|79|
Achttiende Vergadering, Woensdag 19 September 1951.
Artikel 115. Opheffing art. 52 K.O.
Voortgezet wordt de behandeling van agendapunt 28 E. Als resultaat der vorige behandeling zijn ter tafel drie concept-voorstellen. Het eerste is van de commissie (III) uit haar eerste rapport over deze zaak
II. af te wijzen het verzoek van de classis Amsterdam „vooralsnog
art. 52 K.O. blanco te laten en evenmin de materie, die eventueel
in dit artikel geregeld zou kunnen worden, in afzonderlijke
besluiten vast te leggen, maar deze aan de overweging der kerken
over te geven”;
III. art. 52 K.O. te doen luiden:
Art. 52. Desgelijks zal van den arbeid der zending, voorzoover
daartoe algemeene bepalingen of regelingen noodig zullen blijken,
in generale synode worden gehandeld.
Het tweede is van Di K. Doornbos, F.A. den Boeft en B. Jongeling (zie hieronder); het derde is van Ds H.J. Schilder (die gedurende deze zitting zelf met voorkennis afwezig is), dat luidt:
De synode besluite:
a. art. 52 K.O., althans gelijk dit nu luidt, op te heffen;
b. het voorstel van de classis Amsterdam (inzake het
voorloopig-blanco-laten van art. 52 K.O., etc.) af te wijzen;
c. zich te beraden over de vraag
1. of algemeene bepalingen voor de zending moeten worden
vastgesteld, en zoo ja, welke;
2. of deze eventueele bepalingen geheel of ten deele in de
kerkenordening moeten worden opgenomen, hetzij ter plaats van
artikel 52, hetzij elders.
Nadat de voorstellers, voor zoover aanwezig, hun concepten hebben toegelicht, wordt met zestien tegen veertien stemmen aanvaard het ten tweede genoemde voorstel, waardoor het besluit aldus luidt:
De generale synode van De Gereformeerde Kerken in Nederland, vergaderd te Kampen, heft met ingang van heden, 19 September 1951, op artikel 52 van de Kerkenordening, zooals deze laatstelijk was herzien door de synode A.D. 1933 te Middelburg.