III. De tucht

Tucht over ambtsdragers

Wanneer een ambtsdrager een onschriftuurlijke leer brengt of een andere openbare grove zonde bedrijft, zal hij door de kerkeraad in zijn dienst worden geschorst of daarvan worden afgezet.
De schorsing van een predikant zal, evenals de schorsing en de afzetting van een ouderling of diaken, plaatsvinden in overeenstemming met het advies van een naburige gemeente.
Afzetting van een dienaar des Woords zal slechts plaatsvinden na instemmend advies van de regionale vergadering, die daarbij zal worden bijgestaan door afgevaardigden van een naburige regionale vergadering. Bij verschil van gevoelen tussen genoemde instanties zal het oordeel van de landelijke vergadering worden gevraagd.
Van schorsing en afzetting zal mededeling worden gedaan aan de gemeente, met het oog op haar instemming.