|7|
  Inleiding — 15
  1. Aanleiding en probleemstelling — 15
  2. Doelstelling van deze studie — 19
  3. De gevolgde route — 20
  Deel 1
  De officiële ambtstheologie van de Rooms-Katholieke Kerk sinds
  het Concilie van Trente (1545-1563) — 25
  1. Inleiding — 27
  1.1. Motivering — 27
  1.2. Doelstelling en begrenzing — 27
  1.3. Indeling — 29
  2. De ambtstheologie van het Concilie van Trente tot voor het
  Tweede Vaticaans Concilie — 31
  2.1. Het sacramentum ordinis op het Concilie van Trente
  (1545-1563) — 31
  2.1.1. Achtergronden — 31
  2.1.2. De tekst — 34
  2.1.2.1. Het eerste hoofdstuk en de eerste canon: de instelling
  van het priesterschap van het Nieuwe Verbond — 34
  2.1.2.2. Het tweede hoofdstuk en de tweede canon: over de zeven
  wijdingstrappen — 35
  2.1.2.3. Het derde hoofdstuk en de derde canon: de wijding als
  sacrament — 36
  2.1.2.4. Het vierde hoofdstuk en de canones vier tot en met acht:
  de hiërarchie — 37
  2.1.2.4.1. Het merkteken — 37
  2.1.2.4.2. De bisschoppen — 38
  2.1.2.4.3. De verlening van de bevoegdheid tot ordinatie — 40
  2.1.3. Afronding en beoordeling — 42
  2.2. Tussen Trente en Vaticanum II — 44
  2.2.1. Een formalistisch spoor — 45
  2.2.2. Vaticanum I — 46
  3. Het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) en zijn verwerking —
  51
  3.1. Achtergronden — 51
  3.2. De Ecclesia — Lumen gentium — 52
|8|
  3.2.1. De twee uiteenlopende ecclesiologische lijnen van
  Lumen gentium — 53
  3.2.2. Het onderscheid tussen priester en leek — 56
  3.2.3. Het kerkelijk ambt in het kader van de hiërarchisch
  ingerichte kerk — 57
  3.2.3.1. Fundamenten van episcopaat: apostolische oorsprong en
  sacramentaliteit — 59
  3.2.3.2. De collegiale ordening van het bisschoppencollege —
  61
  3.2.3.3. De taken van het episcopaat — 63
  3.2.3.4. Over presbyters en diakens — 64
  3.3. Decretum de presbyterorum ministerio et vita —
  Presbyterorum Ordinis — 69
  3.4. In persona Christi — 74
4. Conclusie — 77
  Deel 2
  Het kerkelijk ambt in de gereformeerde traditie van de zestiende
  eeuw — 79
1. Inleiding — 81
2. Het ambt in de kerk bij Maarten Luther (1483-1546) — 85
  3. Het ambt in de kerk bij Huldrych Zwingli (1481-1531) — 93
  3.1. Der Hirt (1524) — 94
  3.2. Von dem Predigtamt (1525) — 95
  3.3. Fidei Ratio (1530) — 104
  3.4. Handoplegging als sacrament — 105
  3.5. Afronding — 106
  4. Het ambt in de kerk bij Johannes Calvijn (1509-1564) — 109
  4.1. Inleiding — 109
  4.1.1. Context — 109
  4.1.2. Calvijn en zijn relatie tot Zwingli — 112
  4.1.3. Werkwijze — 113
  4.1.4. Institutio Christianae religionis — 114
  4.2. Institutie IV,I en II: Kerk tussen verabsolutering en
  vervluchtiging — 116
  4.2.1. De titel: de kerk al extern hulpmiddel tot het heil — 116
|9|
  4.2.2. Institutie IV,I,1-3: De onzichtbare kerk, gegrond in de
  uitverkiezing — 118
  4.2.3. Institutie IV,I,4-7: Het belang van de zichtbare kerk —
  120
  4.2.4. Institutie IV,I,8-29: De notae van de zichtbare
  kerk — 123
  4.2.5. Institutie IV,II: De grens van de zichtbare kerk — 125
  4.2.6. Conclusies betreffende het kerkelijk ambt in de
  ecclesiologische
  grondlijnen — 126
  4.3. Institutie IV,III Het ambt als apart aandachtspunt in de
  leer — 128
  4.3.1. Institutie IV,III,1-3: Wezen, noodzakelijkheid en
  waardigheid van het ambt — 129
  4.3.2. Institutie IV,III,4-9: Onderscheiden ambten — 133
  4.3.2.1. Institutie IV,III,4-5: Het onderscheid tussen munera
