaar uiterlijk op 1 mei 2009 alle gemeenten in een
gemeenschappelijke classis worden ingedeeld. Bij ruim tweederde
van de gemeenten is dat nu al het geval.
Maar om tegemoet te komen aan de zorg dat men in zo’n gemengde
classis een eenzame positie zou kunnen innemen, heeft de generale
synode het instellen van een ringverband op vrijwillige basis
mogelijk gemaakt. Daarin kunnen gemeenten worden samengebracht om
bijeen te komen ‘tot onderlinge opbouw, onder meer door zich
gezamenlijk te bezinnen op in deze gemeenten levende vragen met
betrekking tot het leven en werken van de kerk en de gemeenten’
(ord. 4-17-2). Het zwaartepunt ligt dus op de onderlinge opbouw,
bezinning en toerusting.
Het woord modaliteitsring komt in de kerkorde niet voor;
ik zou dat ook liever niet gebruiken omdat het teveel de
suggestie wekt dat de samenstelling tot een bepaalde modaliteit
beperkt zou zijn. Maar het ligt wel voor de hand dat in een
ringverband gemeenten worden samengebracht die een bepaalde wijze
van verstaan van het Evangelie en van visie op het kerkelijk
leven gemeenschappelijk hebben. Daarom wordt aan het ringverband
ook opgedragen de regeling van de waarneming van het dienstwerk
bij vacature en het aanwijzen van een consulent. Waar geen
ringverband is gevormd gebeurt dat door het breed moderamen van
de classicale vergadering.
Van het begin af aan is er voor gewaarschuwd dat dit ringverband er niet toe mag leiden dat de gemeenten zich isoleren van de andere gemeenten in de classis. Ze blijven dus gewoon tot de classis behoren, sturen hun afgevaardigden naar de classicale vergadering, dragen daar medeverantwoordelijkheid voor het leven en werken van de kerk. Men kan zich in ringverband bezinnen op de vragen die door de generale synode aan de kerkenraden zijn voorgelegd (bijvoorbeeld over het rapport Leren leven van de verwondering), maar men behoort als gemeente (of als ringverband) deze overwegingen in te brengen in het beraad dat in de classicale vergadering plaatsvindt. Dat is de gemeenschappelijke meerdere vergadering.
Om nog kort in te gaan op de concrete vragen die werden
gesteld:
— het besluit tot het vormen van een ringverband wordt genomen
door de classicale vergadering, op verzoek van een aantal
kerkenraden. Men kan er dus niet zomaar uitstappen: men kan wel
verzoeken aan de classicale vergadering om uit het ringverband te
worden losgemaakt.
— er is niet voorgeschreven dat de gemeente moet worden
geraadpleegd, maar het is natuurlijk wel verstandig de gemeente
daarover te informeren.
— als er — in de gemeente, of in de regio — argwanend wordt
gereageerd is het des te meer zaak om duidelijk te maken dat het
niet gaat om een (verkapte vorm van) afscheiding van de andere
gemeenten of van een soort veroordeling van anderen. Maar dat het
gaat om onderlinge toerusting en bezinning, om daarmee het geheel
van de kerk in de regio te kunnen dienen. Belangrijk is dus om de
classicale vergadering voluit serieus te blijven nemen en daar
trouw onze plaats te blijven innemen.