Weerwoord op kritiek
Genre: Bladartikel
|74|
Er worden door dr. Anderson enkele sterke uitdrukkingen gebruikt om mijn artikelen over de relatie man-vrouw in kerk en maatschappij te (dis) kwalificeren. Zo word ik, ietwat verhuld, voorgesteld als een Korach van de 21e eeuw, die protesteert tegen wat God geregeld heeft. Niet een prettige manier om van gedachten te wisselen. Bovendien moet ik nu leven met de gedachte dat elk moment de aarde me kan verzwelgen.
Verder: ik heb het probleem, waarover ik schreef, veel minder nauw aan het regeerambt verbonden dan dr. Anderson doet. Dat was terecht. Dr. Anderson schrijft: ‘In 1 Kor. 14: 37 horen wij dat vrouwen gedurende de samenkomsten moeten zwijgen en niet mogen spreken’. Paulus heeft het daar niet over ambten. Het is zelfs de vraag of er in de gemeente van Korinte al ambten waren. Hij schrijft: ‘Als zij (de vrouwen in de gemeente van Korinte) iets willen leren, moeten ze het thuis aan hun man vragen’. ‘Willen leren’ betekent niet: ‘willen onderwijzen’, maar ‘onderwezen willen worden’ en daartoe een vraag stellen. Ze mogen niet eens vragen stellen, zo blijkt uit de context. Is vragen stellen in de gemeentelijke samenkomsten soms ambtelijk optreden of ambtelijk gezag niet eerbiedigen?
En dan de manier waarop dr. Anderson mijn gebruik van Gal. 3, 28
mistekent. Ik heb duidelijk geschreven (wat dr. Anderson niet
vermeldt), dat de uitdrukking van Paulus dat (in Christus) er
geen slaven of vrijen meer zijn, niet, althans niet in de eerste
plaats, een uitspraak is die op maatschappelijke verhoudingen
slaat of daarvoor bedoeld is. Ik schreef dat het in Gal. 3, 28 in
de eerste plaats gaat om een religieuze positiebepaling. Daarmee
heb ik de retorische context verdisconteerd, waarvan dr. Anderson
zegt dat ik die verwaarloosd heb.
Ik schreef slechts dat het niet anders kan of de uitspraak van
Paulus in Gal. 3, 28 zal ook maatschappelijke relevantie krijgen.
Ik heb er geen program van Paulus en geen uitgangspunt voor mijn
betoog van gemaakt. Er kon een regeerambt worden toevertrouwd aan
een slaaf die in het maatschappelijk leven zijn baas moet
gehoorzamen. Dat gaat toch schuren. Een uitspraak als ‘in
Christus zijn er geen slaven of vrijen’ en de situatie die dat
kan meebrengen in de gemeente, zal een maatschappelijke
relevantie krijgen. Daarom heb ik die uitspraak genoemd: dynamiet
onder de slavernij. Dr. Anderson brengt hier niets zinnigs
tegenin. Hij maakt daar alleen, naar mijn oordeel, wat
kleinerende opmerkingen over.
Er staat in 1 Tim. 2, 11vv, dat een vrouw zich gehoorzaam en
bescheiden moet laten onderwijzen. Er is in de context geen
sprake van regeer- of leerambt.
De regel van 1 Tim 2, 11-14 en die van 1 Kor. 14, 34-35 komen
naar mijn inzicht precies op hetzelfde neer.
Het heel simpel samen te vatten onderwijs van Paulus aan de
gelovigen van die tijd was: vrouwen moeten zwijgen in de
samenkomsten, van welke aard die ook zijn; ze moeten zich daar
door (de) mannen laten onderwijzen, in stilte en in
onderdanigheid. En hebben ze vragen, dan moeten ze die thuis aan
haar echtgenoot stellen.
Wie nu, zoals dr. Anderson dat doet, de zaak
|75|
beperkt tot de houding van vrouwen tegenover de ambtsdragers, toont niet de juiste eerbied voor de bijbel, want hij houdt zich niet aan de inhoud van de besproken passages. Die maakt het zich veel te gemakkelijk.
Uitermate slordig en misleidend vind ik de opmerkingen van dr.
Anderson over ‘het knip-oogje’ dat ik Paulus zou laten geven. Hij
stelt het nota bene zo voor dat ik van de regel van 1 Kor. 14 en
van 1 Tim. 2 betreffende het vereiste gedrag van vrouwen in die
tijd, heb gezegd dat Paulus die niet serieus bedoelde. Laat ik nu
nog helderder zeggen: een vrouw moest zich inderdaad gehoorzaam
en bescheiden, onderdanig en in stilte laten onderwijzen, en
zwijgen in de gemeente. Dat meende Paulus. Daar stond hij voor.
Daar stond hij op.
Maar ik zeg erbij: De Heer van de kerk vond die regels nodig in
Paulus’ tijd. Maar dat betekent nog niet dat Hij die regel voor
alle tijden nodig vindt.
Want Adam werd als eerste geschapen, pas daarna Eva. En niet
Adam werd misleid, maar de vrouw; zij overtrad Gods
gebod.
Slechts van die uitspraken heb ik gezegd dat
Paulus ze m.i. niet ernstig bedoeld kan hebben als argumenten.
Als iemand tegen mij zou zeggen: denk er aan: Adam werd eerst
geschapen, pas daarna Eva, zou ik kunnen reageren met Dat zegt op
zichzelf niets. Het andere argument dat Paulus noemt, is ook zeer
betwistbaar. Je moet de gegevens van Gen. 2 toch wel heel
gekleurd invullen als je zegt dat Adam niet werd misleid. En dan
zo exclusief: ZIJ overtrad Gods gebod. Ik aarzel niet om te
zeggen dat Paulus met dat laatste een vertekening geeft van het
vreselijk gebeuren verteld in Gen. 3. En ik denk ook dat hij dat
best wist. Als ik daarbij dan ook bedenk dat Paulus in rabbijnse
kringen is opgeleid; dat er gesteld kan worden dat de rabbijnen
ijverig en spitsvondig discussieerden over volgorde in verband
met rangorde; dat er gezegden de ronde deden als: de vrouw heeft
gezondigd en zij heeft de dood in de wereld gebracht; als de
vrouw maar wat minder praatlustig en nieuwsgierig was, waren we
nu nog in het paradijs; denk er om: de mug is eerder geschapen
dan jij; en eindeloos veel meer van dergelijke uitspraken, is het
m.i. helemaal niet spitsvondig of in strijd met de eerbied voor
de bijbel om te veronderstellen dat Paulus hier op een wat
speelse, aan de rabbijnen en aan de Joden in het algemeen
ontleende wijze, Timoteüs instrueert de vrouwen in de gemeente er
toe te brengen de patriarchale verhoudingen van hun tijd te
eerbiedigen.
Als dr. Anderson zegt dat het evengoed Paulus’ bedoeling kan zijn (geweest) te zeggen dat vrouwen na de zondeval een gepaste schaamte tot uiting behoren te brengen voor de manier waarop hun aartsmoeder in overtreding is gevallen, zou ik dr. Anderson er aan willen herinneren dat Eva ook zijn eigen aartsmoeder is, en, niet minder erg, dat Adam ook zijn aartsvader is. Hoe brengt hij een gepaste schaamte tot uiting? In elk geval niet tegenover een collega.