22. Adoptie

 

1. Casus

Annemarie en Kees willen dolgraag een kindje adopteren. Financieel kunnen ze dat echter niet trekken. De bijbelkring adviseert hen om contact met de plaatselijke diaconie op te nemen. Wellicht kunnen zij in de kosten bijdragen.

 

2. Achtergronden

2.1. Ontstaan en doel van adoptie

De adoptie in de westerse cultuur heeft haar wortels in het Romeinse recht liggen. In de geschiedenis van het Romeinse recht vormt de familie een eenheid waarbinnen de leden bescherming genieten. De familie staat onder het gezag van de pater familias. Door adoptie kunnen nieuwe leden in de familie worden opgenomen. Daardoor wordt de kracht van de groep vergroot, voortzetting van het geslacht verzekerd en de familie-cultus veilig gesteld. Kortom: het belang van de familie die adopteert staat centraal.

De Vroege Kerk opteert voor adoptie als vorm van liefdadigheid. Augustinus beveelt het aannemen van wezen aan.

In de Middeleeuwen heeft het adoptierecht in Frankrijk haar betekenis vrijwel verloren. Dat komt waarschijnlijk omdat in tegenstelling tot het Romeinse recht het familiebesef sterk door de erfelijkheid wordt bepaald. Onder Napoleon Bonaparte wordt een afgezwakt adoptierecht ingevoerd. Niet zozeer omdat er behoefte aan is, maar veel meer vanwege de belangstelling voor de Romeinse cultuur. Hierdoor wordt in ieder geval de adoptie voor de toekomst bewaard.

Uiteindelijk waait de adoptie over naar de Verenigde Staten. Daar wordt de adoptie opgenomen vanwege het belang om het kind te beschermen.

Met de Franse overheersing verdwijnt de adoptie uit Nederland. Dit heeft o.a. te maken met het feit dat de meeste juristen haar in strijd met ‘de landsaard’ achten. ‘Geen menselijke inrichting kan betrekking scheppen die niet op de natuur zijn gegrond’.

De Amsterdamse Armenraad stelt in 1923 een commissie in tot plaatsing van kinderen in pleeggezinnen. Het gaat om kinderen die afgestaan worden door ongehuwde moeders.

In 1946 verschijnt een proefschrift met als titel: ‘Adoptie als vraagstuk van kinderbescherming’, gebaseerd op de ervaringen bij de Amsterdamse Sociale Raad. In dat proefschrift wordt een voorstel tot wettelijke regeling gedaan. De noodzaak tot adoptie doet zich inmiddels ook steeds meer voor. Door de Tweede wereldoorlog zijn veel kinderen wees geworden. Daarnaast is er in de periode na de oorlog een hausse aan buiten huwelijk geboren kinderen. Juist pleegouders die deze kinderen opvangen dringen aan op bescherming van hun rechtspositie. Zij zijn er immers nooit zeker van of zij deze kinderen kunnen houden.

Het adoptierecht wordt in Nederland uiteindelijk in 1956 ingevoerd. Adoptie wordt ingevoerd als een nieuwe maatregel van kinderbescherming. Het belang van het kind staat centraal en niet zozeer de bescherming van de oorspronkelijke familie. Volgens de memorie van toelichting moet met name gelet worden op ‘het kennelijk belang van het kind’. Dat belang dient in de adoptie centraal te staan. De adoptie heeft tot gevolg dat het adoptiekind dezelfde rechtspositie krijgt als ware het kind in dat gezin geboren.

Door de invoering van de stiefouderadoptie in 1979 (inmiddels vervangen door éénouderadoptie) wordt de adoptie ook een mogelijkheid om een afstammingsrelatie met het kind te krijgen. De nieuw gehuwde partner van de ouder, wordt dan ook ouder van het kind. Bij beantwoording van de vraag óf de adoptie kan worden toegestaan blijft het kinderbeschermingsbelang wel een rol spelen.

Nadat in de zeventiger jaren (van de twintigste eeuw) de interlandelijke adoptie ruimbaan krijgt, worden in de negentiger jaren steeds meer vragen gesteld bij de wenselijkheid en noodzakelijkheid van interlandelijke adoptie. In materieel opzicht gaat het de geadopteerde kinderen in Nederland (in vergelijking met hun moederland) beter. Op langere termijn en structureel lijkt het niet altijd een goede oplossing. De kritiek op de adoptie heeft meerdere oorzaken. Te denken valt aan:
- de berichtgeving over illegale praktijken in andere landen
- de vraag of financiële hulp geven aan de ontwikkelingslanden zelf niet beter is in plaats van de kinderen naar het westen te halen
- het feit dat er landen zijn die niet meer toestaan dat hun kinderen naar het westen worden overgebracht
- het aantal mislukte plaatsingen.

 

2.2. Huidige stand van zaken

Adoptie van Nederlandse kinderen is sinds 1956 mogelijk. In 1970 worden nog 1052 Nederlandse kinderen geadopteerd. Sinds de jaren negentig ligt dat getal onder de 100. Met name de laatste jaren ligt het aantal rond 30 à 40 kinderen per jaar. De kans om een Nederlands kind te adopteren is dus erg klein. Dit heeft met verschillende ontwikkelingen te maken. Te denken is aan de toename van voorbehoedsmiddelen, mogelijkheden van abortus en het breed geaccepteerd zijn van ongehuwd moederschap.

Vanaf eind jaren zestig vindt adoptie door Nederlandse ouders, van buitenlandse kinderen plaats. In een televisie-uitzending in 1967 roept de schrijver Jan de Hartog, die zelf twee kinderen adopteerde, op tot hulp aan de vele duizenden vondelingen en weeskinderen, slachtoffertjes van oorlogen in Azië. In de jaren die volgen wordt het eerste Nederlandse bemiddelingsbureau opgericht. Dit zorgt er voor dat de eerste Koreaanse kinderen in ons land arriveren. In 1970 wordt het aantal van 167 buitenlandse geadopteerde kinderen gehaald. In 1985 ligt het aantal op 1122.

In de periode 1992 tot 1995 worden er jaarlijks tussen de 1532 en 1580 verzoeken ter verkrijging van een beginseltoestemming ingediend. In de jaren 1996 tot 1998 stijgt dit aantal tot bijna 2000. In 1999 stijgt dit aantal opnieuw sterk tot 2587.

Het aantal verleende beginseltoestemmingen varieert van 1992 tot 1998 tussen de 804 en 1218. In 1999 stijgt dit aantal tot 1384.

Het aantal kinderen dat jaarlijks opgenomen wordt varieert sterk. Vanaf 1993 treedt er, na jaren van daling, een stijging op tot 704 in 1996. Na een lichte daling in 1997 stijgt vanaf 1998 het aantal opgenomen buitenlandse kinderen verder en komt daarmee in 1999 op 993 uit.

