Overwegingen bij enkele bijbelse uitspraken over de relatie man-vrouw in kerk en samenleving 2
Genre: Bladartikel
|128|
In het vorige artikel werd duidelijk dat de wereld waarin het Nieuwe Testament staat, een mannenwereld was. Dat geldt trouwens ook voor andere culturen en kan gezien worden als een gevolg van de zondeval. Ook werd ingegaan op de betekenis van Paulus’ aanduiding ‘schande’ in 1 Kor. 11. In dit artikel wordt het beeld op die twee punten scherper gesteld.
Hardop
Als nu in 1 Kor. 14: 34-35 zou staan dat vrouwen in de
samenkomsten van de gemeente te Korinte moesten zwijgen (vs. 34),
en dus ook niet (hardop) mochten bidden of profeteren,
wanneer/waar mochten zij dan wél bidden en profeteren, zij het
dan met bedekt hoofd? We lezen in Hand 9 van ene Ananias die bij
iemand thuis kwam om een boodschap van de Heer van de kerk over
te brengen. Ananias ging op bevel van Christus naar de Rechte
Straat nummer zoveel waar Judas woonde en daar vroeg hij naar
Paulus die in dat huis verbleef. Hij ging het huis binnen en
legde Paulus de handen op en bracht de boodschap van de Heer
Jezus over. Deze Ananias wordt in Hand. 9 (en in Hand. 22: 12,
waar Paulus over deze ontmoeting met Ananias vertelt) geen
profeet genoemd, maar ‘een leerling’. Hij fungeerde wél als
overbrenger van een boodschap van de Heer van de kerk aan Paulus,
en in die zin verrichtte hij een profetische dienst.
In Hand 13: 1 lezen we dat er in de gemeente van Antiochië
profeten en leraren waren. Er worden vervolgens vijf mannen
genoemd, onder wie Paulus en Barnabas.
In Hand. 15 wordt verteld dat na de Grote Vergadering Silas en
Judas vanuit Jeruzalem naar Antiochië worden meegestuurd met
Paulus en Barnabas. Van deze Judas en Barnabas wordt verderop, in
vs. 32, gezegd dat zij beiden profeten waren.
We lezen in Hand. 11: 27v dat in Antiochië een aantal profeten
uit Jeruzalem arriveerde, van wie één, Agabus geheten, door de
Geest een zware hongersnood voorzegde, waarbij Lukas aantekent
dat die voorzegging ook is uitgekomen.
We lezen in Hand. 21 dat Paulus en zijn metgezellen onderdak
vonden bij een Filippus, ‘een verkondiger van het evangelie en
een van de zeven wijze mannen’. Deze Filippus had vier
ongetrouwde dochters, ‘die de gave van de profetie bezaten’,
Hand. 21: 9 (of anders vertaald: ‘Filippus had vier profeterende
ongetrouwde dochters’).
Ze profeteerden regelmatig.
In het huis van deze Filippus kwam een profeet uit Judea, die
Agabus heette (Hand. 21: 11). Die voorzegde dat Paulus door de
Joden in Jeruzalem zou worden vastgebonden, die hem aan de
heidenen zouden uitleveren. Het ging een weinig anders (zie Hand.
23: 6-10).
Profeten
Wat deden die profeten eigenlijk? De beide keren dat Agabus ter
sprake komt, zal het wel over dezelfde persoon gaan. Hij
voorspelde beide keren een toekomstige gebeurtenis.Wat de vier
dochters van Filippus deden, is niet bekend (dat ondanks wat De
Boer allemaal over haar meent te weten, p. 70-75). Ja,
profeteren. Maar wat was dat precies? Hun vader wordt evangelist
genoemd (in de NBV vertaald met: ‘verkondiger van het
evangelie’). Blijkbaar is wat een evangelist doet, iets anders
dan profeteren, want Filippus wordt niet ‘profeet’, of ‘een
profeterende man’ genoemd. In Caesarea was, zo vermoed ik, een
christelijke gemeente. Filippus zelf had in die stad vertoefd
(Hand. 8: 40), Cornelius woonde daar en werd er, op bevel van
Petrus, samen met anderen (Hand. 10: 44-48) gedoopt. Traden de
dochters van Filippus misschien op tijdens de bijeenkomsten van
de gemeente aldaar? Of profeteerden ze alleen binnenshuis? In het
huis van vader Filippus, zoals Agabus deed volgens Hand. 21: 11?
