En ondertussen een nieuwe kerkorde
Genre: Bladartikel
|133|
De samenleving verandert, de kerk verandert mee. Zeker als je kijkt naar de dagelijkse gang van zaken op de werkvloed/kerkvloer. Typisch mensen van deze tijd. Ondertussen blijft de grondslag dezelfde; Bijbel en belijdenis ondergaan hooguit een taalkundige aanpassing. Maar de manier waarop we vanuit die grondslag werken, is volop in beweging. De nieuwe kerkorde toont er de sporen van.
Er zijn er die vinden dat de nieuwe kerkorde te weinig vernieuwend is. Ze hebben bij voorbaat gelijk. Een kerkorde is wel sturend, maar niet trendsettend. Eerder trendvolgend. Dat wil echter niet zeggen dat hij altijd achteraan hinkt. Bij het ontwerpen van de nieuwe kerkorde hebben we bewust ruimte gemaakt voor nieuwe ontwikkelingen.
De wijziging die op korte termijn de grootste impact heeft, is
het vervallen van de huidige particuliere synodes. Dat maakt het
kerkverband overzichtelijker en slagvaardiger. Want het gaat om
meer dan het weghalen van een bestuurslaag. Het stimuleert de
kerken om in eigen omgeving sterker te gaan samenwerken. De
classisvergadering wint aan betekenis. Tegelijk zorgt het
wegvallen van de particuliere synode voor een meer directe
communicatie tussen de landelijke deputaten en het kerkelijk
grondvlak. In deze tijd van constante heroriëntatie is dat geen
overbodige luxe.
Een andere ‘afslankoperatie’ vindt nog dichter op dat grondvlak
plaats: de kerkenraad wordt smaller. In het vorige nummer heb ik
daar meer over geschreven. Het geeft ruimte aan de diakenen om
zich met hun specifieke taak bezig te kunnen houden, als ze
straks geen algemene bestuurstaken meer hebben. Het helpt
kerkenraden om te doen waar iedereen om vraagt, namelijk beleid
ontwikkelen. Dat verzandt namelijk niet langer in het grensgebied
tussen kerkenraad met en zonder diakenen. De ouderlingen mogen
echt voortrekkers zijn.
Verder is de kerkorde zelf ook afgeslankt. Allerlei bepalingen
die in deze tijd inder noodzakelijk lijken, zijn verdwenen of
overgeheveld naar de ‘generale regelingen’. Dit geldt met name
allerlei details rond het beroepen van predikanten of het
functioneren van kerkelijke vergaderingen, maar ook rond de
liturgie. Zulke generale regelingen kunnen gemakkelijker worden
aangepast dan de kerkorde zelf. Nieuwe mogelijkheid rond
bijvoorbeeld het predikantschap kunnen daardoor vlotter worden
verwerkt.
Nee, de kerkorde is per saldo niet korter geworden. We zijn van 84 naar 86 artikelen gegaan. Dat is onder meer te danken aan een reeks nieuwe artikelen en bepalingen die vroeger vanzelfsprekend werden geacht, maar nu met nadruk zijn opgenomen. Het zijn de passages die wel eens als ‘prekerig’ of ‘niet afdwingbaar’ zijn aangeduid.
|134|
En zeker, je kunt erover twisten of het werkelijk nodig was om in de kerkorde op te nemen dat gemeenteleden zich dagelijks bezig moeten houden met ‘bijbellezing en gebed’ en vandaaruit met ‘lied en gesprek’ (C48.1).
Maar onderken tegelijk het nut van dergelijke aanwijzingen, juist in een tijd waarin alles in beweging lijkt en niets meer vanzelf spreekt. Dan is het goed om met elkaar te blijven benoemen wat altijd al waardevol was en ook voor de toekomst waardevol blijft. Kerk zijn omvat immers meer dan een geoliede organisatie in stand houden. De kerk bestaat uit mensen die door de Geest van Christus geroepen zijn. Het is zinvol om dat maar eens hardop te benoemen, ook in je kerkordelijke beschrijving van de alledaagse praktijk. Noem het prekerig, maar dan wel een preek die de spijker op de kop slaat. Betitel het als niet afdwingbaar, maar besef dan tegelijk dat geen enkele kerkelijke bepaling hard afdwingbaar is. We zijn een gemeenschap van mensen en kerken die elkaar aansporen, elkaar vertrouwen, elkaar in Christus herkennen en elkaar in vrijwillige liefde willen dienen. Wat er ook verandert, dat zijn de principes die overeind blijven staan.