 

3. Adoptie (art. 1:229 BW)

Adoptie is een ingrijpende maatregel. Door adoptie komt het kind in familierechterlijke betrekkingen te staan tot de adoptiefouder(s) en hun bloedverwanten. De oorspronkelijke familierechterlijke banden houden op te bestaan. Tussen kind en adoptief ouder ontstaat ouderlijk gezag. Als de adoptiefouder Nederlander is krijgt het kind Nederlanderschap (als het kind uit een verdragsland komt).

 

4. (Wets)wijzigingen na 1956

Vanaf de invoering van de adoptie in 1956 vinden de meest ingrijpende (wets)wijzigingen in 1979, 1998 en 2001 plaats.

 

4.1. Stiefouderadoptie en éénouderadoptie (1)

In 1979 wordt de mogelijkheid tot stiefouderadoptie ingevoerd. De nieuwe huwelijkspartner van de ouder (gescheiden of weduwe) met kind, ook wel stiefouder genoemd, kan door middel van adoptie eveneens een familierechterlijke relatie met het kind krijgen.

De wet van 24 december 1997 (Stb. 772), die op 1 april 1998 in werking treedt zorgt er voor dat de stiefouderadoptie weer verdwijnt. Daarvoor in de plaats én voor andere situaties wordt de éénouderadoptie ingevoerd. Onder één persoon kan verstaan worden:
- een alleenstaande
- een persoon die samenleeft met iemand van hetzelfde geslacht die de ouder van het kind is
- een persoon die samenleeft met iemand van het andere geslacht die de ouder van het kind is.

Voor ‘tweeouderadoptie’ vervalt bij dezelfde wet het huwelijksvereiste. Tot 1998 moeten partners van verschillend geslacht die een kind willen adopteren gehuwd zijn. Vanaf 1998 kunnen twee personen van verschillend geslacht, al dan niet gehuwd, een kind adopteren. Het verzoek door twee personen samen kan gedaan worden als de verzoekers tenminste drie aaneengesloten jaren (voorheen was dat vijf) onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met elkaar hebben samengeleefd. Met het vereiste van drie jaren probeert de wetgever van een stabiele gezinssituatie verzekerd te zijn. Een kind van twaalf jaar en ouder (eerder vijftien jaar en ouder) kan zich tegen de adoptie uitspreken. Als dit gebeurt is de adoptie van dat kind van tafel. Voor buitenlandse kinderen blijft het vereiste van een huwelijk overeind staand. De beginseltoestemming om een buitenlands kind op te nemen wordt in geval van adoptie door twee personen uitsluitend aan echtparen verstrekt.

 

4.2. Haags Adoptieverdrag én interlandelijke adoptie (2)

Een tweede serie belangrijke wijzigingen heeft te maken met het op 1 oktober 1998 voor Nederland in werking getreden Haags Adoptieverdrag. Op dat moment treedt ook een vernieuwde wet voor de opname van buitenlandse pleegkinderen in werking, namelijk de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (WOBKA). Deze wet leidt ook weer tot nieuwe richtlijnen. De WOBKA komt in de plaats van de Wet opneming buitenlandse pleegkinderen (WOBP).

4.2.1. Betekenis verdrag

Vanaf 1 oktober 1998 staat de gehele procedure ten aanzien van interlandelijke adoptie in het kader van het Haags Adoptieverdrag. Dit zelfde geldt voor de taken en bevoegdheden van instellingen en instanties die bij de interlandelijke adoptie betrokken zijn. Het Haags Adoptieverdrag, ‘Verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie’, wordt in 1993 in overleg tussen 66 landen gesloten. Dit verdrag beoogt de belangen van buitenlandse adoptiekinderen te waarborgen. Het legt criteria vast, waaraan bij elke adoptie moet zijn voldaan en het voorziet in een procedure die bij de totstandkoming van een interlandelijke adoptie moet worden gevolgd. Het verdrag heeft als doel de bemiddeling door twijfelachtige personen of organisaties, kinderhandel en winstbejag te voorkomen. Als de verdragsprocedure in acht wordt genomen heeft dat tot gevolg dat een in een verdragsland uitgesproken adoptie in alle andere verdragslanden erkend wordt. Zowel het ‘herkomstland’, als ‘ontvangstland’ van het adoptiekind zetten zich in voor de adoptie. De autoriteit van het land van herkomst van het kind ziet er op toe, dat een kind alleen dán voor adoptie in een ander land in aanmerking komt als er vastgesteld is dat er in eigen land geen goede oplossing voor het kind gevonden kan worden. De autoriteit van het ontvangstland stelt vast of de aspirant-adoptiefouders voor interlandelijke adoptie in aanmerking komen en daarvoor geschikt zijn. De taken van de autoriteiten van de landen kunnen overgeheveld worden naar vergunninghoudende instellingen. Deze instellingen moeten aan bepaalde eisen voldoen.

4.2.2. Minister van Justitie en vergunninghouders

Voor Nederland is de minister van Justitie als Centrale Autoriteit aangewezen. De taken worden uitgevoerd door de Directie Preventie Jeugd en Sanctiebeleid van het ministerie van Justitie. Een aantal taken is ook in Nederland overgeheveld naar instellingen die daartoe vergunning is verleend. Het betreft activiteiten die betrekking hebben op de bemiddeling bij opneming van een buitenlands kind ter adoptie. In Nederland zijn verschillende vergunninghouders werkzaam. Eén van de vergunninghouders is de Stichting Wereldkinderen.
Het verdrag verplicht vergunninghouders zoveel als mogelijk gegevens met betrekking tot de afkomst en de achtergrond van het adoptiekind te verzamelen.

Op grond van het verdrag is het mogelijk dat één persoon (gehuwd, of ongehuwd) een buitenlands kind adopteert. Het land van herkomst van het kind moet die adoptievorm dan wel aanvaarden. Vanaf de inwerkingtreding van het verdrag voor Nederland is bemiddeling door een vergunninghouder verplicht. Dit betekent dat het zelf contact leggen met personen of instanties in het buitenland in de verdragslanden niet meer mogelijk is. Als de adoptie-uitspraak in het land van herkomst gebeurt op de manier zoals in het verdrag voorgeschreven wordt, is een uitspraak van de Nederlandse rechter niet meer nodig.

De Inspectie Jeugdhulpverlening en Jeugdbescherming houdt toezicht op de bemiddelende organisaties.

 

4.3. Twee personen van hetzelfde geslacht (3)

Een derde serie belangrijke wijzigingen vindt plaats per wet van 21 december 2000 (tot wijziging van het Burgerlijk wetboek). Deze wet treedt per 1 april 2001 in werking. Het betreft de mogelijkheid tot adoptie door personen van hetzelfde geslacht. De kamerdebatten betreffende het ontwerp vangen in september 2000 aan. Daaraan voorafgaand hebben de kamerleden al schriftelijk kunnen reageren. De staatssecretaris reageert daar schriftelijk op. Om een indruk te krijgen van de standpunten van de christelijke partijen worden hier enkele gedeelten uit hun mondelinge betogen naar voren gebracht. Dit zal gebeuren in de spreekvolgorde zoals deze in september 2000 heeft plaatsgevonden.