  extraordinaria et ordinaria — 134
  4.3.2.2. Institutie IV,III,6-9: De onderscheiden munera
  ordinaria — 140
  4.3.2.3. Conclusies — 145
  4.3.3. Institutie IV,III,10-16: De verkiezing tot het ambt —
  147
  4.3.3.1. Institutie IV,III,10: Het belang van de geordende
  verkiezing — 147
  4.3.3.2. Institutie IV,III,11: Wie moet men beroepen? — 148
  4.3.3.3. Institutie IV,III,12: Hoe moet men beroepen? — 149
  4.3.3.4. Institutie IV,III,13-15: Door wie wordt men beroepen? —
  149
  4.3.3.5. Institutie IV,III,16: Hoe ordineert men? — 151
  4.3.3.6. Conclusies — 151
  4.4. Institutie IV,IV-XIII: De historische ontwikkeling van het
  ambt gewogen — 153
  4.4.1. Institutie IV,IV: De ambten in de vroege kerk — 154
  4.4.2. Institutie IV,V: De verwording van het ambtelijk regeren
  in de kerk van
  Rome — 158
  4.4.3. Institutie IV,VI en VII: Het primaat van de paus:
  fundering en geschiedenis — 159
  4.4.4. Institutie IV,VIII-XII: De volmachten van de kerk —
  161
  4.4.4.1. Institutie IV,VIII-IX: De leervolmacht van de kerk —
  161
  4.4.4.2. Institutie IV,X: De wetgevende volmacht van de kerk —
  162
  4.4.4.3. Institutie IV,XI-XII: De juridische volmacht van de kerk
  — 163
  4.4.5. Conclusies — 171
  4.5. Institutie IV,XIV-XIX: Het ambt en de sacramenten — 173
  4.5.1. Institutie IV,XVIII: De verwerping van het sacerdotaal
  ambt — 174
|10|
  4.5.2. Institutie IV,XIX: Is de ambtswijding een sacrament? —
  175
  4.5.3. Conclusies — 180
  4.6. Afronding — 180
  5. Het ambt in enkele gereformeerde belijdenisgeschriften —
  183
  5.1. Confessio Helvetica posterior (1566) — 184
  5.2. Confessio Gallicana (1559) — 187
  5.3. La Discipline Ecclésiastique (1559) — 189
  5.4. Confessio Belgica (1561) — 191
  5.5. Convent van Wesel (1568) — 193
  5.6. De synode van Emden (1571) — 195
  5.7. Besluiten — 196
6. Conclusies en perspectieven — 199
  Deel 3
  Het ambtsgedeelte van de Lima-tekst als vraag aan de
  gereformeerde traditie — 207
  1. Inleiding — 209
  1.1. Een gevoelige snaar geraakt — 209
  1.2. Doelstellingen en methode — 214
  2. De oecumenische convergentietekst van Lima — 217
  2.1. De voorgeschiedenis — 218
  2.2. Het belang van het onderwerp in het kader van het streven
  naar eenheid — 219
  2.3. De commissie van Geloof en Kerkorde als subject van de
  verklaring — 224
  2.4. De status van het document: een convergentietekst — 226
  2.5. Bouwen op convergentie over de relatie tussen Schrift en
  traditie — 228
  2.6. BEM als element van de Traditie — 229
  2.7. De geadresseerden: de kerken — 230
  2.8. De intentie: een receptieproces in de kerken — 231
  2.9. Doorgaande oecumenische hermeneutische studie — 235
  2.10. BEM als vrucht van een voorbije, moderne oecumenische
  beweging — 239
  2.11. Het ambt samen met doop en eucharistie — 241
  2.12. De opbouw van het onderzoek en de structuur van de
  Lima-ambtstekst — 243
|11|
  3. De roeping van het hele volk van God (art. 1-6) — 245
  3.1. Voorgeschiedenis — 245
  3.2. Bespreking per paragraaf — 247
  3.3. Reacties vanuit de gereformeerde traditie — 255
  3.4. Leerpunten voor en vragen aan de gereformeerde traditie —
  257
  4. De kerk en het geordineerde ambt (art. 7-18) — 261
  4.1. Inleidende verklarende woordenlijst (art. 7) — 261
  4.1.1. Voorgeschiedenis — 261
  4.1.2. Bespreking van de paragraaf — 262
  4.2. Het geordineerde ambt (art. 8-14) — 266
  4.2.1. De voorgeschiedenis — 267
  4.2.2. Bespreking per paragraaf — 268