Of bij andere particulieren thuis? Voorspelden ze dan iets zoals
Agabus iets voorspelde? Of lichtten ze gemeenteleden thuis nader
in over (het leven volgens) het evangelie?
|129|
Onderwijzend? Of werkten ze samen met vader Filippus? In Hand.
13: 1 staan profeten en leraren in één adem genoemd. Onder hen
staat Paulus vermeld. Was Paulus nu een profeet of een leraar? Of
beide?
Terecht zegt Dr. R. Dean Anderson bij zijn verklaring van 1 Kor.
11: 2-16, dat bidden en profeteren ‘beslist niet tot erediensten
beperkt waren’ (R. Dean Anderson, 1 Korintiërs, Kok
Kampen, 2008, p. 148; vergelijk p. 215). Dat blijkt onder meer
uit de genoemde gegevens uit Handelingen.
Eenmansbediening?
Dit alles breng ik ter sprake bij 1 Kor. 11: 5 waar het gaat over
een vrouw die bidt of profeteert, een verschijnsel dat Paulus op
zichzelf niet afkeurt. Stond in Joël 3 niet reeds dat zonen en
dochters zouden profeteren? (zie ook Hand. 2: 17). En in 1 Kor.
14: 34 schrijft hij: vrouwen moeten gedurende uw samenkomsten
zwijgen. Er mogen van Paulus wel degelijk profeten in de
samenkomsten spreken. De samenkomsten waren geen
‘eenmansbedieningen’. Er traden dus mensen op die door de Geest
werden aangezet om te spreken, zonder een officiële functie in de
gemeente te hebben. En sommigen gingen zelfs spreken in een taal
die de Korinthische gemeenteleden niet eens konden verstaan.
Paulus stelt paal en perk aan dit wat chaotische gebeuren (niet
meer dan 2 à 3 profeten per samenkomst en ook niet meer dan 2 à 3
mensen per samenkomst die in een vreemde taal iets zeggen; en het
moet ook nog vertaald kunnen worden). Maar het gaat allemaal over
mannen. Paulus wil orde scheppen, want God is niet een God van
wanorde met de negatieve gevolgen er van: wanorde leidt tot
onvrede (zie 1 Kor. 14: 33 en 40).
In dat verband zegt Paulus dat de vrouwen gedurende de
samenkomsten moeten zwijgen. Ze mogen aanwezig zijn in de
kerkelijke ekklesia (de ‘volksvergadering’), anders dan
bij de politieke ekklesia. Maar mogen ze er helemaal
niet spreken?
Zie hierover verder in paragraaf 10.
Uit de Anchor Bible Dictionary (volume 6, s.v. ‘women’; p. 956 w) geef ik het volgende door: het Joodse geloof was overweldigend androcentrisch (letterlijk ‘manmiddelpuntig’) en patriarchaal. De Palestijnse Joodse cultuur was één van de meest patriarchale in het Middellandse Zee gebied. Huis en gezin waren fundamenteel de enige gebieden waar vrouwen een belangrijke rol konden spelen in het vroege Jodendom. Vrouwen mochten niet meegeteld worden als het ging om het aantal mensen dat aanwezig moest zijn voor een officiële synagogale bijeenkomst. Er zijn geen voorbeelden van vrouwen die de Thora voorlazen in de synagogale bijeenkomsten in Jezus’ tijd. Verschillende leraren in het vroege Jodendom keurden het af dat vrouwen (meisjes) meer religieuze opvoeding zouden ontvangen dan de meest basale. Nergens blijkt dat vrouwen volgelingen, discipelen, konden zijn van een grote leraar, laat staan met zo iemand zouden meereizen. Jezus’ relaties met vrouwen moeten radicaal hebben geleken. Toch verwierp Hij niet zonder meer de patriarchale tendens (‘Jesus can be described as a reformer of patriarchal society, but not as one who outright rejected patriarchal orientation’). Nadat alle gunstige uitzonderingen die er ook in Israël waren, zijn vermeld in dit standaardwerk, luidt de slotzin: “De overheersende indruk is: een zeer patriarchale samenleving waarin de rol en functie van vrouwen waren beperkt tot thuis en waarin hun recht om te erven, hun keus in het aangaan van relaties, hun mogelijkheid om een religieuze opvoeding na te streven en volledig deel te nemen aan het synagogale gebeuren en hun vrijheid van beweging ernstig waren beperkt.” (p. 958).