Ondertussen doet de nieuwe kerkorde meer dan alleen
vanzelfsprekendheden herhalen en andere onderdelen afslanken. In
allerlei hoofdstukken is ook iets van herbezinning merkbaar. Ik
noem als voorbeeld het hoofdstuk over de kerkelijke tucht
(hoofdstuk D). De oude procedures rond de kerkelijke tucht
blijken steeds moeizamer toepasbaar. Daardoor dreigt de
kerkelijke tucht als zodanig weg te sterven. Dat lijkt misschien
te passen bij de huidige Nederlandse samenleving, maar het is wel
funest voor het voortbestaan van de kerk. Willen we ook in de
toekomst kerk van Christus zijn, dan kunnen we niet zonder een
goede vorm van onderling toezicht.
De nieuwe kerkorde wil daaraan bijdragen door een andere insteek.
De nadruk ligt niet meer op een vaste procedure, met ‘trappen van
censuur’ en genummerde afkondigingen. In plaats daarvan komt een
opsomming van de middelen (D53) die de kerkenraad naar bevind van
zaken kan toepassen.
Verder wordt meer aandacht gevraagd voor de mondigheid van de
betrokken gemeenteleden (D54.1) en voor zorgvuldigheid in de
communicatie (D54.2). Ook de grenzen van de tucht zijn
duidelijker dan voorheen in kaart gebracht (D56). Bij dat alles
blijft doel en karakter van de tucht scherp in beeld (D51).
Al deze veranderingen zijn meer dan kosmetisch. Er komt meer
flexibiliteit en dat zorgt ervoor dat kerkenraad en gemeente de
tucht robuuster kunnen toepassen, dus niet ‘omdat het zo moet’,
maar omdat het in de gegeven situatie de juiste aanpak is.
Herbezinning is er ook in het hoofdstuk over ‘besluitvorming en rechtsmiddelen’ (hoofdstuk F). Populair gezegd gaat het hier om een uitwerking van het oude ‘art. 31’. Niet omdat dit een vrijgemaakte specialiteit zou zijn, maar omdat het een aspect betreft dat in de huidige samenleving nauw steekt. En terecht. We kunnen klagen over de
|135|
doorgeschoten individualisering, maar we mogen evengoed positief
waarderen dat er aandacht is voor rechten van de enkeling. Het is
een bijbelse wijsheid dat het recht van de zwakke niet mag worden
opgeofferd aan de belangen van grootheden.
Vandaar dat F75 een opsomming geeft van zorgvuldigheidsvereisten
in de kerkelijke rechtspraak. Deze vereisten klinken bekend voor
wie enigszins op de hoogte is van de gang van zaken in de
Nederlandse rechtbanken.
Maar het is zeker niet de bedoeling dat we ons als kerk
uitleveren aan de eisen van de moderne samenleving. Eerder
andersom: de moderne samenleving is nog steeds gestempeld door
bijbelse principes over recht doen. Juist als kerk mogen we ons
daarom sterk maken om te laten zien hoe waardevol deze principes
zijn.
Ook verder is dit hoofdstuk van grote waarde voor de kerkelijke
vergaderingen die dit recht moeten handhaven. Speciaal denk ik
nog aan het artikel over ‘bezwaar’ (F73). Zorgvuldige toepassing
hiervan kan veel kerkelijke conflicten voorkomen of vroegtijdig
beëindigen. In een volgend nummer wil ik daar nog breder op
ingaan. Al met al wil dit hoofdstuk bijdragen aan de vrede, die
we in de kerk zo hard nodig hebben om ons voor te bereiden op de
dingen die komen gaan.
Wanneer alles volop in beweging is en er zoveel verandert, is het natuurlijk de vraag of deze kerkorde lang zal meegaan. We maken ons daarover geen illusies. Wel zijn we ons ervan bewust dat de kerken niet snel opnieuw zoveel tijd en mankracht zullen steken in een project als dit. We hopen daarom een structuur te hebben neergezet die voldoende ruimte biedt voor aanpassingen. Er is een regeling voor wijziging van de kerkorde (H86.2)! We hoeven ons niet te generen om die in te zetten waar dat nodig is. Kerkordes gaan voorbij, maar de kerk van Christus blijft.