4.3.1. Bijdrage christelijke fracties

Voor de RPF/GPV (inmiddels ChristenUnie) treedt de heer Schutte als woordvoerder op. Hij spreekt zich tegen het wetsvoorstel uit. Hij doet dit op grond van verschillende overwegingen. Hij stelt onder andere dat
- in het belang van een kwetsbare groep kinderen de grootste zorgvuldigheid betracht moet worden. Dit betekent voor hem o.a. dat de conclusie van prof. Hoksbergen (adoptiedeskundige bij uitstek) serieus genomen moet worden. Hoksbergen concludeert dat adoptie in het belang van het kind beperkt moet blijven tot gezinnen met een vader en een moeder;
- het kabinet de indruk wekt dat het meer gaat om het wegnemen van het laatste verschil dat bestaat tussen een huwelijk van man en vrouw én een relatie van twee mannen of twee vrouwen dan het betrachten van de grootste zorgvuldigheid m.b.t. het belang van een kwetsbare groep kinderen;
- het normerende effect van dit wetsontwerp te ver gaat. Het normerende effect van dit wetsontwerp richting de samenleving is namelijk dat het niet uitmaakt of je als kind opgroeit binnen een echtelijke relatie van man en vrouw of bij twee mannen en twee vrouwen. Dat de wetgever dit beeld gaat oproepen vindt Schutte te ver gaan;
- het huwelijk van zijn wezenlijke betekenis ontdaan wordt (deze overweging heeft ook betrekking op het afwijzen van het wetsvoorstel dat het huwelijk openbreekt voor paren van gelijk geslacht). Daarmee is, aldus Schutte, één van de grondslagen van de samenleving in het geding, zoals deze bij de schepping van de mens is gelegd en sedertdien is gehandhaafd en bevestigd.

Namens het CDA spreekt mevrouw Ross-van Dorp. Uit haar bijdrage een gedeelte van haar conclusie:
‘ de meest optimale situatie voor de rechtspositie van het kind is die waarin het kind wordt opgevoed door de biologische ouders. Die bedoeling ligt besloten in de schepping en de menselijke natuur. In sommige gevallen is dat niet mogelijk. Ook wanneer het kind duurzaam wordt verzorgd en opgevoed door twee personen van hetzelfde geslacht, dient die relatie tussen het kind en deze sociale ouders te worden beschermd. De wetgeving is in 1998 aangepast in die zin, dat gezamenlijk gezag ook buiten het huwelijk – en dus ook door paren van gelijk geslacht – kan worden uitgeoefend. De juridische gevolgen die in het familierecht worden verbonden aan het juridische ouderschap komen door dit gezamenlijk gezag ook toe aan hen die een effectief gezinsleven met een kind hebben. Het is hiervoor niet noodzakelijk de adoptiewetgeving te veranderen. Wel kan op een aantal wezenlijke punten het gezamenlijk gezag worden verbeterd. De biologische band met een ouder verbreken kan in de ogen van het CDA alleen wanneer een relatie tussen het kind en die ouder ondenkbaar is en/of het belang van het kind zou schaden. Adoptie blijft een uiterste maatregel van kinderbescherming. Het wetsvoorstel werkt echter in de hand dat spermadonoren van rechtswege het ouderschap ontzegd zal worden. Immers, zij behoeven bij adoptie niet te worden opgeroepen. Kunstmatige inseminatie wordt zo een manier om kinderen voor adoptie te verwekken en dit wijst de CDA-fractie af’.

De SGP, bij monde van de heer Van der Staaij, brengt naar voren dat met dit wetsvoorstel het gezinsleven in het geding is. Enkele door hem naar voren gebrachte overwegingen luiden als volgt:
- de ontwikkelingen in de rechtspraak wijzen niet in de richting van het wetsvoorstel;
- een adoptie door personen van hetzelfde geslacht hoeft in het buitenland niet op erkenning te rekenen;
- tot voor kort was het uitgangspunt dat ook in het adoptierecht zo nauw mogelijk moet worden aangesloten bij de situatie van het biologisch ouderschap, waarbij het kind een vader en een moeder heeft. Waarom is dat nu opeens veranderd?;
- het feit dat in de natuur de kinderzegen verbonden is aan een verbintenis tussen man en een vrouw is het uitdrukkelijk oogmerk van de Schepper. Het voortbrengen van nageslacht is exclusief gekoppeld aan het samenleven van man en vrouw;
- adoptie is een bijzondere maatregel, een ingrijpende afwijking van de normale praktijk dat een kind bij de biologische ouders opgroeit. Het is een ingrijpende stap als een kind word losgemaakt van de natuurlijke vader en/of moeder. Dat is alleen aanvaardbaar als duidelijk is dat de biologische ouders niet meer voor het kind kunnen zorgen. Met adoptie moet uitdrukkelijk ook het belang van het kind voorop staan, en niet de kinderwens van de adoptief ouders. Het belang van het kind is als regel het meest gediend als het kan opgroeien in een situatie die aansluit op de normale, natuurlijke opvoedingsomgeving, dat wil zeggen in een gezin met een vader en een moeder. Naast het feit dat een groot deel van de geadopteerden te maken heeft met identiteitsproblemen mag je ze niet opnieuw in een tweede uitzonderingspositie plaatsen;
- in dit wetsvoorstel lijken meer de belangen van gelijkberechtiging van paren van gelijk geslacht een rol gespeeld te hebben dan de belangen van het kind. Voor kinderen die door twee mensen van hetzelfde geslacht geadopteerd worden is er sprake van een fundamentele ongelijkheid met kinderen die in overeenstemming met de natuurlijke situatie een vader en een moeder hebben;
- de mogelijkheid van deze vorm van adoptie zal ook aangegrepen worden voor gevallen waarin nakomelingschap is gezocht door welbewuste tussenkomst van een derde met aanwending van kunstmatige voortplantingstechnieken.

4.3.2. Kinderen in Nederland

Door de inwerkingtreding van de wet van 21 december 2000 per 1 april 2001 is het mogelijk dat twee personen van hetzelfde geslacht een kind adopteren. De nieuwe wet geldt alleen voor kinderen in Nederland. Voor kinderen uit het buitenland blijft gelden dat de aspirant-ouders van verschillend geslacht én getrouwd moeten zijn. Eenpersoonsadoptie van buitenlandse kinderen is wel mogelijk, mits het land van herkomst deze adoptievorm erkent.

4.3.3. Niets meer te verwachten

Een nieuwe voorwaarde die gaat gelden voor alle adopties is dat het kind alleen geadopteerd kan worden als het niets meer te verwachten heeft van zijn oorspronkelijke ouder(s). De toetsing daarvan vindt plaats door de rechter. De rechter baseert zich op de verwachting of de ouder nog inhoud kan geven aan het ouderschap. Onder ouderschap wordt verstaan het dragen van verantwoordelijkheid voor het kind, onder meer ten aanzien van de verzorging en opvoeding. De rechter heeft aangegeven dat het kunnen dragen van deze verantwoordelijkheid afwezig kan zijn, terwijl er tegelijkertijd tussen de ouder en het kind wel een omgangsregeling bestaat.

