3.9. De kerkelijke vermaning of de stille censuur (artikel 76)

3.9.1. Het verschil tussen de eenvoudige afhouding van het Heilig Avondmaal en de kerkelijke vermaning

- De kerkelijke vermaning of stille censuur verschilt wezenlijk met de

|84|

zogenaamde eenvoudige afhouding van het Heilig Avondmaal.189 Het laatste is geen tuchtmaatregel, maar een maatregel van orde,190 die door de kerkenraad genomen wordt met het oog op het hooghouden van de heiligheid en waardigheid van het Heilig Avondmaal.
- De kerkenraad besluit daarbij een belijdend lid der gemeente éénmaal of voor een bepaalde periode af te houden van het Heilig Avondmaal zonder dat op de betrokkene de kerkelijke vermaning of stille censuur van toepassing wordt verklaard.
- Deze eenvoudige afhouding moet worden toegepast:
a) na de openbare schuldbelijdenis in verband met een grove, openbare zonde ten einde verdere ergernis in de gemeente te voorkomen;191
b) tijdens het onderzoek en de behandeling van een ernstige en ingewikkelde tuchtzaak;
c) als de kerkenraad door middel van een onderzoek heeft vastgesteld dat iemand geen schuld heeft, maar er nogal wat roering en opspraak over de betreffende persoon is ontstaan;
d) als een gemeentelid leeft onder de schijn des kwaads en na behoorlijke vermaning daarin geen verandering brengt.192
- De kerkenraad bevestigt de eenvoudige afhouding en de opheffing daarvan schriftelijk aan het betrokken gemeentelid.

 

3.9.2. Inhoud van de tuchtmaatregel

- De kerkelijke vermaning of de stille censuur, die ook bekend staat als de kleine ban, is een schorsing van een belijdend lid der gemeente


189 K. de Gier, Toelichting, blz. 150-151.
190 Voor de eenvoudige afhouding zie men vooral J. Kamphuis, Om de heiligheid van de gemeente, blz. 53-64. Hoewel de eenvoudige afhouding niet in de DKO is vermeld, is ze sinds de synode van Emden (1571) in gebruik. G. Voetius heeft een uitvoerige beschrijving van dit gebruik gegeven in zijn Politica Ecclesiastica IV, blz. 859-861. Voor een vertaling van dit gedeelte zie men Joh. Jansen, De kerkelijke tucht, blz. 230-234.
191 Zie F. L. Bos, De orde der kerk, blz. 292, 293 (Emden 1571, Dordrecht 1578).
192 Zie ook F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 293-294 (Amsterdam 1601).

|85|

in de rechten die dit lid heeft krachtens het ambt aller gelovigen.193 194 Betrokkene verliest daardoor tijdelijk het gebruik van de voornaamste rechten van het lidmaatschap, namelijk de deelname aan het Heilig Avondmaal, het recht om een kind te laten dopen,195 alsmede het passief en actief kerkelijk stemrecht.196 De kerkenraad kan ook besluiten hem of haar de uitoefening van functies binnen de kerkelijke gemeente te ontnemen.197 De diaconale en pastorale verzorging198 van het betrokken gemeentelid valt nimmer onder de tuchtmaatregel en blijft ongewijzigd.199

 

3.9.2.1. Wie is bevoegd tot het treffen van de tuchtmaatregel?

- De kerkenraad, ter vergadering bijeen,200 is alleen bevoegd tot het treffen van deze en de overige tuchtmaatregelen die het gereformeerd kerkrecht kent. In gemeenten die een smalle en brede raad kennen, berust deze bevoegdheid bij de smalle raad.201
- De tuchtmaatregel kan slechts worden getroffen, nadat de kerkenraad een zelfstandig onderzoek naar de feiten heeft ingesteld.202


193 F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 290.
194 Ten aanzien van een dergelijke maatregel is uiteraard het recht van appèl van toepassing zoals dat in paragraaf 4.5. is uiteengezet.
195 Artikel 76 spreekt alleen over de afhouding van het Avondmaal des Heeren, doch daarin is stilzwijgend de uitoefening van alle andere rechten van het lidmaatschap begrepen. Zie H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 624-625; K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 382.
Indien de kerkelijke vermaning of stille censuur één van beide gehuwden betreft, laat dit de rechten van het lidmaatschap van de ander onverlet.
196 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 381; F.L. Rutgers, Verklaring van de Kerkenordening IV, blz. 59, 60.
197 J. Kamphuis, Om de heiligheid van de gemeente, blz. 137.
198 Het is nodig bijzondere aandacht te geven aan het pastoraat. Zie hoofdstuk 2.
199 J. Kamphuis, Om de heiligheid van de gemeente, blz. 138.
200 F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 291 (Rotterdam 1575).
201 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 203; Idem, Toelichting, blz. 86.
202 F.L. Rutgers, Verklaring van de kerkenordening IV, blz. 67; Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 328. Voor de vormgeving van een dergelijk onderzoek zie men paragraaf 4.3.3.1. tot en met 4.3.3.5.

|86|

 