Goede naam
Vrouwen mochten wel deelnemen aan de synagogale bijeenkomsten,
maar alles duidt er op dat ze daar moesten zwijgen. En dat
begreep en billijkte men algemeen in de Grieks-Romeinse wereld.
Dat vond men gepast. Als vrouwen wel zouden spreken in de
synagogale bijeenkomsten, zou men dat onfatsoenlijk hebben
gevonden. In heel de toenmaals bekende wereld. In de mannenwereld
van na de zondeval. Zie wat Paulus zegt in 1 Kor. 14: 35:
‘...want het is een schande voor een vrouw als ze tijdens een
ekklesia spreekt’. Precies, dat vonden alle Joden ook,
en van de heidenen mochten ze niet eens aanwezig zijn in een
ekklesia. Niemand hoeft te denken dat Paulus dingen zal
toestaan in de christelijke gemeenten, die het evangelie, die
Christus, die de gemeenten een slechte naam bezorgen.
Maar hoe denkt de Heer van de kerk, Christus Jezus dan over het
spreken van vrouwen in de ekklesia? Hij heeft door zijn
Geest Paulus deze dingen laten opschrijven en verordineren. En
men had zich daaraan te houden (zie vs. 36-38). Maar niet om een
andere reden dan er staat: vermijd schande te brengen over de
gemeente, het evangelie, de Christus. Er staat niet dat het de
wil van God en van Christus is dat vrouwen te allen tijde, tot
aan de jongste dag, zullen zwijgen in de ekklesia. Ze
moesten toen en daar, in de tijd en in het werkgebied van Paulus
zwijgen omwille van de goede naam van het evangelie.
Ze moeten ondergeschikt blijven, zegt Paulus in 1 Kor. 14: 34. Zo
was toen de samenleving geordend. Ander gedrag zou leiden tot
schande en schade. Paulus zegt er bij: zoals ook in de wet staat
(vs. 34). Letterlijker: zoals ook de wet zegt. Welke wet?
Betekent ‘wet’ bij Paulus altijd
|130|
de decaloog? Nee. Betekent ‘wet’ bij Paulus dan altijd het hele onderwijs van het OT? Ook niet altijd. Zie bijv. Rom. 7: 1vv. Paulus spreekt de gemeenteleden te Rome aan en zegt dan: ‘ik spreek immers tot mensen die de wet kennen’. Rome was de plaats waar de wetgeving voor heel dat immense Romeinse rijk plaats vond. Daar zinspeelt Paulus naar mijn mening op: zeker in Rome zullen ze weten wat ‘wet’ is. Dan volgt een zin die werkelijk niet alleen op de Joodse wetgeving slaat, maar op elke wetgeving. Hij zegt dat de wet alleen gezag heeft over een mens zolang hij leeft. Dat is evident en geldt voor elk wet. De wet die beveelt belasting te betalen, de keizer te eren, naar Jeruzalem te gaan op pelgrimsreis, niet te stelen en de wet die huwelijkspartners aan elkaar verbindt en ga maar door. Een dode heeft daar geen boodschap meer aan en de wetten hebben geen boodschap aan een dode. De NBV: ‘in de wet staaf, is mij te sterk, omdat het de indruk wekt van een geschreven wet. De wet zegt... dat kan hier betrekking hebben op de ‘wet’ waarheen Paulus ook verwees met de uitdrukking: de natuur leert... De natuurwet die zegt dat de vrouw ondergeschikt moet blijven... ieder in die tijd en in die streken kende die ongeschreven wet. Ik denk dat Paulus op die natuurwet doelt.
Denigrerend
Of heeft hij toch de Thora op het oog? En wat dan in de Thora? Er
staat in de Thora nergens dat de vrouw ondergeschikt moet zijn
aan mannen, maar de hele Thora gaat wel uit van een
ondergeschikte positie van een vrouw. Boven zijn enkele
voorbeelden vermeld. Let wel: de Thora leert nergens dat een
vrouw minderwaardig is ten opzichte van een man. De Thora leert
nergens dat een vrouw als vrouw minder verstand heeft, minder
wilskrachtig is, minder goed kan besturen, weker is dan een man.
