Quant, D.

De consulent

Genre: Literatuur, Bladartikel

|328|

 

De consulent

Volgens mij was het nog niet zo lang geleden dat we in ons blad aandacht gaven aan de werkzaamheden van de consulent van een gemeente. Tot mijn schrik bleek mij dat het toch al 10 jaar terug is (voor wie oude nummers van ons blad bewaart: in februari 1998). Niet iedereen zal dat terug kunnen vinden, en bovendien: de laatste tijd komen er geregeld weer vragen over. Hoog tijd om die te beantwoorden en de kerkelijke plaats van de consulent helder voor ogen te krijgen.

 

Kerkelijke taak

In 2001 kwam er een nieuwe, gereviseerde tekst van de kerkorde, waarbij ook met betrekking tot de werkzaamheden van de consulent de dingen anders werden verwoord. Niet om inhoudelijke wijzigingen aan te brengen (dat mócht zelfs niet), maar om misverstanden op dit gebied te voorkomen. Bestaande bepalingen werden dus scherper én duidelijker gesteld.

De huidige tekst luidt (art. 41 lid 5 K.O.): ‘De classis zal met het oog op een eventueel vacant worden van een gemeente een dienaar des Woords van een naburige gemeente als consulent aanwijzen om deze gemeente gedurende de tijd van de vacature met raad en daad bij te staan in die zaken waarin de kerkenraad zijn hulp inroept. Het gaat hierbij mede om bijstand inzake de beroeping van een dienaar des Woords. De beroepsbrief zal mede door hem ondertekend worden. Hij is van zijn arbeid verantwoording schuldig aan de classis’.

Vergelijking met de oude tekst laat hier en daar een verschil zien. Zo springt in het oog dat in principe élke gemeente een consulent krijgt toegewezen. Vroeger was dat alleen geregeld voor een vacante gemeente. De praktijk wees echter uit dat de classicale vergaderingen een eenmaal aan een gemeente toegewezen consulent aan die gemeente ‘gekoppeld’ hielden, ook als de predikantsvacature vervuld was. De praktijk wees óók uit dat de classis soms achter de feiten aanliep; stelt u zich maar voor: na de voorjaarsvergadering van de classis ontving dominee van gemeente X een beroep, hij nam dat aan en eind juni (in verband met schoolgaande kinderen) was hij verhuisd. Dan moest gemeente X nog tot de najaarsclassis wachten met de toewijzing van een consulent. Lastig! Vandaar dat u in ons jaarboek bij vrijwel elke gemeente (vacant of niet) de naam van een ‘genabuurde’ predikant ziet staan als consulent. Maar laten we heel helder stellen: dat consulentschap wordt pas actief, wanneer de gemeente metterdaad vacant raakt.

 

Omvang werkzaamheden

Wat mag nu van deze consulent verwacht worden? Wel, daarover is de tekst van de kerkorde helder: alles wat de kerkenraad hem vraagt, in de sfeer van ‘raad en daad’. Het initiatief ligt dus bij de kerkenraad. Deze bepaalt in eigen wijsheid (hopelijk met twee woorden!) wat hij zelf aankan als het gaat om zaken die anders door de eigen predikant werden waargenomen, eventueel met gebruikmaking van gaven die binnen de gemeente door de Heilige Geest aan bepaalde broeders of zusters geschonken zijn. Voor andere zaken roept hij de hulp van de consulent in. Zo is het bijvoorbeeld niet vanzelfsprekend dat een consulent voor de catechisaties wordt gevraagd; sommige kerkenraden schakelen andere broeders in, die

|329|

onderwijsgaven hebben ontvangen. Anderen zoeken iemand uit de kring van de Apeldoornse studenten (die dan meteen mooi praktijkervaring kunnen opdoen). Wanneer de consulent wél het verzoek krijgt om (de) catechisaties te verzorgen (meestal in ieder geval de belijdeniscatechisatie), neemt hij dat in welwillende overweging; het is immers niet een verzoek van een willekeurige kerkenraad, maar het verzoek van de kerkenraad waaraan de classis hem verbonden heeft in dit opzicht. Dat betekent dat een dergelijk verzoek prioriteit heeft, zij het dat er altijd redenen kunnen zijn om te vragen toch naar een ander om te zien. Laat men wel zo wellevend zijn om de consulent daarvan op de hoogte te stellen; dat is een kleine moeite en het bevordert de goede verhoudingen.

Evenzo ligt het met het pastoraat. Veel doet de kerkenraad zelf. Bepaalde ingewikkelde of ernstige pastorale zaken (bijv. stervensbegeleiding) zal men wellicht aan de consulent vragen, en — wanneer het zover zou komen — ook het verzorgen van een rouwdienst. Een andere zaak: trouwlustige stelletjes zullen door de kerkenraad geattendeerd worden op de consulent bij hun huwelijksbevestiging.

