Hoofdstuk 1

De ambten van de kerk

II. De dienaren des Woords

Artikel
17

1. Indien een dienaar des Woords tenminste veertig jaar zijn ambt vervuld heeft dan wel de vijfenzestigjarige leeftijd bereikt heeft, of door ziekte of invaliditeit niet in staat is zijn taak te blijven verrichten, en wanneer hij of zijn kerkeraad een aanvraag tot emeritaat bij de classis indient, zal hij, overeenkomstig de door de generale synode vastgestelde bepalingen, door de classis met medewerking en goedvinden van de door de particuliere synode aangewezen deputaten emeritus worden verklaard en de eer en de naam van een dienaar behouden.
2. De classis kan, met medewerking en goedvinden van de door de particuliere synode aangewezen deputaten, aan de emeritaatsverlening van een dienaar des Woords een beperkende bepaling verbinden inzake het vervullen van tot dit ambt behorende werkzaamheden, indien hij, naar haar oordeel, de kerken niet met stichting zal kunnen dienen. Het opnemen van een dergelijke bepaling zal evenwel een meerderheid van twee derden der uitgebrachte stemmen behoeven.
3. De gemeente, waaraan de dienaar des Woords verbonden is, zal, overeenkomstig de door de generale synode vastgestelde bepalingen, in het onderhoud blijven voorzien en, na zijn overlijden, in dat van de door hem nagelaten weduwe en wezen.
4. Het in lid 3 bepaalde geldt eveneens voor het onderhoud van de weduwe en wezen van een dienaar des Woords, die voor het verkrijgen van zijn emeritaat is overleden.
5. Van het in lid 1 bepaalde, dat een dienaar des Woords minstens veertig jaar zijn ambt vervuld dan wel de vijfenzestigjarige leeftijd bereikt moet hebben, kan voor een missionaire dienaar des Woords worden afgeweken.