Ik heb iets dergelijks ook zelf nooit gemerkt. Ik ken vrouwen die
beter kunnen nadenken, beter kunnen besturen en leiding kunnen
geven dan menig man. Voor denigrerende opmerkingen over vrouwen
moet je, om een voorbeeld te noemen, bij de rabbi’s rond het
begin van onze jaartelling zijn. Volgens sommige rabbi’s hebben
vrouwen geen ziel, en moeten ze vooral de Thora niet onderwezen
krijgen, want dat vermeerdert hun giftigheid. Trouwens, Griekse
schrijvers uit de oudheid konden er ook wat van: uitermate
denigrerende opmerkingen over vrouwen en haar aanleg zijn overal
te vinden. Dergelijke dingen kun je trouwens vandaag nog wel
horen, bij Moslims (en bij Moslima’s: ‘mannen hebben nu eenmaal
meer verstand’, zeggen Moslima’s ronduit), maar ook bij
Nederlandse mannen en zelfs onder christenen. Dat leert de Bijbel
nergens. En ook de psychologie of andere menswetenschappen leren
dat niet. Al die uitspraken als: vrouwen zijn instabiel (‘varium
en mutabile semper femina’, hetgeen betekent: de vrouw is altijd
een onbestendig en veranderlijk iets), nieuwsgierig en praatziek,
kunnen geen geheimen bewaren, zijn kijfziek en jaloers, ijdel en
pronkzuchtig... Ik noem het na een lang leven van waarnemen
midden in het leven onzin. Volgens mijn ervaring zijn de deugden
en ondeugden bijzonder evenwichtig over het vrouwelijk en
mannelijk geslacht verdeeld.
Patriarchaal
De Bijbel leert ook niet dat de vrouw in de maatschappij en in de
gemeente een ondergeschikte positie moet innemen ten opzichte van
mannen. God heeft volgens Genesis 3, na de zondeval, voorzegd dat
er een voortdurende strijd zal zijn tussen man en vrouw, en dat
de man zou winnen: heerschappij uitoefenen over de vrouw. Gevolg
daarvan was onder meer de patriarchale samenleving, waarin de
vrouw een lagere maatschappelijke positie had en hield dan de
man. Met het verzet van de vrouwen daartegen. Conflictmodel in
plaats van harmoniemodel. Neem eens dit voorbeeld: tot vandaag
toe moet voor het houden van een wettige synagogale bijeenkomst
een aantal van tien mensen aanwezig zijn. Daarbij tellen vrouwen
niet mee, zoals boven al gezegd. Het voor een instantie afgelegde
getuigenis van een vrouw telt minder zwaar dan het getuigenis van
een man. In sommige gevallen zijn twee mannen voldoende voor het
formeel sluiten van een contract, maar als er geen mannen
beschikbaar zijn, kan elke man door twee vrouwen vervangen
worden! Eén tegen twee! Vrouwen zijn de hele geschiedenis door
onderdrukt, vernederd, uitgebuit, mishandeld, tegen hun zin
uitgehuwelijkt, tot prostitutie gedwongen, enz, enz. Niet overal
even erg, maar tot vandaag toe gaat het zo.
Lezen we de Thora, dan merken we, zoals reeds gezegd, dat ook in
Israël de vrouwen een ‘lagere’ maatschappelijke positie hadden
dan mannen. Dan merken we echter ook dat Jahweh die ordening niet
beveelt, maar veeleer van die door mannen ingevoerde ordening
uitgaat en daar weldadig op ingrijpt: Hij verzacht en verbetert
de positie van de vrouwen van zijn volk. Denk maar eens aan de
bepalingen die de weduwen in het volk van Jahweh beschermen en in
de bescherming van de mannen aanbevelen. Denk eens aan: eer uw
vader én uw moeder! En denk eens aan Spreuken 31!