4.3.4. Problemen

Aangezien Nederland het enige land ter wereld is waar adoptie kan plaatsvinden door partners van gelijk geslacht is het niet ondenkbaar dat deze vorm van adoptie bij verblijf in het buitenland problemen geeft. Met name zal dat het geval zijn als het land van verblijf de adoptie niet erkent. Complicaties kunnen bijvoorbeeld verwacht worden bij overlijden en dan met name voor wat betreft de erfrechtelijke gevolgen. Het ministerie raadt desbetreffenden aan om voor deze situaties deskundig juridisch advies in te winnen. Hetzij in Nederland, hetzij in het land waar men verblijft.

 

5. Adoptie-procedure van Nederlands kind

De wens tot adoptie van een Nederlands kind wordt vaak als eerste bekend gemaakt bij de Raad voor de kinderbescherming. De Raad voor de kinderbescherming heeft sinds kort geen aparte lijsten meer voor adoptie van een Nederlands kind. De verzoeker wordt doorverwezen naar de procedure die ook geldt voor de interlandelijke adoptie (zie verderop). De verzoeker komt dus eveneens terecht bij het ministerie van Justitie en volgt in eerste instantie dezelfde procedure als zij die in aanmerking willen komen voor adoptie van een buitenlands kind.

De Raad zal op een bepaald moment in de procedure een aanvullend contact hebben met de aspirant-adoptiefouder(s). Dit contact gaat ‘over de vraag hoe zij na een eventuele plaatsing van een kind denken te zullen omgaan met het desgevraagd informeren van de afstandsouder(s) over de ontwikkeling van het kind én vragen van het kind over zijn herkomst. De Raad acht de bereidheid van aspirant-adoptiefouder(s) tot het geven van de gevraagde informatie van wezenlijk belang. De aspirant-adoptiefouder(s) wordt gewezen op de mogelijkheid van wederzijds contact tussen afstandsouder(s) en kind’.

Als de adoptiefouder(s) geschikt is (zijn) kan er door de Raad, of een voogdij-instelling een kind ter adoptie geplaatst worden.

 

5.1. Algemene voorwaarde (art. 1: 227 lid 3 BW)

Het verzoek kan alleen worden toegewezen als de adoptie in het kennelijk belang van het kind is. Ook al worden de juridische banden verbroken, de feitelijke banden met de biologische ouder(s) behoeven niet te worden beëindigd. Een adoptie kan worden uitgesproken terwijl er een feitelijk contact tussen moeder en kind bestaat én wordt voortgezet (met goedvinden van de adoptiefouders).

Op het tijdstip van het verzoek tot adoptie moet vaststaan dat het kind niets meer van zijn ouder(s) in de hoedanigheid van ouder(s) te verwachten heeft. Voor de toekomst moet dit op dat moment redelijkerwijs te voorzien zijn. Sinds
de wet van december 2000 is het ‘in het kennelijk belang van het kind’ alleen niet meer voldoende.

 

5.2. Bijzondere voorwaarden (art. 1: 228 BW)

De bijzondere voorwaarden zijn:
- het kind van 12 jaar of ouder heeft geen bezwaar tegen het adoptieverzoek;
- het kind is op de dag van het verzoek minderjarig;
- de adoptant heeft ingeval van eenpersoonsadoptie het kind gedurende ten minste drie aaneengesloten jaren verzorgd en opgevoed. Deze termijn dient in elk geval te zijn voltooid op het moment waarop de adoptie wordt uitgesproken;
- de adoptanten hebben in geval van tweepersoonsadoptie het kind gedurende ten minste een jaar verzorgd en opgevoed. Deze termijn dient eveneens te zijn voltooid op het moment waarop de adoptie wordt uitgesproken. Het verzoek kan slechts gedaan worden als de adoptanten in ieder geval drie aaneengesloten jaren met elkaar hebben samengeleefd. De gezinssituatie om te adopteren moet dus wel stabiel zijn. Het kind hoeft niet al een jaar verzorgd en opgevoed te zijn als het kind wordt geboren uit de relatie van de moeder met een levensgezel van gelijk geslacht;
- geen van de ouders van het kind spreekt het verzoek tegen.
De rechter kan deze tegenspraak naast zich neerleggen als:
· het kind en de ouder niet of nauwelijks in gezinsverband hebben samengeleefd of
· de ouder het gezag over het kind heeft misbruikt of
· de ouder de verzorging en opvoeding van het kind op grove wijze heeft verwaarloosd of
· de ouder veroordeeld is voor bepaalde delicten;
- de ouder(s) heeft (hebben) niet langer het gezag over het kind;
- de adoptant moet of beide adoptanten moeten tenminste achttien jaren ouder dan het kind zijn. Er is geen maximumleeftijd meer. Wel kunnen er in het kader van plaatsingsbeleid zoals ook bij het plaatsen van een buitenlands pleegkind gebeurt, leeftijdscriteria gesteld worden;
- de eventuele minderjarige moeder van het kind moet op de dag van het verzoek de leeftijd van 16 jaren hebben bereikt. Dit staat o.a. in verband met het feit dat een minderjarige moeder aan de kinderrechter om vervroegde meerderjarigheid kan vragen. Dit zal zij doen als zij zelf haar kindje wil verzorgen en opvoeden. In de wet wordt niets vermeld betreffende de minderjarige vader. Als de vader so wie so een positie wil hebben ten opzichte van het door hem verwekte kind zal hij 16 jaar moeten zijn. Vanaf die leeftijd kan hij namelijk een kind erkennen.
Een adoptieverzoek van grootouders wordt afgewezen.

 

6. Interlandelijke adoptie (kind uit verdragsland)

De wetgeving die bij interlandelijke adoptie van belang is betreft het eerder genoemde Haags Adoptieverdrag, de WOBKA, de besluiten op grond van de WOBKA vervaardigd én de richtlijnen opneming buitenlandse kinderen ter adoptie 2000.