  4.2.3. Reacties vanuit de gereformeerde traditie — 282
  4.2.4. Leerpunten voor en vragen aan de gereformeerde traditie —
  288
  4.3. Het geordineerde ambt en autoriteit — 292
  4.3.1. Voorgeschiedenis — 293
  4.3.2. Bespreking per paragraaf — 293
  4.3.3. Reacties vanuit de gereformeerde traditie — 295
  4.3.4. Leerpunten voor en vragen aan de gereformeerde traditie —
  296
  4.4. Geordineerd ambt en priesterschap (art. 17) — 297
  4.4.1. Voorgeschiedenis — 297
  4.4.2. Bespreking per paragraaf — 298
  4.4.3. Reacties vanuit de gereformeerde traditie — 300
  4.4.4. Leerpunten voor en vragen aan de gereformeerde traditie —
  301
  4.5. De dienst van mannen en vrouwen in de kerk (art. 18) —
  303
  4.5.1. De voorgeschiedenis — 303
  4.5.2. Bespreking per paragraaf — 304
  4.5.3. Kerkelijke reacties en hun analyse — 306
  5. De vormen van geordineerd ambt (art. 19-33) — 309
  5.1. Bisschoppen, presbyters en diakenen (art. 19-25) — 309
  5.1.1. De voorgeschiedenis — 309
  5.1.2. Bespreking per paragraaf — 310
  5.1.3. Reacties vanuit de gereformeerde traditie — 325
  5.1.4. Leerpunten voor en vragen aan de gereformeerde traditie —
  331
  5.2. Leidende principes voor het uitoefenen van het geordineerde
  ambt in de kerk
  (art. 26-27) — 335
  5.2.1. De voorgeschiedenis — 335
  5.2.2. Bespreking per paragraaf — 335
  5.2.3. Reacties vanuit de gereformeerde traditie — 339
  5.2.4. Leerpunten voor en vragen aan de gereformeerde traditie —
  340
|12|
  5.3. Functies van bisschoppen, presbyters en diakenen (art.
  28-31) — 346
  5.3.1. De voorgeschiedenis — 346
  5.3.2. Bespreking per paragraaf — 347
  5.3.3. Reacties vanuit de gereformeerde traditie — 354
  5.3.4. Leerpunten voor en vragen aan de gereformeerde traditie —
  357
  5.4. Verscheidenheid aan charismata (art. 32-33) — 361
  5.4.1. De voorgeschiedenis — 361
  5.4.2. Bespreking per paragraaf — 361
  5.4.3. Reacties vanuit de gereformeerde traditie — 363
  5.4.4. Vraag aan de gereformeerde traditie — 364
  6. De successie in de apostolische traditie (art. 34-38) —
  367
  6.1. De voorgeschiedenis — 367
  6.1.1. The Lambeth-Quadrilateral van 1888 — 367
  6.1.2. De Eerste Wereldconferentie van Faith and Order
  in Lausanne in 1927 — 368
  6.1.3. De Tweede Wereldconferentie van Faith and Order
  in Edinburgh in 1937 — 369
  6.1.4. De Derde Wereldconferentie van Faith and Order in
  Lund in 1952 — 370
  6.1.5. Drie documenten ter voorbereiding van de conferentie in
  Montreal — 371
  6.1.6. De Vierde Wereldconferentie van Faith and Order
  in Montreal in 1963 — 375
  6.1.7. De studie The Meaning of Ordination uit 1968 —
  376
  6.1.8. De studie The Ordained Ministry van de Faith
  and Order bijeenkomst
  in 1971 — 378
  6.1.9. De studie Pour une réconciliation des ministères
  van Groupe des Dombes van 1972 — 379
  6.1.10. De Accra-tekst van Faith and Order uit 1974 —
  381
  6.1.11. Apostolische successie in de Lima-tekst — 385
  6.2. De bespreking per paragraaf — 386
  6.2.1. De apostolische traditie in de kerk (art. 31) — 386
  6.2.2. De successie van het apostolisch ambt (art.35-38) —
  389
  6.3. Reacties vanuit de gereformeerde traditie — 395
  6.4. Leerpunten voor en vragen aan de gereformeerde traditie —
  403
  7. Ordinatie (art. 39-50) — 409
  7.1. De voorgeschiedenis — 409
  7.1.1. De Eerste Wereldconferentie van Faith and Order
  in Lausanne in 1927 — 409
  7.1.2. De Vierde Wereldconferentie van Faith and Order
  in Montreal 1963 en daarna — 411