In zo’n patriarchale samenleving werd Jezus Messias geboren en
leefde hij. En Hij heeft het voor vrouwen opgenomen. Onder de
vele voorbeelden daarvan noem ik slechts: Hij vond het niet
ongepast om in het openbaar met een vrouw te praten en haar
onderwijs te geven (denk aan de Samaritaanse vrouw). Hij heeft,
als de opgestane Heer en Meester, het eerst gebruik gemaakt van
het getuigenis van vrouwen. Die moesten aan de mannen, de
apostelen, het getuigenis brengen van zijn opstanding. Zoals uit
de Anchor Bible Dictionary boven werd weergegeven: Jezus
was wat betreft de relatie man-vrouw een hervormer!
Ik concludeer uit de forse en duidelijke taal van Paulus in 1 Kor. 14: 34-35 dat het bidden en profeteren van vrouwen waarover Paulus spreekt in 1 Kor. 11: 2-16 en dat hij niet afkeurt als het maar met gedekt hoofd gebeurt, niet een bidden of profeteren in de ekklesia kan zijn. Daarop wijzen overigens ook wel lichtelijk de woorden in 1 Kor. 11: 17. Daar is een overgang op te merken in deze woorden: ‘Nu ik u toch aanwijzingen geef: ik kan U niet prijzen om uw samenkomsten’. Paulus gebruikt in dat vers niet het Griekse woord voor ‘samenkomst(en)’, zoals de NBV doet vermoeden. In vs. 18 staat letterlijker weergegeven: wanneer jullie samenkomen in de ekklesia; terwijl de NBV dat woord ekklesia daar vertaald heeft met ‘gemeente’. Naar mijn indruk is de overgang in het Grieks iets minder duidelijk dan in de NBV is weergegeven. Maar er is een overgang! 1 Kor. 11:17 is een indicator: Paulus gaat nu (pas) spreken over samenkomsten van de gemeente. In zijn boek Zij aan Zij (De Vuurbaak, 2006) heeft dr. E.A. de Boer geen aandacht besteed aan deze
|131|
indicator en zo schrijft hij zonder enige schroom: ‘... mannen en
vrouwen nemen in de jonge kerk deel aan bidden en profeteren in
de samenkomsten’ p.77. Hij herhaalt dat enkele keren (p.
80/81).
Twee argumenten dus: 1 Kor. 14: 34-35 klinkt buitengewoon
algemeen en sterk. In 1 Kor. 11: 17 zegt Paulus met zoveel
woorden dat hij vanaf dat vers gaat schrijven over (optreden in)
de samenkomsten, hetgeen suggereert dat het in het voorgaande
niet over (optreden in) de samenkomsten gaat.
Er is wel beweerd dat het in 1 Kor. 11 gaat over charismatisch
optreden van vrouwen in de samenkomsten. Charismatisch optreden
betekent in dit verband: optreden van vrouwen in de gemeentelijke
samenkomsten niet op eigen initiatief, maar onweerstaanbaar
gedreven door de Geest. Dat is niet tegen te houden en niet te
verbieden. Dit in tegenstelling tot niet-charismatisch optreden
van vrouwen binnen de samenkomsten van de gemeente, dat Paulus
wel verbiedt, in 1 Kor. 14: 34.
Deze mening kan ik niet aanvaarden. Ik kom deze onderscheiding
niet tegen in 1 Kor. De profeten die in 1 Kor. 14 veelvuldig ter
sprake komen, of ze nu charismatisch optreden of niet, krijgen de
opdracht te stoppen met spreken als een ander als profeet iets
wil gaan zeggen (vs. 30). Er wordt van hen, volgens de NBV,
gezegd: ‘Wie profeteert heeft macht over zijn geest’ (vs. 32). Of
dit een juiste vertaling is, waag ik sterk te betwijfelen.
Echter, ook als men vertaalt zoals de Vertaling van 1951 het
heeft (en de Statenvertaling en vele andere vertalingen hebben
het ook zo) nl: ‘En de geesten der profeten zijn aan de profeten
onderworpen’. Uit vs. 30 valt de conclusie te trekken dat de
aanwijzingen voor alle profeten gelden.
De profeten weten wat ze doen en zeggen en kunnen stoppen wanneer
dat moet. Daarbij maakt Paulus geen onderscheid russen wel- en
niet-charismatisch optredende profeten. Het zou ook wel vreemd
zijn dat Paulus ordemaatregelen treft, terwijl de Geest dan die
orde zou doorbreken met charismatische profeten. Dan wordt het
immers toch wanorde!