|38|

Art. 38

1. Een kerkenraad moet uit minstens drie personen bestaan. Het getal ouderlingen zal niet kleiner mogen zijn dan dat der diakenen. (1901, 1947)

2. Indien het door de kerkenraad voor de uitoefening van hun ambt noodzakelijk wordt geacht, zullen de dienaren des Woords met de ouderlingen afzonderlijk vergaderen ter behandeling van de zaken van opzicht en tucht. (1965/6)

3. De grenzen van de plaatselijke gemeenten zullen in onderling overleg en onder leiding van de classis vastgesteld worden. Beroep op een meerdere vergadering blijft mogelijk. (1944, 1947)