|13|
  7.1.3. De studie The Meaning of Ordination uit 1968 —
  412
  7.1.4. De studie The Ordained Ministry van Faith and
  Order in Leuven in 1971 — 415
  7.1.5. De Accra-tekst van Faith and Order uit 1974 —
  416
  7.2. De betekenis van de ordinatie (art. 39-40) — 419
  7.2.1. Bespreking van de tekst per paragraaf — 419
  7.2.2. Reacties vanuit de gereformeerde traditie — 424
  7.2.3. Leerpunten voor en vragen aan de gereformeerde traditie —
  425
  7.3. De handeling van de ordinatie (art. 41-44) — 427
  7.3.1. Bespreking per paragraaf — 428
  7.3.2. Reacties vanuit de gereformeerde traditie — 433
  7.3.3. Leerpunten voor en vragen aan de gereformeerde traditie —
  435
  7.4. De voorwaarden voor ordinatie (art. 45-50) — 436
  7.4.1. Bespreking per paragraaf — 436
  7.4.2. Reacties vanuit de gereformeerde traditie — 441
  7.4.3. Leerpunt voor en vragen aan de gereformeerde traditie —
  442
  7.5. Slotopmerking — 443
  8. Naar een wederzijdse erkenning van geordineerde ambten (art.
  51-55) — 445
  8.1. De voorgeschiedenis — 445
  8.1.1. De wederzijdse erkenning van kerken — 445
  8.1.2. Wederzijdse erkenning van ambten — 447
  8.2. De bespreking van de Lima-tekst per paragraaf — 450
  8.3. Reacties vanuit de gereformeerde traditie — 454
  8.4. Leerpunten voor en vragen aan de gereformeerde traditie —
  457
  8.5. Afronding — 457
  9. Samenvatting — 461
  9.1. Drie hindernissen voor de gereformeerde traditie — 461
  9.1.1. De onbekendheid met de oecumenische theologie van
  Faith and Order — 461
  9.1.2. De Nederlandse vertaling van de Lima-tekst — 462
  9.1.3. Vervreemdende elementen in BEM zelf — 463
  9.2. Herkenbare elementen voor de gereformeerde ambtstheologie —
  464
  9.3. Agendapunten voor het oecumenisch ambtsgesprek vanuit de
  gereformeerde traditie — 465
  9.4. Leerpunten voor en vragen aan de gereformeerde traditie —
  468
|14|
  Deel 4
  Bouwstenen voor een gereformeerde ambtstheologie — 471
  1. Blijvende gevoeligheid voor potentieel machtsmisbruik voor de
  ambten in de kerk — 474
  2. Een ambtstheologie ontwikkelen vanuit de goede vraagstelling —
  478
  3. De missio Dei als uitgangspunt voor de theologie van
  het ambt — 482
  4. De context van de kerk als charismatische gemeenschap —
  483
  5. Het ambt is een functie: dienst van het Woord — 484
  6. Het ambt in de kerk als symbool — 485
  7. Het ambt in de kerk als functie en teken van eenheid 487
  8. Het ambt in de kerk als functie en teken van de continuïteit
  met de kerk van de
  apostelen — 489
  9. Het ambt als een primair liturgische functie — 491
  10. Het verschil tussen geordineerd en kerkelijk ambt — 492
  11. De bijzondere betekenis van de ambten van ouderling en diaken
  — 496
  12. De meerwaarde van een bisschopsambt voor de kerk — 499
  13. Het geordineerde ambt in persoonlijk, collegiaal en communaal
  perspectief — 501
  14. De bijbelse invulling van het ambtelijk functioneren van de
  kerk — 503
Bibliografie — 507
  0. Algemene referenties — 507
  1. Geraadpleegde literatuur over de rooms-katholieke conciliaire
  ambtstheologie — 508
  2. Geraadpleegde literatuur over reformatorische ambtstheologie
  tijdens de Reformatie — 513
  2.1. Primaire literatuur — 513
  2.2. Secundaire literatuur — 514
  3. Geraadpleegde literatuur over ambtstheologie in de twintigste
  eeuw — 522
  3.1. Primaire oecumenische literatuur — 522
  3.2. Secundaire literatuur — 525
Summary — 537
Curriculum vitae — 541