3.9.2.2. Bij welke feiten wordt de tuchtmaatregel getroffen?

- De kerkenraad draagt zorg dat in de notulen de feiten die als zodanig de grond voor de tuchtmaatregel vormen, helder worden omschreven, zowel met het oog op zichzelf als op de betrokkene(n).
- Indien de feiten door betrokkenen worden betwist, stelt de kerkenraad een onderzoek naar deze feiten in met inachtneming van hetgeen vermeld is in de paragrafen 3.3.3.1. tot en met 3.3.3.7.
- De kerkenraad past de kerkelijke vermaning of stille censuur altijd toe:
a) bij geheime zonden, die aan de kerkenraad zijn medegedeeld, nadat de regel van Mattheus 18 vruchteloos is gebleken en het betrokken lid ook de vermaningen van de kerkenraad hardnekkig203 blijft verwerpen;
b) na het bedrijven van een openbare zonde.204
- Toepassing van de kerkelijke vermaning of de stille censuur vindt ook plaats bij minder grove zonden,205 die niet door de overheid worden gestraft en vooral bedreven worden uit zwakheid en gebrek aan inzicht.

 

3.9.2.3. Andere voorwaarden voor het treffen van deze maatregel

- Tot het treffen van deze tuchtmaatregel mag slechts worden overgegaan, nadat het betrokken gemeentelid enkele malen ambtelijk is vermaand en zijn of haar hardnekkigheid206 in het verwerpen van de vermaning is gebleken.207


203 Zie de tekst van artikel 76 van de DKO. Vergelijk K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 383.
204 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 383-384. Zie met name voor de toepassing bij grove zonden F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 292-293.
205 K. de Gier, Toelichting, blz. 149, 150; F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 294 (Middelburg 1591, Goes 1620). De synode van Middelburg noemde als voorbeelden van minder grove zonden: “dronkenschap, kijven, dansen, vechten, zingen van oneerbare liedjes”.
206 Zie voor dit begrip paragraaf 3.10.2. en daarbij met name noot 222.
207 F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 294.

|87|

- Indien betrokkene bij de eerste ambtelijke vermaning terstond tot berouw komt en schuld belijdt, kan deze tuchtmaatregel niet worden toegepast. De kerkenraad overweegt in dat geval alleen of er aanleiding bestaat tot het treffen van een ordemaatregel, die bekend staat als de eenvoudige afhouding van het Heilig Avondmaal.208

 

3.9.2.4. Hoe wordt de maatregel getroffen?

- De kerkenraad draagt zorg voor een schriftelijke bevestiging van de tuchtmaatregel. Daarin worden de in de notulen vermelde gronden genoemd waarop het besluit berust en wordt de inhoud van de maatregel uiteengezet.
Tevens wordt aangegeven langs welke weg de maatregel kan worden opgeheven, terwijl alle gegevens voor het eventueel aantekenen van appèl worden verstrekt.209

 

3.9.3. De taak van de kerkenraad

- De kerkenraad bewaart over de toepassing van de kerkelijke vermaning of de stille censuur een volstrekt stilzwijgen naar buiten.
- De gecensureerde wordt verscheidene malen210 ambtelijk vermaand om de zonde(n) na te laten en zijn leedwezen over de bedreven zonde(n) uit te spreken voor de kerkenraad.
- Als na de afhouding van het Heilig Avondmaal niet spoedig verootmoediging plaats heeft, moeten opnieuw vermaningen volgen.211
- Indien de stille censuur is toegepast na het bedrijven van een openbare grove zonde, wordt het betrokken gemeentelid vermaand om de zonde na te laten en openbare schuldbelijdenis212 af te leggen.


208 H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 624. Zie ook paragraaf 3.9.1.
209 Zie paragraaf 3.5.1. tot en met 3.5.4.
210 De kerkorde laat het aantal vermaningen over aan de kerkenraad. De strekking van verscheidene vermaningen is dat de zondaar tot het uiterste wordt vermaand. Zie Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 331.
211 Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 331.
212 Zie hiervoor paragraaf 3.12.3. en 3.12.6.

|88|

 

3.9.4. Opheffing van de maatregel

- De kerkelijke vermaning of stille censuur eindigt bij geheime zonden en bij minder grove zonden zodra het betrokken gemeentelid schuldbelijdenis aflegt in de kerkenraad.213
- Als de stille censuur is toegepast na het begaan van een openbare grove zonde, wordt deze tuchtmaatregel opgeheven door het doen van openbare schuldbelijdenis.214
- De kerkenraad bevestigt schriftelijk de opheffing van de tuchtmaatregel aan betrokkene.
- Indien de kerkenraad aan een gemeentelid dat schuldbelijdenis wil doen van een grove, openbare zonde, vóór het werkelijk doen van schuldbelijdenis een proeftijd heeft opgelegd in verband met de vrees voor herhaling van de zonde, blijft de stille censuur gedurende deze periode gehandhaafd.215

 

3.9.5. Duur van de maatregel

- Uitsluitend bij minder grove zonden functioneert de tuchtmaatregel als uiterste middel en kan hij gelden voor onbepaalde tijd.216
- Als het betrokken gemeentelid hardnekkig weigert gehoor te geven aan de vermaningen van de kerkenraad, eindigt de stille censuur formeel bij de toepassing van de eerste trap van de afsnijding.


213 F.L. Rutgers, Verklaring van de Kerkenordening, IV, blz. 60. Vergelijk paragraaf 3.12.5.
214 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 384. Zie ook paragraaf 3.12.6.
215 K. de Gier, Toelichting, blz. 151. Zie ook paragraaf 3.12.1.
216 K. de Gier, Toelichting, blz. 149.