Hoofdstuk II

De ambten van de kerk

II. De dienaren des Woords

Artikel
17 [22]

1. Indien een dienaar des Woords tenminste veertig jaar zijn ambt vervuld heeft dan wel de zeventigjarige leeftijd bereikt heeft, of door ziekte of invaliditeit niet langer in staat is zijn taak te verrichten, en hij of zijn kerkeraad een aanvrage bij de classis indient zal hij, overeenkomstig de door de generale synode vastgestelde bepalingen, door de classis met de medewerking en het goedvinden van de daartoe door de particuliere synode aangewezen deputaten emeritus verklaard worden en als zodanig de eer en de naam van een dienaar behouden.
2. De kerk waaraan hij verbonden is, zal, overeenkomstig de door de generale synode vastgestelde bepalingen, in zijn onderhoud blijven voorzien en na zijn overlijden ook in het onderhoud van de door hem nagelaten weduwe en wezen.
3. Het in lid 2 bepaalde geldt eveneens voor het onderhoud van de weduwe en wezen van een dienaar des Woords, die vóór het verkrijgen van zijn emeritaat is overleden.