Artikel 12.
Bevoegdheid tot het leiden van kerkdiensten tijdens de opleiding
Aan belijdende leden van de kerk die
− te kennen hebben gegeven toegelaten te willen worden tot het
ambt van predikant,
− de theologische opleiding volgen bij of aan een van de in
artikel 2 genoemde universiteiten en seminaria en
− naar het oordeel van de betrokken hoogleraren en docenten
voldoende homiletische en liturgische bekwaamheid hebben,
kan in de eindfase van de opleiding door of vanwege de kleine
synode voor een tijdvak van telkens ten hoogste één jaar een
consent worden verleend om — met gebruikmaking van een van de
orden uit het dienstboek van de kerk en met inachtneming van het
in of krachtens ordinantie 5-5-2 bepaalde — een kerkdienst te
leiden.
Dit consent wordt uitgereikt, nadat de aanvrager de belofte heeft
afgelegd, die in de generale regeling voor het verlenen van
consent tot het leiden van kerkdiensten is voorgeschreven.