 

Bij interlandelijke adoptie is zowel éénouderadoptie als adoptie door gehuwde paren mogelijk. In de WOBKA is inmiddels uitdrukkelijk vermeld dat ingeval van adoptie door gehuwde paren alleen gehuwde paren van verschillend geslacht voor deze adoptie in aanmerking komen. Dit dus in tegenstelling tot de Nederlandse adoptie. De éénouderadoptie kan wel gebruikt worden om het huwelijksvereiste van verschillend geslacht te ontduiken. Een persoon die gehuwd is met iemand van hetzelfde geslacht of samenwoont met iemand van hetzelfde geslacht kan als individu, middels éénouderadoptie immers een adoptiekind aanvragen. Tijdens de plenaire behandeling van de wetsvoorstellen openstelling huwelijk (26672) en adoptie door personen van hetzelfde geslacht (26673) stelde het Tweede Kamerlid Van der Staaij (SGP) hierover een vraag. De staatssecretaris Cohen heeft hier uitvoerig op gereageerd. Van der Staaij vroeg zich af of ter voorkoming van een interlandelijke adoptie door een Nederlands echtpaar van gelijk geslacht het voldoende is dat in de WOBKA vermeld wordt dat onder echtgenoten verstaan moet worden echtgenoten van verschillend geslacht. De Staatssecretaris antwoordde dat het Haags Adoptieverdrag van 1993 mede betrekking heeft op éénouderadoptie. Het verdrag, aldus Cohen, sluit niet uit, en kan ook niet uitsluiten dat een éénouderadoptie wordt gevolgd door een tweede éénouderadoptie van hetzelfde kind, welke tweede adoptie dan geen interlandelijke adoptie, maar een interne, dus Nederlandse adoptie is. De staatssecretaris vermeldde dat dit zelfs bij de voorbereiding van het verdrag onder ogen is gezien. De kans dat in geval van éénouderadoptie de partner van de ouder van gelijk geslacht is, is bij interlandelijke adoptie niet groot. Dit heeft te maken met het feit dat het gezinsonderzoek dat aan het verlenen van de beginseltoestemming vooraf gaat (zie later) de partner mede bij het gezinsonderzoek betrekt. Als de minister van Justitie wel een beginseltoestemming afgeeft, dan zal de Centrale Autoriteit van het land waar het adoptiekind vandaan komt op grond van het lezen van dit gezinsonderzoek zijn toestemming aan deze vorm van adoptie kunnen onthouden. De kans dat een verzoek om een éénouderadoptie gehonoreerd wordt moet, aldus de staatssecretaris, gering worden geacht. Die kans is echter niet uitgesloten. Alhoewel de staatssecretaris de mogelijkheid niet uitsluit laat het Bureau V(oorlichting)I(nterlandelijke)A(doptie) zich in haar voorlichtingsmateriaal veel absoluter uit. Uit dit materiaal is af te leiden dat een individuele aanvrager met een partner van gelijk geslacht op dit moment nog geen enkele mogelijkheid tot adoptie heeft voorzover het om landen gaat waarvoor de vergunninghouders bemiddelen. De meeste landen van herkomst geven so wie so de voorkeur aan echtparen. Het land van herkomst kan eisen dat een kindje uit hun land alleen door een echtpaar wordt geadopteerd. De vergunninghouders in Nederland weten welk land van welke verdragsstaat welke vereisten stelt. Als er sprake is van éénouderadoptie, terwijl er feitelijk van een gehuwd paar sprake is, moet de huwelijkspartner wel toestemming geven door het verzoek mede te ondertekenen. De huwelijkspartner wordt mede betrokken bij het gezinsonderzoek en er vindt ook een antecedentenonderzoek plaats. Ook de leeftijd van de partner telt mee. Als in geval van samenwoning, gebruik gemaakt wordt van de éénouderadoptie behoeft de samenwonende partner het verzoek niet mede te ondertekenen. De partner wordt echter wel betrokken bij het gezinsonderzoek en het antecedentenonderzoek. Ook speelt de leeftijd van de partner een rol.
De WOBKA stelt voor plaatsing van een kind ter adoptie de leeftijdsgrens van zes jaar.

 

7. De adoptieprocedure adoptiekind Verdragsland

7.1. Beginseltoestemming

1. De verzoeker meldt zich aan bij het ministerie van Justitie: Directie Preventie, Jeugd en Sanctiebeleid. Dit gebeurt om een beginseltoestemming te kunnen verkrijgen. De beginseltoestemming wordt afgegeven door de minister van Justitie. De inschrijving vindt plaats middels een aanmeldingsformulier.
2. Bij de inschrijving mag de aspirant-adoptieouder niet ouder zijn dan 41 jaar. In bijzondere gevallen kan, onder bepaalde voorwaarden, een uitzondering worden gemaakt, voor mensen van 42, 43 en 44 jaar. Deze en andere uitzonderingssituaties zijn terug te vinden in de Richtlijnen opneming buitenlandse kinderen ter adoptie 2000. Het moet ook niet te verwachten zijn dat op het mogelijke tijdstip van opneming het leeftijdsverschil tussen de adoptiefouder meer dan veertig jaar bedraagt. Landen zelf kunnen nog aanvullende voorwaarden stellen. In principe betreft het verzoek één kind. Toestemming kan onder andere verleend worden voor broer(s) en/of zuster(s). Als de verzoeker bij aanvang al meerdere kinderen uit één gezin op het oog heeft dient dit van aanvang al direct te worden aangegeven. Het is ook mogelijk aan te geven dat de verzoeker bereid is een kind met een medisch probleem op te nemen. De opneming van een buitenlands kind dat op het tijdstip van binnenkomst in Nederland de leeftijd van zes jaar of ouder zal hebben bereikt, kan alleen onder bepaalde omstandigheden worden toegestaan.
3. De verzoeker krijgt een BKA-nummer. Dit staat voor buitenlands kind ter adoptienummer. Als de verzoeker aan de beurt is (ongeveer anderhalf jaar na aanmelding) krijgt deze een oproep voor deelname aan de algemene voorlichting
4. Het Bureau V(oorlichting)I(nterlandelijke)A(doptie) verzorgt de algemene voorlichting. Het betreft een stichting . In het bestuur van deze stichting zitten deskundigen op het terrein van kinder- en jeugdpsychiatrie, vertegenwoordigers van organisaties die met interlandelijke adoptie te maken hebben en vertegenwoordigers van de Raad voor de kinderbescherming. Een ambtenaar van de Directie Preventie Jeugd en Sanctiebeleid, Stafbureau juridische zaken, sectie buitenlandse pleegkinderen van het ministerie van Justitie neemt als waarnemer aan de activiteiten van de stichting deel. De voorlichting wordt in zes voorlichtingsbijeenkomsten gegeven. De verzoeker moet hier (indien van toepassing met partner) verplicht komen.
Een deel van de aspirant-adoptiefouders ziet na de voorlichting van adoptie af.
5. De Raad voor de kinderbescherming moet toestemming krijgen om een uittreksel uit het justitieel documentatieregister op te vragen. Dit geldt indien van toepassing ook de partner.
6. Zowel de verzoeker als indien van toepassing de partner moet een medische keuring ondergaan. Tijdens het gezinsonderzoek van de Raad moet de gezondheidsverklaring aan de maatschappelijk werker worden overgedragen. Het uitgangspunt is dat de verzoeker lichamelijk en geestelijk in staat moet zijn om het toekomstige adoptiekind op te voeden. Als er bijvoorbeeld sprake is van een levensbedreigende ziekte zal deze gezondheidsverklaring niet gegeven worden en zal er geen beginseltoestemming afgegeven worden.
7. De verzoeker moet een verklaring afgeven waarin vermeld staat dat hij bereid is om de gangbare preventieve en curatieve behandelingen te geven die van levensbelang zijn voor het kind. Hierbij kan gedacht worden aan vaccinaties bij ernstige ziektedreiging bloedtransfusies en dergelijke. Hier kunnen in bepaalde situaties pastorale vragen liggen. Er is geen ruimte voor erkenning van godsdienstige of andere bezwaren.
8. De verzoeker moet garant staan voor alle kosten die de verzorging van het kind met zich meebrengt
9. Een maatschappelijk werker van de Raad voor de kinderbescherming start ongeveer een kwartaal na de afronding van de voorlichtingsbijeenkomsten een gezinsonderzoek. Uitgangspunt van het onderzoek is: “je bent geschikt, tenzij …. “
10. De maatschappelijk werker maakt een verslag (gezinsrapport) van de gesprekken en stuurt dit naar het ministerie van Justitie. De Raad geeft in het rapport een advies m.b.t. het adoptieverzoek.
11. De minister van Justitie beslist over de beginseltoestemming. Deze toestemming is drie jaar geldig en kan op verzoek met maximaal drie jaar verlengd worden. Tegen een negatieve beslissing kan binnen 6 weken na de uitspraak een bezwaarschrift ingediend worden. De verzoeker kan zich laten bijstaan door een vertrouwenspersoon of advocaat. De minister zal na ontvangst van het advies van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming een hernieuwde beslissing nemen. Als het verzoek definitief is, kan de verzoeker zich nog tot de bestuursrechter wenden, op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