Maar duidelijk moet zijn: in geen geval heeft de consulent per automatisme récht op het uitoefenen van al deze taken. In feite is er maar één zaak met name omschreven waarbij de kerkenraad niet om hem heen kan (negatief geformuleerd):

 

Hulp bij het beroepingswerk

Die ene zaak is het raad geven bij het beroepingswerk, toegespitst op het mede ondertekenen van de beroepsbrief. Met nadruk zou ik in dit artikel de kerkenraden willen oproepen (als dat tenminste nog nodig is), om de regel om de consulent te raadplegen bij het komen tot de vervulling van de predikantsvacature toch te benutten. Soms hoor ik van collega’s die slechts de beroepsbrief mogen ondertekenen (daarover hieronder nog meer). En er zijn — toegegeven — kerkenraden die zelf een degelijk inzicht in het kerkelijk leven hebben en die op grond van die gedegen kennis het beroepingswerk op duidelijke, geestelijke wijze aanpakken. Respect daarvoor! Maar soms leest men ook van een beroep, waarbij men denkt: zouden de broeders de consulent geraadpleegd hebben? Simpelweg, omdat men als collega weet dat er zaken spelen die een beroep zeer bemoeilijken op dat moment. De kerkenraden mogen ervan overtuigd zijn, dat hun consulent heel zorgvuldig met hun vragen zal omspringen. Nog minder zullen zij de neiging hebben om hun mening over een mogelijk uit te brengen beroep aan de kerkenraden op te leggen. Maar ze hebben soms wél wat meer inzicht of informatie. Laat men daar gebruik van maken! De consulent attendeert ook op de grenzen van het beroepingswerk, bijv. wanneer een gemeente kleiner is dan 250 leden en steun van deputaten onderlinge bijstand en advies nodig heeft. Hij vergewist zich ervan dat eerst die deputaten geraadpleegd zijn, voordat tot het beroepingswerk wordt overgegaan. Dat voorkomt grote problemen!

Vervolgens over de beroepsbrief. Die wordt aan de consulent aangeboden met het verzoek daar een handtekening onder te zetten. Dat gebeurt niet zonder reden. De consulent dient, voordat hij zijn handtekening eronder zet, goed de formuleringen na te zien. Is een en ander in overeenstemming met onze kerkelijke bepalingen en de ruimte daarin, maar ook de grenzen daarbij? Wordt de predikant niet overvraagd als het gaat om de taak die hij straks moet vervullen?

|330|

Een speciaal punt daarbij is het volgende: de consulent dient bij lezing van de beroepsbrief ook attent te zijn op ‘de cijfertjes’. Ik bedoel daarmee de financiële aspecten en overige arbeidsvoorwaarden, minimaal volgens de richtlijnen van onze deputaten voor financiële zaken. Onlangs vertelde ik aan een collega dat ik daar altijd op let; hij vertelde míj dat hij dit nog nooit had gedaan — niet uit slordigheid uiteraard, maar simpelweg omdat het nog nooit bij hem was opgekomen. Nu zie ik wel eens hier en daar een beroepsbrief, en dat doet mij denken: hij is de enige niet; bepaalde zaken ontbreken, waardoor de gedachte postvat: hier heeft de consulent te snel zijn handtekening gezet. Het gaat niet om een ongezonde nieuwsgierigheid, maar om de kerkelijke taak van de classis (en de consulent vertegenwoordigt hier de classis!). Bij de jaarlijkse kerkvisitatie wordt namens de classis geïnformeerd of de kerkenraad bij het financiële onderhoud van zijn predikant (en meestal zijn gezin) zich minimaal houdt aan de minimumtraktementen met emolumenten, zoals die jaarlijks door de deputaten voor financiële zaken worden uitgegeven. Niet voor niets krijgen de classicale vergaderingen daar een exemplaar van! Dat wordt meestal voor kennisgeving aangenomen, maar het heeft déze reden.

Concreet: de consulent let er namens de classis op dat het traktement klopt met het aantal dienstjaren van de te beroepen predikant; het is daarbij niet verboden om ook te letten op samenstelling van het gezin, fase van het leven enz. waardoor het leven soms extra duur is. De consulent let erop dat de bedragen die genoemd zijn voor bijdrage ziektekosten, vakantiegeld, vergoedingen voor representatie, telefoon enz. kloppen met de minimumnormen. De vrije zondagen, studieverlof, verhuisvergoeding... kortom, al die zaken die u in de jaarlijkse brief van voornoemde deputaten vindt. Dat voorkomt dat een enigszins verlegen predikant (of kandidaat) daar zelf in de fase van het beroep naar moet vragen; u zult het met mij eens zijn: dat is toch pijnlijk.

 

In tijden van nood

Ten slotte wil ik enkele woorden wijden aan het optreden van een consulent in een gemeente die zelf een predikant heeft. Uit de formulering van art. 41 mag duidelijk zijn: daar voorziet de kerkorde niet in. Niettemin kan het wel eens gebeuren. Te denken is aan een vakantieperiode, waarin iets gebeurt dat de hulp van een predikant gewenst maakt; of aan een periode van ziekte waarbij toch bepaald pastoraal werk door moet gaan. De predikant kan ook zomaar één dag lelijk ziek zijn, terwijl er net een begrafenis op die dag is... het spreekt voor zichzelf dat de consulent dan, indien enigszins mogelijk, op verzoek bijspringt.

Soms wordt zijn hulp ook ingeroepen wanneer er grote problemen rijzen met betrekking tot het functioneren van de eigen predikant. Wanneer de verhoudingen tussen consulent en kerkenraad en tussen consulent en gemeentepredikant niet belast zijn, kan dat een voordeel hebben. Toch zit er ook een gevaar in: voor dergelijke zaken is de kerkvisitatie het aangewezen instrument. En áls de consulent al geroepen wordt, zal hij de grenzen van zijn bevoegdheden sterk in het oog houden, en in elk geval zal hij letten op de laatste regels van de tekst uit de K.O.: ‘Hij is van zijn arbeid verantwoording schuldig aan de classis’. Dat dient tot zijn eigen bescherming! Duidelijk moge zijn uit de tekst van de K.O.: hij heeft geen récht op inmenging; de kerkenraad kan ook (dat is zelfs kerkordelijk gezien beter) een bijzondere kerkvisitatie aanvragen.


CAPITA SELECTA BIJ
Kerkorde CGK (2010) Art. 41