 

7.2. Bemiddelingsfase

12. De verzoeker kan zich na afgifte van een beginseltoestemming inschrijven bij een vergunninghouder. De vergunninghouder kan dan aan de slag gaan. De vergunninghouder is een bemiddelingsorganisatie waarvan er verschillende in Nederland zijn.
13. Bij inschrijving moet de verzoeker voor het lidmaatschap betalen.
14. De vergunninghoudende instantie ontvangt van het ministerie het gezinsrapport van de Raad voor de kinderbescherming. Het bureau stuurt de verzoeker een matchingsformulier toe. Dit is een formulier voor het zoeken van een geschikte kind-oudercombinatie. Op het bureau vindt een persoonlijk gesprek plaats aan de hand van dit formulier en het gezinsonderzoek van de Raad voor kinderbescherming. Uiteindelijk zal dit leiden tot een overeenkomst van opdracht. Vanaf dat moment (meestal) ook gedeelte betaling) is de verzoeker definitief op de wachtlijst geplaatst. Het gezinsrapport wordt in het land van herkomst gebruikt bij de beoordeling, of en zo ja welk kind bij de verzoeker geplaatst wordt.
15. Als de Centrale Autoriteit van het land van herkomst beslist dat een bepaald kind geadopteerd kan worden, vindt er als eerste contact plaats met de vergunninghoudende instantie. De vergunninghouder bemiddelt tussen het land van herkomst en de verzoeker en zorgt voor een goed verloop van de afhandeling van het verzoek en de komst van het kind.
16. De meeste landen eisen dat de verzoeker het kind zelf komt ophalen .
17. De adoptie-uitspraak kan in het land van herkomst plaatsvinden. Als het om een verdragsstaat gaat waar het verdrag ook in werking is getreden wordt de adoptieprocedure die in dat land gevolgd is door Nederland erkend. Als het goed is krijgen de adoptiefouders van de Centrale Autoriteit in het land waar de adoptie heeft plaatsgevonden een zgn. ‘declaration of Conformity’. Dit document is het bewijsstuk dat er sprake is van een Verdragsadoptie. Met dit document kunnen de adoptiefouders bij de Nederlandse vertegenwoordiging in het land waar het kind is geadopteerd een Nederlands paspoort voor het kind krijgen. Dat betekent dan dat het kind direct de Nederlandse nationaliteit krijgt. In Nederland moet het kind alleen nog aangemeld worden bij de afdeling Bevolking van de woonplaats van de adoptiefouder. Dit moet binnen 5 dagen na aankomst gebeuren. Als er geen adoptie-uitspraak in het land van herkomst gedaan is of het niet om een verdragsland gaat moet het kind binnen acht dagen aangemeld worden bij de plaatselijke politie voor een vergunning tot verblijf.
18. Veel verdragslanden vragen gedurende een bepaalde periode een rapportage over de gang van zaken met betrekking tot het kind.

 

8. De adoptie betreffende kind uit een niet-verdragsland

Als adoptiefouders hun verhalen vertellen zullen daar qua juridische aspecten nogal verschillen in zitten. Er zijn adoptiefouders die zullen beweren dat ze geen gebruik gemaakt hebben van een vergunninghoudende instantie en dat de adoptie toch gelukt is. Als er na de inwerkingtreding van het Verdrag door Nederlandse ouders geadopteerd wordt vanuit een verdragsstaat is dit echter niet meer mogelijk. Juist door het optreden van zogenaamde ‘zelfdoeners’ hebben bepaalde landen hun grenzen voor adoptie gesloten. Het Verdrag wil juist bevorderen dat de landen van zorgvuldige procedures gebruik maken. Een adoptie uit een niet-verdragsland kan nog wel door mensen zelf geregeld worden. Ze maken dan gebruik van eigen contacten. Meerdere procedureregels die eerder zijn beschreven zijn voor die situaties anders. De beginseltoestemming is altijd verplicht. Opneming van een buitenlands adoptiekind zonder beginseltoestemming is strafbaar. Als er sprake is van een kind dat tijdens een verblijf in het buitenland in het gezin opgenomen is en er dus geen beginseltoestemming is, kan er een beroep gedaan worden op de artikelen 11 tot en met 14 van de WOBKA. Er moet dan echter wel aan een paar andere vereisten voldaan worden. So wie so moet er een visum voor het kind zijn. Als het kind nog geen jaar verzorgd is wordt er in Nederland een raadsonderzoek verricht. Als dit positief is kan er een beginseltoestemming achteraf gegeven worden.

In voorlichting van het ministerie van Justitie wordt vermeld dat een zogenaamde zelfdoener in die landen kan adopteren waar geen van de vergunninghouders werkzaam is, of contacten onderhoudt en het niet om een verdragsland gaat. ‘Als er echter over een “eigen” contact beschikt wordt, moet dat ook weer wel aan een aantal voorwaarden voldoen. Zo moet het contact eerst goedgekeurd worden. Voordat het goedgekeurd wordt moet een onderzoek naar de zuiverheid en zorgvuldigheid van handelen naar dat contact worden ingesteld. Dat wil zeggen, dat het contact moet voldoen aan de plaatselijke wet- en regelgeving maar ook aan de Nederlandse wet- en regelgeving op het gebied van interlandelijke adoptie. Dit brengt onder andere met zich mee dat de ouder(s) of de verzorgers van het kind op een deugdelijke manier afstand doen van het kind en dat er geen sprake mag zijn van mensen die aan de adoptie veel geld verdienen .’ Dit onderzoek wordt door één van de Nederlandse vergunninghouders gedaan.

Weer een ander zal zeggen dat ondanks het feit dat er eerst in het buitenland al een adoptieprocedure gevoerd is, dit in Nederland eigenlijk weer opnieuw moest gebeuren. Op zich kan dit kloppen. Als een adoptie namelijk uitgesproken is door een land dat niet aangesloten is bij het Haags Adoptieverdrag dan wordt deze adoptie doorgaans niet in Nederland erkend en moet de Nederlandse rechter een uitspraak doen. Als er sprake is van een zwakke adoptie in een verdragsstaat moet deze zwakke adoptie in Nederland alsnog omgezet worden in een sterke. Een zwakke adoptie betekent dat de familierechterlijke betrekkingen met de oorspronkelijke ouders zijn blijven bestaan.

 

9. Kosten interlandelijke adoptie

Er zijn verschillende kosten te onderscheiden: Allereerst zijn daar de kosten van de voorlichtingsbijeenkomst door het bureau VIA. Deze kosten bedragen ongeveer €340,- per echtpaar. Vervolgens zijn daar de kosten voor de adoptieprocedure, afhankelijk van het land van herkomst en de bemiddelende organisatie (vergunninghouder): deze kosten liggen tussen de €6800,- en €16.000,-. Vaak komen hier nog de reis- en verblijfkosten bovenop. Sommige landen eisen dat adoptiefouders meerdere weken in het adoptieland verblijven.

Als er nog een adoptie-uitspraak naar Nederlands recht nodig is, komt er nog rond de €450,- bij.

In het jaar dat de kosten betaald zijn komen veel van deze kosten voor belastingaftrek in aanmerking onder de post Buitengewone Lasten.

 

10. Klachtencommissie interlandelijke adoptie

Op 1 april 2000 is de klachtencommissie vergunninghouders van start gegaan. De commissie adviseert naar aanleiding van klachten van particulieren over gedragingen van instellingen aan wie, op grond van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie, vergunning is verleend om te bemiddelen bij interlandelijke adoptie. Na ontvangst van een advies handelt de vergunninghouder de klacht zelf af. De klachtencommissie brengt elk jaar verslag uit van haar werkzaamheden.

 

11. Afstand

Het doen van afstand is in Nederland juridisch niet geregeld. Feitelijk gebeurt het wel en krijgt het met name haar effect als het kind door nieuwe ouders wordt geadopteerd. Afstandsbemiddeling is aldus Van der Linden ‘nog slechts toegestaan aan de Raad voor de kinderbescherming en daartoe door de Raad gekwalificeerde organisaties. Daartoe behoren op dit moment de FIOM-bureaus en de Vereniging tot Bescherming van het Ongeboren Kind.’

De Stichting Afstandsmoeders behartigt de belangen van de afstandsmoeders. Zij stelt dat het afstand doen van je kind geen momentopname is, maar een proces dat een levenslange invloed heeft. Niet alleen op de vrouwen die afstand doen maar ook op de afgestane kinderen, op adoptiefouders en op de omgeving van deze partijen. Volgens haar zienswijze worden de gevolgen van het afstand doen tot op de dag van vandaag onderschat. De beslissing tot adoptie is volgens deze Stichting één van de mogelijkheden als de stap tot het afstand doen is gezet. Maar het plaatsen in een kindertehuis of een pleeggezin zijn bijvoorbeeld andere mogelijkheden. De Stichting Afstandsmoeders is niet zonder meer tegen adoptie, maar zij erkent dat het een oplossing kan zijn in een niet optimale omstandigheid. Door adoptie wordt weliswaar de juridische band met de biologische ouders verbroken, maar de bloedband blijft in stand, ook al komen er tussen de nieuwe ouders en het afgestane kind familierechterlijke betrekkingen tot stand. De Stichting vindt dat vanuit deze natuurlijke verbondenheid tussen moeder en kind een hereniging, in welke vorm dan ook, altijd mogelijk blijven. Voorwaarde is dat de wens tot contact door zowel de moeder als het kind wordt gekoesterd. Om dit contact mogelijk te maken moeten er zo min mogelijk belemmeringen van juridische en procedurele aard worden opgeworpen. Vanuit deze visie op afstand en adoptie neemt de stichting deel aan overleg met andere organisaties op het terrein van afstand en adoptie.

Voor juridische informatie over afstand wordt verwezen naar datgene wat in het hoofdstuk ‘opvoedingsproblemen en gezagscrisis’ wordt beschreven.

 

12. Wetenswaardigheden

Stichting Möbius behartigt de belangen van in Nederland geboren adoptiekinderen. Het gaat om Nederlands geadopteerden die behoefte hebben aan contact met lotgenoten, te wijzen op de mogelijkheden via stichting Möbius dat contact te leggen. Belangrijk daarbij is het doorbreken van het taboe een Nederlands geadopteerde te zijn en waar dat wenselijk is de onzichtbaarheid van Nederlands geadopteerden op te heffen. Ook het meedenken en -praten over beleidszaken en het bevorderen van wetenschappelijk onderzoek is van belang. De stichting vormt tevens een aanspreekpunt voor contacten van buitenaf teneinde in openbare discussies een stem te hebben en een aanspreekpunt te zijn voor adoptieouders met minderjarige geadopteerde kinderen waar dat wenselijk is.

 

Verbonden door Adoptie: Verbonden door adoptie is in 1998 gestart als een landelijk samenwerkingsproject van de Stichting Ambulante Fiom en de Vereniging Wereldkinderen. Het project vindt regionaal plaats en bestaat uit een cyclus van thema-avonden rondom afstand en adoptie. Direct betrokkenen staan hierbij centraal: afstandsmoeders, geadopteerden en adoptie-ouders. Samen vormen zij de "adoptie-driehoek".

De avonden beginnen met een video-documentaire of inleiding. Na de pauze worden aan een panel van direct en beroepsmatig betrokkenen vragen voorgelegd uit het publiek. De ervaringen van alle partijen krijgen aandacht. In de discussie die dan volgt, krijgen ervaringen van alle partijen de aandacht. Belangstellenden worden ook nadrukkelijk uitgenodigd voor alledrie de bijeenkomsten.

De avonden zijn bedoeld voor afstandsmoeders, geadopteerden, adoptie-ouders, familieleden en andere belangstellenden, alsmede ook beroepsmatig betrokkenen.

 

Het adoptiecentrum van de Univeristeit van Utrecht organiseert gespreksgroepen voor uit het buitenland geadopteerde adolescenten (jongeren tussen de 15 en 20 jaar)

 

De Stichting Afstandsmoeders: De stichting is een platform voor afstandsmoeders waar zij hun ervaringen kunnen uitwisselen. Door het contact met elkaar kunnen zij zich sterker voelen naar de buitenwereld, waar nog vaak onwetendheid en onbegrip bestaat.

Door landelijke contactdagen te organiseren, maar ook door regionale netwerken te ontwikkelen worden vrouwen in de gelegenheid gesteld om met elkaar in contact te komen.

Door contacten te leggen en in overleg te treden met diverse hulpverlenende instanties en belangenorganisatie voor afstand en adoptie, probeert de stichting de afstandsmoeders zichtbaar te maken en hun positie te verbeteren.

 

Folders Justitie
- Huwelijk en adoptie. Wijzigingen in het familierecht (beroepseditie), maart 2001
- Adoptie van een kind in Nederland, maart 2001-10-31
- Klachtenregeling vergunninghouders interlandelijke adoptie, maart 2000
te bevragen bij Postbus 51 Infolijn, tel. 0800-8051

 

13. Wetgeving

Boek 1 Burgerlijk Wetboek :
Titel 12 adoptie: Art. 1 :227-232 BW

Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (Stb. 1988, 566). Laatst gewijzigd bij Stb. 2001, 128.

Besluit opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (Stb, 1989,262). Laatst gewijzigd bij Stb. 1998, 388

Uitvoeringswet Verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie, mei 1998, laatst gewijzigd bij Stb. 1999, 30

Besluit klachtencommissie vergunninghouders interlandelijke adoptie, maart 2000

Besluit inzake het onderzoek naar buitenlandse contacten van aspirant-adoptiefouders 1995, Laatst gewijzigd bij Stb. 1998, 388

Wet van 21 december 2000 tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (adoptie door personen van hetzelfde geslacht) Stb 2001, 10

 

14. Literatuur

J.E. Doek en P. Vlaardingerbroek, Jeugdrecht en jeugdhulpverleningsrecht, ’s-Gravenhage: Elsevier 2001

R. Hoksbergen en H. Walenkamp, Adoptie: een levenslang dilemma, Houten: Bohn Stafleu Van Loghum, 2000.

http://www.freya.nl/frboek1.htm
Op deze site staan veel verwijzingen naar allerhande literatuur.
Lastig is het dat het meestal literatuur betreft van voor 1998.

 

15. Adressen

Ministerie van Justitie
Directie Voorlichting, in- en externe communicatie
Postbus 20301
2500 EH Den Haag
tel. 070 - 370 68 50 (9.00 - 17.00)
E-mail: voorlichting@best-dep.minjust.nl
Immigratie- en Naturalisatiedienst
Afdeling Communicatie
Postbus 30125
2500 GC Den Haag
Directie Jeugdbescherming en Reclassering
Postbus 20301
2500 EH Den Haag
tel. 070 - 370 62 46 (10.00 - 12.00 uur)
VIA Bureau Voorlichting Interlandelijke Adoptie
Postbus 290
3500 AG Utrecht
Oude Gracht 161
3511 AL Utrecht
tel. 030 - 232 16 40
Werkverband Adoptie Nazorg
Stichting WAN
Postbus 290
3500 AG Utrecht
Oude Gracht 161
3511 AG Utrecht
tel. 030 – 232 18 28
Vereniging Wereldkinderen
Riouwstraat 191
2585 HT Den Haag
tel. (070) 350 66 99
fax (070) 354 78 67
info@wereldkinderen.nl

Adoptievereniging der Gereformeerde Gezindte
H. Top
Steneveld 32, 6715 HB Ede
telefoon: 0318 - 623045
Belangenvereniging Zelfdoeners in Adoptie
Luwte 28, 3454 TL De Meern
Telefoon: Maandag: 0113-563396, Dinsdag/woensdag 020-4083161, Donderdag/vrijdag 040-2850717
email: vandermeer@loeff.com
Gereformeerde Adoptie Vereniging
Mevrouw D.A. de Vries-Pal
Van der Schuerenmarke 14, 8016 MA Zwolle
telefoon: 038 - 4604601 (na 20.00 uur)
De vereniging wil vanuit Gods Woord, de Bijbel, voorlichting geven over interlandelijke adoptie ; is geen bemiddelende organisatie; geeft een aantal keer per jaar een periodiek uit ‘Adoptiek’ . De contributie is 60 gulden per jaar. email: edet@home.nl
website: www.adoptiek.nl

LOGA, Landelijke Oudervereniging Gezinsproblematiek Adoptie
Neerpeltlaan 27, 5628 PE Eindhoven
telefoon: 040 - 2489039
website: www.platform-scjf.nl

Werkgroep NERVA
Alleen bestemd voor leden van de Vereniging Wereldkinderen
van Dedemlaan 27, 3871 TD Hoevelaken
telefoon: 033 - 2534551

Vereniging Adoptie Belangen
Karekiet 24, 7671 LA Vriezenveen
telefoon: 0546 - 565313 (na 20.00 uur)

Stichting Ambulante Fiom
Hulp bij ongewenste kinderloosheid, ouderschap, afstand en adoptie.
Kruisstraat 1, 5211 DT 's Hertogenbosch
telefoon: 073 - 6128821
email: centraal.buro@fiom.nl
http://www.fiom.nl/

Stichting International Social Service
Hulp bij internatioanle vragen ten aanzien van spciaal-juridische problematiek.
Kruisstraat 1, 5211 DT 's Hertogenbosch
telefoon: 073 - 6911450 (9.00 - 13.00 uur)
email: iss.nederland@planet.nl

Stichting Afstandsmoeders
Postbus 157
6000 AD Weert
Telefoon:06-20010856

VBOK (Vereniging ter Bescherming van het Ongeboren Kind)
Postbus 559,
3800 AN Amersfoort
tel. 033 460 50 70
http://www.vbok.nl/

 

16. Internet

http://www.adoptie.net/
adoptie Trefpunt, een informatie- en ontmoetingsplek voor hen die zich betrokken voelen en zijn bij adoptie

http://www.adoptieweb.nl/
dit is de site waar gezinnen terecht kunnen met vragen over adoptie.

http://www.adoptie.nl/
de website van Bureau Voorlichting Interlandelijke Adoptie. Bureau VIA geeft voorlichting over adoptie aan mensen die voor het eerst een kind uit het buitenland willen adopteren en verder aan iedereen die vragen heeft over adoptie. We doen dat in opdracht van het Ministerie van Justitie, en zijn daartoe als enige organisatie in Nederland bevoegd.

http://www.adoptie.com/
een nieuwe site, met veel informatie betreffende de adoptie

http://adoptie.pagina.nl/
op deze pagina is er van alles over adoptie te vinden. Het betreft een startpaginadochter. Er is juridische informatie te vinden; Informatie over adoptie betreffende de verschillende landen. Boeken; financiële adoptie en forums, zodat er door adoptieouders gechat kan worden.

http://www.afstandsmoeders.nl/
De Stichting Afstandsmoeders behartigt de belangen van afstandsmoeders dmv lotgenoten-contact en doorverwijzing naar hulpverlenende instanties

http://www.wereldkinderen.nl/
adoptie via vergunninghouder Wereldkinderen

http://www.minjust.nl/a_beleid/fact/adoptie_nederland.htm
deze site bevat informatie van het ministerie van Justitie over adoptie van een kind in Nederland

http://home-3.worldonline.nl/~mobius/
zie voor verdere informatie onder wetenswaardigheden

http://www.adoptie.nl/vadoptieorg.html
een aantal ‘andere organisaties’ die actief zijn op het gebied van (interlandelijke) adoptie